In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, de eigenaar van de pitbull genaamd [naam hond 1], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Etten-Leur, dat op 4 augustus 2015 was genomen. Dit besluit hield in dat de pitbull in beslag genomen en geëuthanaseerd zou worden indien er vóór 15 augustus 2015 geen bewijs was dat de hond door een dierenarts was geëuthanaseerd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van dit besluit toegewezen, omdat er geen concreet en actueel gevaar was voor de openbare orde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet had aangetoond dat er op het moment van het besluit sprake was van een dergelijk gevaar, aangezien het enige incident met de hond al vijf maanden eerder had plaatsgevonden en er sindsdien geen nieuwe incidenten waren geweest. Bovendien waren er minder ingrijpende maatregelen denkbaar die eerst geprobeerd moesten worden. De voorzieningenrechter heeft de burgemeester ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 980,-. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventuele bodemprocedure.