4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Alvorens zich uit te laten over de bewijsmiddelen, zal de rechtbank de feiten en omstandigheden naar voren brengen die volgens het voorliggende dossier aanleiding zijn geweest voor de verdenking tegen verdachte.
NIKE European Operations Nederland BV (hierna: Nike) heeft in februari 2012 een onderzoek ingesteld naar aanleiding van advertenties die sinds juli 2010 op de websites Marktplaats.nl en Tweedehands.nl waren verschenen, in welke advertenties vermoedelijk merkvervalste goederen van onder meer Nike werden aangeboden. De advertenties waren geplaatst door de website [naam website] .
In opdracht van Nike heeft het onderzoeksbureau [naam onderzoeksbureau] BV (hierna: [naam onderzoeksbureau] ) onderzoek verricht naar de activiteiten van personen die bij laatstgenoemde website betrokken waren. In februari en maart 2011 zijn door een medewerker van [naam onderzoeksbureau] driemaal testaankopen gedaan via het emailadres van genoemde website. Bij deze aankopen had de medewerker telefonisch contact en ontmoetingen met een man die zich [naam 5] noemde. Uit verder onderzoek zou blijken dat deze [naam 5] verdachte ( [verdachte] ) is. Verdachte zou de goederen, al dan niet bijgestaan door een ander persoon, persoonlijk afleveren. De testaankopen bleken vervalste Nike en Converse schoenen te bevatten (D-017). Voorts zijn door [naam onderzoeksbureau] observaties verricht waarbij een aantal locaties naar boven kwam waar mogelijk merkvervalste goederen werden geladen en gelost.
Nike heeft de resultaten van het verrichte onderzoek op 31 mei 2015 verstrekt aan mevrouw [naam 6] van de FIOD.
Op 13 december 2011 is door Nike aangifte gedaan van overtreding van artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht, waarna op 14 december 2011 [naam 7] als security manager van Nike als getuige is gehoord.
De FIOD heeft vervolgens vanaf december 2011 aan de hand van het eerdere onderzoek van Nike onderzoek verricht naar locaties waar merkvervalste goederen zouden zijn gelost en geladen en de daarbij betrokken personen. Bij het door de FIOD verrichte onderzoek, waarbij observaties hebben plaatsgevonden, zijn naast verdachte onder andere de medeverdachten [naam medeverdachte] en [naam 4] in beeld gekomen. Op 29 maart 2012 en op
17 april 2012 hebben doorzoekingen plaatsgevonden op verschillende locaties waar mogelijk merkvervalste goederen zouden zijn opgeslagen. Voorts is op 4 juli 2011 op een parkeerplaats aan de A-16 beslag gelegd op een hoeveelheid Nike schoenen die merkvervalst zouden zijn. Daarnaast is op 23 december 2011 een doorzoeking geweest in opslagruimtes in Deventer en is op een onbekende datum in Düsseldorf (Duitsland) een inbeslagname geweest van mogelijk merkvervalste goederen. In de tenlastelegging worden deze locaties genoemd in feit 1 onder A tot en met M.
Het verweer over de rechtmatigheid van het bewijs
Alvorens de feiten te bespreken die aan verdachte zijn ten laste gelegd, zal de rechtbank het in alle zaken gevoerde verweer bespreken dat het bewijs in onderhavige zaak onrechtmatig zou zijn verkregen.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier volgt dat Nike steeds uit eigen beweging de FIOD heeft voorzien van informatie over de door haar verrichte opsporingsactiviteiten. Nog daargelaten dat door de verdediging niet is gesteld dat de opsporingsactiviteiten van Nike inbreuk hebben gemaakt op enig recht van verdachte, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier ook niet dat de FIOD de opsporingsactiviteiten van Nike heeft geïnitieerd dan wel gefaciliteerd. Er heeft weliswaar schriftelijk en mondeling contact plaatsgevonden tussen Nike en de FIOD, maar niet aannemelijk is geworden dat de FIOD bijvoorbeeld instructies aangaande de wijze van opsporing aan Nike heeft gegeven of dat de FIOD technische hulpmiddelen ten behoeve van het opsporingsonderzoek door Nike aan haar ter beschikking heeft gesteld.
Aldus wordt het verweer van de verdediging op dit punt verworpen. De rechtbank concludeert dat het bewijs in onderhavige zaak op rechtmatige wijze is verkregen.
Feit 1
Onder dit feit wordt verdachte verweten, al dan niet tezamen en in vereniging met anderen, strafbare handelingen (zoals genoemd in de delictomschrijving van artikel 337 Sr) te hebben verricht ten aanzien van merkvervalste goederen die op de locaties genoemd onder A tot en met M zijn aangetroffen.
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 1 genoemde verwijten onder H, I, J, K en M, nu voor deze feiten ófwel een aangifte of een rapport ontbreekt waaruit blijkt dat de goederen die op de aldaar genoemde locaties zijn aangetroffen, merkvervalst zijn (te weten de locaties H, J en K) ófwel omdat niet gebleken is dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de goederen die op de betreffende locaties (locaties I en M) zijn aangetroffen.
In de tenlastelegging onder feit 1 wordt verdachte naast het verrichten van handelingen die genoemd zijn in de delictomschrijving van artikel 337 Sr, ten aanzien van merkvervalste goederen op genoemde locaties onder A tot en met M, ook verweten dat hij met betrekking tot andere hoeveelheden van merkvervalste goederen genoemde handelingen heeft verricht. Nog daargelaten dat, gelet op de omvang van het dossier, niet direct duidelijk is op welke goederen de tenlastelegging hier ziet, heeft de officier van justitie zich in haar requisitoir ook beperkt tot de goederen die zijn aangetroffen op de locaties A t/m M en heeft zij niet een bewezenverklaring gevraagd ten aanzien van elders aangetroffen merkvervalste goederen. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet beoogd heeft een bewezenverklaring terzake dat onderdeel te verkrijgen. Gelet hierop dient ook vrijspraak te volgen ten aanzien van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op elders dan op de locaties A tot en met M aangetroffen goederen.
De resterende verwijten betreffen derhalve de verwijten zoals die onder de locaties genoemd onder A tot en met G en L zijn omschreven.
De rechtbank zal per locatie aangeven of de aldaar aangetroffen en inbeslaggenomen goederen daadwerkelijk zijn onderzocht op merkvervalstheid, of die goederen vals zijn en zo ja, wat de rol van verdachte is bij de op die betreffende locatie aangetroffen merkvervalste goederen. Vervolgens zal de rechtbank de rol van verdachte bij de onderzochte handel in merkvervalste goederen nader bespreken.
-
Locatie A (parkeerplaats A-16)
Op 4 juli 2011 is door de politie op de parkeerplaats naast de autosnelweg A16, hectometerpaal 42,7 R, gelegen binnen de gemeente Dordrecht een onderzoek ingesteld naar de inhoud van een bedrijfsauto van het merk Fiat, type Ducato, bestuurd door een persoon, zijnde medeverdachte [naam 4] . In de laadruimte van deze Fiat Ducato werd een grote hoeveelheid dozen aangetroffen. Tijdens de inspectie van de Fiat Ducato door de verbalisanten kwam een persoon aanlopen, zijnde verdachte, die zich legitimeerde met zijn rijbewijs en die zei de eigenaar van de lading te zijn. Verdachte verklaarde dat de lading bestond uit schoenen die hij gekocht zou hebben. Verdachte verklaarde voorts dat hij geen documenten van de lading had en ook geen rekening van de schoenen. Bij het openen van de dozen bleek de lading te bestaan uit schoenen voorzien van het merk Nike (hierna: Nike schoenen). Verbalisant [naam 8] , die geen deskundige was, twijfelde op grond van de kwaliteit van de schoenen aan de echtheid ervan. Deze schoenen zijn in beslag genomen en op 29 juli 2011 onderzocht door [naam 9] , een medewerker van de stichting [naam stichting] . Het betroffen 120 paar Nike schoenen.
Genoemde [naam 9] verklaart in zijn rapportdat [naam 8] hem op 29 juli 2011 120 paar dozen inhoudende Nike sportschoenen toonde. [naam 9] heeft de schoenen op diverse echtheidskenmerken onderzocht. De barcodes op de doos waren allemaal hetzelfde, de zool in de schoenen was niet met een kartelrand, wat wel behoort te zijn. Tevens hadden de schoenen van hetzelfde paar ook hetzelfde nummer op de tong van de schoen. Dit moeten twee verschillende nummers zijn. Voorts waren de dozen per 12 verpakt in een grote neutrale doos, niet zoals Nike deze aan de klant verstuurt. Op grond van dit alles concludeert [naam 9] dat deze schoenen niet echt zijn.
Op grond van de gang van zaken, te weten het op 29 juli 2011 tonen door verbalisant [naam 8] aan [naam 9] van 120 paar Nike schoenen, overeenkomend met het aantal inbeslaggenomen Nike schoenen dat op 4 juli 2011 was aangetroffen in de Fiat Ducato, en de controle op 29 juli 2011 van [naam 9] van deze 120 paar schoenen, is de rechtbank van oordeel dat de op 29 juli 2011 onderzochte 120 paar Nike schoenen de schoenen zijn die op 4 juli 2011 in de Fiat Ducato zijn aangetroffen. Gelet op de bevindingen van [naam 9] stelt de rechtbank vast dat de op 4 juli 2011 door de KLPD in Dordrecht in beslag genomen 120 paar schoenen voorzien van het merk NIKE namaak zijn.
Op 11 augustus 2011 is door de coöperatieve vereniging [naam stichting] aangiftegedaan van genoemd feit, waarbij is opgemerkt dat Nike Europe BV lid dan wel opdrachtgever van [naam stichting] is. De aangifte heeft betrekking op vervalsingen van het beschermde merk en logo NIKE. Het merk NIKE is geregistreerd in de zin van het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (BVIE) of Verordening (EG) 40/1994 inzake het Gemeenschapsmerk. Dit merk is tenminste geregistreerd voor de klasse 25, te weten die voor schoeisel. Krachtens deze registratie is de merkhouder (en licentiehouder(s)) exclusief gerechtigd om genoemd merk in Nederland te voeren.
Voor de vaststelling dat genoemde op 4 juli 2011 door de KLPD in Dordrecht in beslag genomen 120 paar schoenen voorzien van het merk NIKE namaak zijn, wordt een aantal criteria gehanteerd die als volgt zijn toegelicht:
- Alle goederen waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo’s dan wel vertonen daarvan slechts een geringe afwijking.
- De coderingen van de schoenen zijn foutief weergegeven.
- De kwaliteit van de gebruikte materialen is ver beneden de kwaliteit van de originele producten.
- De afwerking van de schoenen is slecht, met name ten aanzien van de aangebrachte stiksels, de zolen van de schoen, en de afwerking van de logo’s.
- Geen enkel product zat in een originele verpakking.
Naar aanleiding van het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de op 4 juli 2011 in de Fiat Ducato aangetroffen schoenen merkvervalst zijn op de wijze zoals in de tenlastelegging van feit 1 onder A sub b en d is weergegeven. Hieruit volgt dat de rechtbank voorbijgaat aan het verweer van de verdediging dat de aangiften niet geschikt zijn om te worden gebruikt voor het bewijs. De rechtbank motiveert deze beslissing hierna verder na de behandeling van de afzonderlijke locaties.
Verdachte heeft op 4 juli 2011 over de in de Fiat Ducato aangetroffen Nike schoenen verklaarddat hij voor de hele partij 2000 euro contant heeft betaald en dat hij denkt dat ze niet echt zijn.
-
Locatie B ( [naam vestiging 1] -vestiging, [vindplaats 1] in Dordrecht)
Uit gegevens van het tussen 23 februari 2012 en 17 april 2012 op de auto Renault, type Kangoo met het kenteken [kentekennummer 1] geplaatste peilbakenkomt naar voren dat de Renault Kangoo [kentekennummer 1] op donderdag 15 maart 2012 van omstreeks 14.49 uur tot 15.08 uur in de omgeving van de [vindplaats 1] in Dordrecht is geweest. Op het adres [vindplaats 1] in Dordrecht is de [naam vestiging 1] vestiging ‘ [naam vestiging 1] ’ gevestigd.
Deze Renault Kangoo stond tijdens de periode van onderzoek op naam van verdachte.
Uit opgevraagdegegevens bij [naam vestiging 1] komt naar voren dat op 15 maart 2012 op naam van [naam 10] omstreeks 14.51 uur toegang is verkregen tot het complex met de code van unit [vindplaats 1] en dat omstreeks 15.04 uur op naam van ‘ [naam 10] ’ het complex weer is verlaten.
Op maandag 19 maart 2012 is door het observatieteam van de politie geziendat verdachte omstreeks 15.24 uur in Dordrecht een ontmoeting had met een NN man. Deze NN man reed in een zwarte Citroen Berlingo met het kenteken [kentekennummer 2] . Deze auto stond tijdens de periode van onderzoek op naam van medeverdachte [naam medeverdachte] .Verdachte reed op 19 maart 2012 in de Renault Kangoo [kentekennummer 1] . Omstreeks 17.11 uur is geziendat deze Citroen Berlingo en Renault Kangoo aankwamen bij de [naam vestiging 1] vestiging aan de [vindplaats 1] in Dordrecht en het terrein van [naam vestiging 1] opreden. De auto’s werden geparkeerd bij een loods met nummer [vindplaats 1] . Gezien werd dat verdachte de loodsdeur opende met een sleutel. Verder is gezien dat de achterdeur van de Berlingo open stond en dat daarin 3 grote bruine kartonnen dozen stonden. Door de NN man werden uit unit [vindplaats 1] 3 grote bruine, kartonnen dozen gehaald en deze dozen werden in de laadruimte van de Berlingo gezet. Hierna zijn beide voertuigen vertrokken.
Uit opgevraagde gegevens bij [naam vestiging 1] komt naar voren dat op 19 maart 2012 omstreeks 17.12 uur toegang is verkregen tot het complex op naam van ‘ [naam 10] ’ en dat omstreeks 17.17 uur met een code op naam van ‘ [naam 10] ’ het complex weer is verlaten.
Volgens de huurovereenkomstwordt unit [vindplaats 1] van voormeld complex vanaf 20 april 2011 gehuurd door [naam 10] , geb. [geboorteplaats 2] ( [geboortedatum] , [geboorteplaats 3] ), [adres 2] . Bij de huurovereenkomst is een kopie van een Duits identiteitsbewijs gevoegd van ene [naam 10] , geboren [geboorteplaats 2] , met nummer [nummer ID-kaart 1] .
Het door [naam 10] opgegeven adres [adres 2] in Zwijndrecht is een niet bestaand adres. Via www.google.nl is gezocht naar ‘ [naam 10] ’. Hier is uit naar voren gekomen dat ‘ [naam 10] ’ een fictief persoon is, waarvan de beeltenis en de gegevens sinds 1978 worden gebruikt door de Duitse autoriteiten, onder meer in verband met de afgifte van diverse identiteitsbescheiden. Het kopie identiteitsbewijs [nummer ID-kaart 1] van [naam 10] ( [geboortedatum] ), afkomstig van [naam vestiging 1] , is gelijk aan een ‘personalausweis’ met nummer [nummer ID-kaart 2] , dat is te zien op internetsite Wikipedia. Verder is de foto ook op andere identiteitsbewijzen te zien.
Op 17 april 2012 is de opslagunit met nummer [vindplaats 1] van [naam vestiging 1] , [vindplaats 1] Dordrecht, betreden ter inbeslagneming. Daarbij zijn kartonnen dozen, waarin dozen met sportschoenen zaten, aangetroffen. Deze schoenen zijn in beslag genomen.Het betroffen 458 dozen, in totaal inhoudende 5.445 paar sportschoenen voorzien van het merk NIKE.
Tevens is door [naam vestiging 1] een overzicht overhandigdwaarop te zien isdat “ [naam 10] ” vanaf 3 februari 2012 in elk geval 19 keer op het terrein is geweest, laatstelijk op 13 april 2012.
Van de aangetroffen dozen zijn, naar aanleiding van hetgeen op de dozen te lezen was, van iedere verschillende partij 2 monsters genomen. De helft van de monsters is meegenomen door de expert van [naam stichting] ten behoeve van nader onderzoek. Deze monsters zijn op een lijst vermeld.
Nike heeft aangifte gedaan van vervalsing van het merk Nike. In de aangifte is vermelddat de FIOD op 17 april 2012 bij de [vindplaats 1] te Dordrecht schoenen in beslag heeft genomen waarop Nike merken zijn aangebracht en dat Nike samples schoenen en verpakkingen heeft ontvangen die vervolgens zijn onderzocht. Bij de aangifte zijn foto’s gevoegd van de dozen waarin de onderzochte schoenen zitten en van de schoenen zelf.
De rechtbank constateert dat op de foto’s de dozen waarin de schoenen zitten, te zien zijn en dat op die dozen nummers zijn geschreven die corresponderen met de nummers van de dozen die op eerder genoemde lijst van monsters zijn vermeld. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de schoenen die door Nike onderzocht zijn daadwerkelijk behoren tot de partij schoenen die op 17 april 2012 in beslag zijn genomen in de [naam vestiging 1] -vestiging, unit [vindplaats 1] , gelegen aan de [vindplaats 1] te Dordrecht.
Nike heeft na onderzoek vastgesteld dat alle samples namaakgoederen zijn:
- het niveau van afwerking van de schoenen is lager dan van authentieke Nike schoenen;
- de verpakking is inconsistent met authentieke verpakkingen van Nike producten;
- Nike heeft op grond van haar databases vastgesteld dat securitycodes die staan vermeld op de tonglabels van de schoenen inconsistent zijn met de informatie die in de Nike databases gekoppeld is aan deze codes.
Op grond van het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de op 17 april 2012 in de [naam vestiging 1] -vestiging, unit [vindplaats 1] , aan de [vindplaats 1] te Dordrecht aangetroffen schoenen merkvervalst zijn op de wijze zoals in de tenlastelegging van feit 1 onder B sub b en d is weergegeven.
Op 21 april 2011, dus één dag nadat de huurovereenkomst is ingegaan, is gezien dat verdachte aankomt bij de [naam vestiging 1] vestiging in Dordrecht gelegen aan de [vindplaats 1] . Verdachte stapte uit de auto en ging het complex binnen.
Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaarddat hij de opslagunit aan de [vindplaats 1] in
Dordrecht kent en dat hij daar ongeveer drie keer op verzoek van verdachte met [naam 4] is
geweest om te helpen met het laden van dozen met waarschijnlijk schoenen in een Mercedes
bus.
Medeverdachte [naam 4] heeft verklaarddat hij een paar keer in een box van [naam vestiging 1] die
bij de gevangenis in Dordrecht zat, is geweest. Hij heeft uit deze box in opdracht van
verdachte en [naam medeverdachte] dozen gehaald en hij heeft ook naar deze box dozen
gebracht.
De rechtbank leidt uit het zelf raadplegen van Google-maps af dat de [naam vestiging 1] box bij de gevangenis in Dordrecht de [naam vestiging 1] box aan de [vindplaats 1] in Dordrecht betreft.
Gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte en de medeverdachten zich onder de naam [naam 10] toegang hebben verschaft tot het complex van [naam vestiging 1] aan de [vindplaats 1] in Dordrecht.
- Locatie C (opslagruimte aan de [vindplaats 2] in Schiedam)
Op 20 maart 2012 is door het observatieteam van de politie gezien dat omstreeks 11.21 uur de Mercedes Benz Sprinter met het kenteken [kentekennummer 3] , welk voertuig tijdens de periode van onderzoek op naam stond van verdachte, een terrein aan de [vindplaats 2] in Schiedam op reed, waar op dat moment ook de zwarte Citroen Berlingo, kenteken [kentekennummer 2] , van [naam medeverdachte] stond. Op het terrein stond een tiental garageboxen. Er is gezien dat verdachte op dit terrein in gesprek was met medeverdachte [naam 4] en de bestuurder van de Citroen Berlingo, medeverdachte [naam medeverdachte] . Omstreeks 14.12 uur werd gezien dat de Renault Kangoo, kenteken [kentekennummer 1] , zijnde de auto van verdachte, op het terrein van de garageboxen aan de [vindplaats 2] in Schiedam stond. Verder werd gezien dat de Mercedes Benz Sprinter, kenteken [kentekennummer 3] , op genoemd terrein stond. Er werd gezien dat, gezien vanaf de [vindplaats 2] , de 8e box van de rij garageboxen aan de linkerzijde werd geopend (3e van rechts). Vervolgens werd gezien dat er vanuit de laadruimte van de Mercedes Benz Sprinter onder andere bruine, kartonnen dozen werden gelost en in genoemde garagebox werden gezet door verdachte en medeverdachte [naam 4] . De 8e garagebox betreft de box met nummer [nummer 1] .
Op dinsdag 17 april 2012 is de achtste garagebox van links achter [naam bedrijf 1] aan de [vindplaats 2] in Schiedam betreden ter inbeslagneming. In deze garagebox werden de volgende merkvervalste goederen aangetroffen:
- 149 dozen, voorzien van opschriften waaronder een modelnummer, bevattende schoenendozen met daarin schoenen met het logo van NIKE. Van ieder modelnummer zijn uit de dozen twee monsters van schoenen genomen.
- 20 dozen bevattende portemonnees van verschillende merken en logo’s.
Ter plaatse is een onderzoek ingesteld door [naam 11] en [naam 12] , medewerkers
van [naam stichting] . Na het onderzoek deelden [naam 11] en [naam 12] mee dat de aangetroffen
voorwerpen merkvervalst waren. Van de per model genomen monsters is één monster voor
nader onderzoek ter beschikking gesteld aan [naam 11] en [naam 12] .
Nike heeft aangifte gedaan van vervalsing van het merk Nike. In de aangifte is vermelddat de FIOD op 17 april 2012 aan de [vindplaats 2] te Schiedam schoenen in beslag heeft genomen waarop Nike merken zijn aangebracht en dat Nike 17 samples schoenen en verpakkingen heeft ontvangen die vervolgens zijn onderzocht.
Bij de aangifte is een lijstgevoegd met aantallen dozen en aantallen sportschoenen Nike en portemonnees. Bij optelling komt de rechtbank tot de bevinding dat in ieder geval het in de tenlastelegging genoemde aantal van 1.778 paar schoenen van het merk NIKE, 2.500 portemonnees van het merk Louis Vuitton, 200 portemonnees van het merk Gucci, 200 portemonnees van het merk Chanel, 100 portemonnees van het merk Burberry en 100 portemonnees van het merk Hermes zijn aangetroffen.
Bij de aangifte van NIKE zijn foto’s gevoegd van de dozen waarin de onderzochte schoenen zitten en van de schoenen zelf.
De rechtbank constateert dat ten aanzien van de foto’s sprake is van 17 samples, waarbij
telkens op de dozen van deze samples een sticker zit met de tekst “Nike Air Max”, dat op
de lijstvan monsters behorende bij het proces-verbaal van de inbeslagneming van de
goederen in de garagebox aan de [vindplaats 2] in Schiedam 17 nummers worden genoemd
en dat volgens deze lijst steeds sprake is van schoenen van het merk Nike.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de schoenen die door Nike onderzocht zijn daadwerkelijk behoren tot de partij schoenen die op 17 april 2012 in beslag zijn genomen in de garagebox, gelegen aan de [vindplaats 2] te Schiedam.
[naam stichting] heeft aangiftegedaan van vervalsingen van de merken Burberry, Chanel, Gucci,
Hermes en Louis Vuitton. Deze merken zijn geregistreerd van de klasse 18, te weten die
voor portemonnees. Krachtens deze registraties zijn de merkhouders (en licentiehouders)
exclusief gerechtigd om de genoemde merken in Nederland te voeren. In de aangifte is vermeld dat de FIOD op 17 april 2012 aan de [vindplaats 2] te Schiedam goederen in beslag heeft genomen waaronder 2.500 stuks portemonnees van het merk Louis Vuitton, 200 stuks portemonnees van het merk Gucci, 200 stuks portemonnees van het merk Chanel, 100 stuks portemonnees van het merk Burberry en 100 stuks portemonnees van het merk Hermes. De FIOD heeft op 17 april 2012 aan [naam stichting] monsters van de betreffende producten getoond. De heer [naam 11] , controleur bij [naam stichting] , heeft vervolgens vastgesteld dat deze producten vervalsingen zijn van producten van de benadeelden. Voor deze vaststelling heeft hij een aantal criteria gehanteerd die hij als volgt heeft toegelicht:
- Alle goederen waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo’s dan wel vertonen daarvan slechts een geringe afwijking.
- De coderingen van de schoenen zijn foutief weergegeven.
- De kwaliteit van de gebruikte materialen is ver beneden de kwaliteit van de originele producten.
- De afwerking van de schoenen is slecht, met name ten aanzien van de aangebrachte ritsen, de stiksels en de afwerking aan de binnenkant.
- Geen enkel product zat in een originele verpakking.
Naar aanleiding van het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de op 17 april 2012 in de garagebox aan de [vindplaats 2] in Schiedam aangetroffen schoenen en portemonnees merkvervalst zijn op de wijze zoals in de tenlastelegging van feit 1 onder C sub b en d is weergegeven.
Op 24 april 2012 is met de verhuurder van genoemde garageboxen aan de [vindplaats 2]
in Schiedam, [naam 13] , een sequentiële fotoconfrontatie gehouden. De getoonde fotoselectie bestond uit 10 personen en was genummerd 40361-V01-A. [naam 13] heeft na het tonen van de foto’s verklaard:
“Ik denk dat het persoon van nummer 7 is, maar normaal draagt hij een bril. Hij kwam hier om de garageboxen te betalen, dit was één keer per maand. Hij betaalde deze altijd contant.”De foto met de beeltenis van verdachte was bij de fotoselectie 40361-V01-A geplaatst op nummer 7.De rechtbank leidt hieruit af dat [naam 13] verdachte heeft aangewezen als degene waarvan hij dacht dat het de persoon was die de huur voor de garagebox steeds kwam betalen. [naam 13] heeft verder nog verklaard, nadat hem was gevraagd aan wie hij de opslagbox met nummer [nummer 1] had verhuurd, dat de persoon die hij meende te hebben herkend en die hij de Aziaat noemt een kopietje heeft gebracht op wiens naam de huurovereenkomst gezet moest worden.
Gelet op de observatie van 20 maart 2012 waarbij verdachte bij het lossen van goederen in genoemde box nummer [nummer 1] is waargenomen gecombineerd met de gedeeltelijke herkenning van verdachte als de persoon die bij [naam 13] is geweest in verband met de huurovereenkomst, acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene is geweest die genoemde box met nummer [nummer 1] feitelijk huurde en gebruikte.
Medeverdachte [naam 4] heeft met betrekking tot deze garagebox verklaard dat hij daar
geweest is om dozen te brengen.
-
Locaties D t/m G (opslagruimtes [naam vestiging 1] , [adres vindplaats] in Amsterdam)
Op 10 februari 2012 is door het observatieteam van de politie geziendat de op naam van verdachte staande Mercedes Benz Sprinter met kenteken [kentekennummer 3] , welke auto eerder die dag bestuurd werd door medeverdachte [naam 4] , omstreeks 13.53 uur aankwam bij de [naam vestiging 1] -vestiging aan de [adres vindplaats] in Amsterdam en dat omstreeks 14.20 uur bruin gekleurde kartonnen dozen vanuit deze Sprinter werden gelost en de loods werden binnengereden.
Uit opgevraagde gegevensis naar voren gekomen dat op 10 februari 2012 omstreeks 14.18 uur een klant met de naam [naam 14] toegang heeft verkregen tot de [naam vestiging 1] vestiging aan de [adres vindplaats] in Amsterdam en het complex omstreeks 14.56 uur heeft verlaten. Het bijbehorende opslagunit nummer is [nummer 2] .
Uit de gegevens van het peilbaken, dat op 23 februari 2012 onder de Mercedes Benz Sprinter [kentekennummer 3] was geplaatst, komt naar voren dat dit voertuig op zaterdag 25 februari 2012 van 16.22 uur tot 16.58 uur bij genoemde [naam vestiging 1] vestiging is geweest.
Uit opgevraagde gegevens komt naar voren dat in die periode een klant met de naam [naam 14] (unit [nummer 2] ) toegang heeft verkregen tot deze [naam vestiging 1] vestiging.
Uit de gegevens van het peilbaken onder de Mercedes Benz Sprinter [kentekennummer 3] , komt naar voren dat dit voertuig ook op zondag 25 maart 2012 (van 15.43 uur tot 16.33 uur) en woensdag 28 maart 2012 (van 13.45 uur tot 13.58 uur) vermoedelijk bij [naam vestiging 1] aan de [adres vindplaats] in Amsterdam is geweest. Op zondag 25 maart 2012 is ook de Renault Kangoo [kentekennummer 1] van 15.41 uur tot 16.39 uur op deze locatie geweest.
Uit opgevraagde klantgegevens is naar voren gekomen dat op naam van [naam 14] , [naam 15] en [adres 3] in Amsterdam in elk geval vanaf 1 augustus 2011 de volgende opslagunits zijn gehuurd bij [naam vestiging 1] , [adres vindplaats] in Amsterdam: [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] .
Genoemde [naam 14] erkent dat hij deze 4 opslagunits in de zomer van 2011 heeft gehuurd voor een man die hem dat gevraagd te doen. Hij heeft er zelf nooit huur voor betaald.
Op 29 maart 2012 zijn doorzoekingen ter inbeslagneming verricht in de units [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] . Daarbij waren de heren [naam 16] en [naam 11] , controleurs van [naam stichting] , en de heren [naam 7] en [naam 17] , medewerkers van NIKE aanwezig. In de units [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] werden ongeopende kartonnen dozen met goederen aangetroffen. In unit [nummer 5] werden stapels (in plastic verpakte) spijkerbroeken aangetroffen. Van de inhoud van de units zijn foto’s gemaakt. Door de controleurs van [naam stichting] en door NIKE is vastgesteld dat er sprake is van merkvervalsing. Diverse goederen zijn inbeslaggenomen.
In unit [nummer 2]zijn onder andere 57 dozen met in elke doos 12 paar Nike schoenen (in totaal 672 paar Nike schoenen), 179 trainingspakken Adidas, 19 paar schoenen Adidas, 5.536 stuks ondergoed Bjorn Borg, 1.396 stuks ondergoed G-Star, 64 paar slippers Gucci en 14 trainingspakken Lacoste, aangetroffen.
Door Nike is aangifte gedaan van merkvervalsing van het merk Nike. De aangifte vermeldtdat de FIOD op 29 maart 2012 bij het bedrijf [naam vestiging 1] aan de [adres vindplaats] in Amsterdam in unit [nummer 2] Nike schoenen in beslag heeft genomen die vervolgens door Nike zijn onderzocht. Bij de aangifte zijn foto’s gevoegd van de dozen waarin de onderzochte schoenen zitten en van de schoenen zelf.
De rechtbank constateert dat op de foto’s de dozen waarin de schoenen zitten, te zien zijn en dat op die dozen nummers zijn geschreven die corresponderen met het nummer van opslagruimte [nummer 2] en de nummers van de dozen die op de lijst van goederen, welke lijst is gevoegd bij het proces-verbaal van doorzoeking, zijn vermeld (nrs. 1 t/m 57). Hieruit leidt de rechtbank af dat de schoenen die door Nike onderzocht zijn daadwerkelijk behoren tot de partij schoenen die op 29 maart 2012 in beslag zijn genomen in genoemde [naam vestiging 1] -vestiging in Amsterdam, unit [nummer 2] .
Nike heeft na onderzoek vastgesteld dat alle schoenen namaakgoederen zijn:
- de kwaliteit van de gebruikte materialen en het niveau van afwerking van de schoenen is lager dan van authentieke Nike schoenen;
- de kwaliteit van de verpakking van de schoenen is lager dan van authentieke verpakkingen van Nike producten;
- Nike heeft op grond van haar databases vastgesteld dat securitycodes die staan vermeld op de tonglabels van de namaakschoenen inconsistent zijn met de informatie die in de Nike databases gekoppeld is aan deze codes.
Naar aanleiding van het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de op 29 maart 2012 in de [naam vestiging 1] -vestiging, unit [nummer 2] , aan de [adres vindplaats] in Amsterdam aangetroffen schoenen merkvervalst zijn op de wijze zoals in de tenlastelegging van feit 1 onder B sub b en d is weergegeven.
[naam stichting] heeft aangiftegedaan van vervalsingen van de merken Adidas, Bjorn Borg,
G-Star, Gucci en Lacoste. Deze merken zijn geregistreerd voor de klasse 25, te weten die
voor kleding en schoeisel. Krachtens deze registraties zijn de merkhouders (en
licentiehouders) exclusief gerechtigd om de genoemde merken in Nederland te voeren.
In de aangifte van [naam stichting] is vermeld dat de FIOD op 29 maart 2012 op de locatie [adres vindplaats]
te Amsterdam, [naam vestiging 1] box [nummer 2] , goederen in beslag heeft genomen,
waaronder 179 trainingspakken en 19 paar schoenen voorzien van het merk Adidas, 5.536
stuks ondergoed voorzien van het merk Bjorn Borg, 1.396 stuks ondergoed voorzien van het
merk G-Star, 64 paar slippers voorzien van het merk Gucci en 14 trainingspakken voorzien
van het merk Lacoste.
De FIOD heeft op 29 maart 2012 aan [naam stichting] monsters van de betreffende producten getoond. De heer [naam 11] , controleur bij [naam stichting] , heeft vervolgens vastgesteld dat deze producten vervalsingen zijn van producten van de benadeelden op grond van de inferieure kwaliteit van de gebruikte materialen, de onjuiste labels en de gebrekkige afwerking van de producten. Voor deze vaststelling heeft hij een aantal criteria gehanteerd die hij als volgt heeft toegelicht:
- Alle goederen waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo’s dan wel vertonen daarvan slechts een geringe afwijking.
- De kaartlabels zijn qua kleurstelling niet origineel en de grootte ervan is niet conform de normale afmetingen.
- De wasvoorschriften zijn te klein. Daarbij zijn ze niet voorzien van de juiste merkindicaties. Tenslotte zijn de waslabels niet op de juiste wijze en plaats in de kleding aangebracht.
- De coderingen ontbreken of zijn foutief weergegeven.
- De kwaliteit van de gebruikte materialen is ver beneden de kwaliteit van de originele producten.
- De afwerking van de kledingstukken is slecht, met name ten aanzien van de aangebrachte prints, borduursels en de afwerking van de knoopsgaten en schoenzolen.
- Geen enkel product zat in een originele verpakking.
Uit het feit dat de controleurs van [naam stichting] ter plaatse waren tijdens de doorzoeking op 29 maart 2012 en dat aan de controleurs monsters van de betreffende producten zijn getoond, waarbij toen al is vastgesteld dat het ging om merkvervalste producten, naast de vaststelling van de rechtbank dat de aantallen producten zoals genoemd in de bij het proces-verbaal van doorzoeking gevoegde lijst overeenkomen met de in de aangifte van [naam stichting] genoemde aantallen producten, leidt de rechtbank af dat de goederen die door [naam stichting] onderzocht zijn daadwerkelijk behoren tot de partij goederen die op 29 maart 2012 in beslag zijn genomen in genoemde [naam vestiging 1] -vestiging in Amsterdam, unit [nummer 2] .
Naar aanleiding van het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de op 29 maart 2012 in de unit 0124 van [naam vestiging 1] aan de [adres vindplaats] te Amsterdam aangetroffen schoenen en kleding merkvervalst zijn op de wijze zoals in de tenlastelegging van feit 1 onder D sub b en d is weergegeven.
In unit [nummer 3]zijn onder andere 3 trainingspakken Adidas, 137 stuks parfum Armani, 16 stuks parfum Azarro, 640 stuks ondergoed Bjorn Borg, 362 stuks parfum Hugo Boss, 52 stuks parfum Burberry, 48 T-shirts Burberry, 38 stuks parfum Bvlgari, 30 stuks parfum Cacharel, 89 stuks parfum Calvin Klein, 246 stuks parfum Chanel, 80 stuks Parfum Chloe, 116 stuks parfum Dolce & Gabbana, 91 stuks parfum Davidoff, 28 stuks parfum Diesel, 336 stuks parfum Dior, 21 stuks parfum DKNY, 114 stuks parfum Givenchy, 224 stuks parfum Gucci, 5 stuks parfum Hilfiger, 14 stuks parfum Issey Miyake, 25 stuks parfum J.P. Gaultier, 67 stuks parfum Kenzo, 36 stuks parfum Lacoste, 32 stuks parfum L’Ancome, 21 stuks parfum Thierry Mugler, 97 stuks parfum Versace, 50 stuks parfum Viktor & Rolf en 45 stuks parfum YSL, aangetroffen.
[naam stichting] heeft aangiftegedaan van vervalsingen van de merken Adidas, Armani, Azarro, Bjorn Borg, Hugo Boss, Burberry, Bvlgari, Cacharel, Calvin Klein, Chanel, Chloe, Dolce & Gabbana, Davidoff, Diesel, Dior, DKNY, Givenchy, Gucci, Hilfiger, Issey Miyake,
J.P. Gaultier, Kenzo, Lacoste, L’Ancome, Thierry Mugler, Versace, Viktor & Rolf en YSL. Deze merken zijn geregistreerd voor de klasse 25, te weten die voor kleding alsmede klasse 3, te weten die voor parfum. Krachtens deze registraties zijn de merkhouders (en
licentiehouders) exclusief gerechtigd om de genoemde merken in Nederland te voeren.
In de aangifte van [naam stichting] is vermeld dat de FIOD op 29 maart 2012 op de locatie [adres vindplaats]
te Amsterdam, [naam vestiging 1] box [nummer 3] , goederen in beslag heeft genomen,
waaronder de goederen zoals genoemd in de lijst bij het proces-verbaal bevindingen,
waarbij de rechtbank vaststelt dat het aantal goederen zoals genoemd in genoemde lijst
overeenkomt met het aantal goederen dat in de aangifte van [naam stichting] wordt genoemd.
De FIOD heeft op 29 maart 2012 aan [naam stichting] monsters van de betreffende producten getoond. De heer [naam 11] , controleur bij [naam stichting] , heeft vervolgens vastgesteld dat deze producten vervalsingen zijn van producten van de benadeelden op grond van de inferieure kwaliteit van de gebruikte materialen, de onjuiste labels en de gebrekkige afwerking van de producten. Voor deze vaststelling heeft hij een aantal criteria gehanteerd die hij als volgt heeft toegelicht:
- Alle goederen waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo’s dan wel vertonen daarvan slechts een geringe afwijking.
- De kaartlabels zijn qua kleurstelling niet origineel en de grootte ervan is niet conform de normale afmetingen.
- De wasvoorschriften zijn te klein. Daarbij zijn ze niet voorzien van de juiste merkindicaties. Tenslotte zijn de waslabels niet op de juiste wijze en plaats in de kleding aangebracht.
- De coderingen ontbreken of zijn foutief weergegeven.
- De kwaliteit van de gebruikte materialen is ver beneden de kwaliteit van de originele producten.
- De afwerking van de kledingstukken is slecht, met name ten aanzien van de aangebrachte logo’s en stickers, de aangebrachte doppen en spraykoppen en de afwerking van de parfumflesjes.
- Geen enkel product zat in een originele verpakking.
Uit het feit dat de controleurs van [naam stichting] ter plaatse waren tijdens de doorzoeking op 29 maart 2012 en dat aan de controleurs monsters van de betreffende producten zijn getoond, waarbij toen al is vastgesteld dat het ging om merkvervalste producten, naast de vaststelling van de rechtbank dat de aantallen producten zoals genoemd in de bij het proces-verbaal van doorzoeking gevoegde lijst overeenkomst met de in de aangifte van [naam stichting] genoemde aantallen producten, leidt de rechtbank af dat de goederen die door [naam stichting] onderzocht zijn daadwerkelijk behoren tot de partij goederen die op 29 maart 2012 in beslag zijn genomen in genoemde [naam vestiging 1] -vestiging in Amsterdam, unit [nummer 3] .
Naar aanleiding van het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de op 29 maart 2012 in de unit [nummer 3] van [naam vestiging 1] aan de [adres vindplaats] te Amsterdam aangetroffen parfum en kleding merkvervalst zijn op de wijze zoals in de tenlastelegging van feit 1 onder E sub b en d is weergegeven.
In unit [nummer 4]zijn onder andere 320 paar schoenen Adidas, 461 trainingsjacks Adidas, 20 trainingspakken Adidas, 10 trainingspakken Gucci, 5 portemonnees Gucci, 184 tassen Louis Vuitton, 19 portemonnee Louis Vuitton en 27 paar laarzen UGG aangetroffen.
[naam stichting] heeft aangiftegedaan van vervalsingen van de merken Adidas, Gucci, Louis Vuitton en UGG. Deze merken zijn geregistreerd voor de klasse 25, te weten die voor kleding en schoeisel alsmede klasse 18, te weten die voor portemonnees en tassen. Krachtens deze registraties zijn de merkhouders (en licentiehouders) exclusief gerechtigd om de genoemde merken in Nederland te voeren.
In de aangifte van [naam stichting] is vermeld dat de FIOD op 29 maart 2012 op de locatie [adres vindplaats]
te Amsterdam, [naam vestiging 1] box [nummer 4] , goederen in beslag heeft genomen,
waaronder de goederen zoals genoemd in de lijst bij het proces-verbaal bevindingen,
waarbij de rechtbank vaststelt dat het aantal goederen zoals genoemd in genoemde lijst
overeenkomt met het aantal goederen dat in de aangifte van [naam stichting] wordt genoemd, met
dien verstande dat in genoemde lijst wordt gesproken van 461 trainingsjacks en 20
trainingspakken voorzien van het merk Adidas, terwijl de aangifte vermeldt dat sprake is
van 481 trainingspakken Adidas. In beide gevallen gaat het om 481 producten van Adidas.
De rechtbank gaat ervan uit dat het genoemde aantal trainingspakken in de aangifte een
kennelijke verschrijving is en dat er moet staan dat het om 461 trainingsjacks en 20
trainingspakken gaat.
De FIOD heeft op 29 maart 2012 aan [naam stichting] monsters van de betreffende producten getoond. De heer [naam 11] , controleur bij [naam stichting] , heeft vervolgens vastgesteld dat deze producten vervalsingen zijn van producten van de benadeelden op grond van de inferieure kwaliteit van de gebruikte materialen, de onjuiste labels en de gebrekkige afwerking van de producten. Voor deze vaststelling heeft hij een aantal criteria gehanteerd die hij als volgt heeft toegelicht:
- Alle goederen waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo’s dan wel vertonen daarvan slechts een geringe afwijking.
- De kaartlabels zijn qua kleurstelling niet origineel en de grootte ervan is niet conform de normale afmetingen.
- De wasvoorschriften zijn te klein. Daarbij zijn ze niet voorzien van de juiste merkindicaties. Tenslotte zijn de waslabels niet op de juiste wijze en plaats in de kleding aangebracht.
- De coderingen ontbreken of zijn foutief weergegeven.
- De kwaliteit van de gebruikte materialen is ver beneden de kwaliteit van de originele producten.
- De afwerking van de kledingstukken is slecht, met name ten aanzien van de aangebrachte prints, de borduursels en de afwerking van de stiksels en van de schoenzolen.
- Geen enkel product zat in een originele verpakking.
Uit het feit dat de controleurs van [naam stichting] ter plaatse waren tijdens de doorzoeking op 29 maart 2012 en dat aan de controleurs monsters van de betreffende producten zijn getoond, waarbij toen al is vastgesteld dat het ging om merkvervalste producten, naast de vaststelling van de rechtbank dat de aantallen producten zoals genoemd in de bij het proces-verbaal van doorzoeking gevoegde lijst overeenkomst met de in de aangifte van [naam stichting] genoemde aantallen producten, met inachtneming van hetgeen hierover door de rechtbank is opgemerkt, leidt de rechtbank af dat de goederen die door [naam stichting] onderzocht zijn daadwerkelijk behoren tot de partij goederen die op 29 maart 2012 in beslag zijn genomen in genoemde [naam vestiging 1] -vestiging in Amsterdam, unit [nummer 4] .
Naar aanleiding van het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de op 29 maart 2012 in de unit [nummer 4] van [naam vestiging 1] aan de [adres vindplaats] te Amsterdam aangetroffen parfum en kleding merkvervalst zijn op de wijze zoals in de tenlastelegging van feit 1 onder F sub b en d is weergegeven.
In unit [nummer 5]zijn onder andere 685 spijkerbroeken True Religion, 49 spijkerbroeken G-Star, 144 spijkerbroeken Diesel en 73 broeken Dolce & Gabbana aangetroffen.
[naam stichting] heeft aangiftegedaan van vervalsingen van de merken Diesel, Dolce&Gabbana en G-Star. Deze merken zijn geregistreerd voor de klasse 25, te weten die voor kleding. Krachtens deze registraties zijn de merkhouders (en licentiehouders) exclusief gerechtigd om de genoemde merken in Nederland te voeren.
In de aangifte van [naam stichting] is vermeld dat de FIOD op 29 maart 2012 op de locatie [adres vindplaats]
te Amsterdam, [naam vestiging 1] box [nummer 5] , goederen in beslag heeft genomen,
waaronder de goederen zoals genoemd in de lijst bij het proces-verbaal bevindingen, met
dien verstande dat in de aangifte de aangetroffen (spijker)broeken worden aangeduid als
jeans. De rechtbank stelt vast dat het aantal goederen zoals genoemd in genoemde lijst
overeenkomt met het aantal goederen dat in de aangifte van [naam stichting] wordt genoemd.
De FIOD heeft op 29 maart 2012 aan [naam stichting] monsters van de betreffende producten getoond. De heer [naam 11] , controleur bij [naam stichting] , heeft vervolgens vastgesteld dat deze producten vervalsingen zijn van producten van de benadeelden op grond van de inferieure kwaliteit van de gebruikte materialen, de onjuiste labels en de gebrekkige afwerking van de producten. Voor deze vaststelling heeft hij een criteria gehanteerd die hij als volgt heeft toegelicht:
- Alle goederen waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo’s dan wel vertonen daarvan slechts een geringe afwijking.
- De kaartlabels zijn qua kleurstelling niet origineel en de grootte ervan is niet conform de normale afmetingen.
- De wasvoorschriften zijn te klein. Daarbij zijn ze niet voorzien van de juiste merkindicaties. Tenslotte zijn de waslabels niet op de juiste wijze en plaats in de kleding aangebracht.
- De coderingen ontbreken of zijn foutief weergegeven.
- De kwaliteit van de gebruikte materialen is ver beneden de kwaliteit van de originele producten.
- De afwerking van de kledingstukken is slecht, met name ten aanzien van de aangebrachte prints, de borduursels en de afwerking van de labels.
- Geen enkel product zat in een originele verpakking.
Uit het feit dat de controleurs van [naam stichting] ter plaatse waren tijdens de doorzoeking op 29 maart 2012 en dat aan de controleurs monsters van de betreffende producten is getoond, waarbij toen al is vastgesteld dat het ging om merkvervalste producten, naast de vaststelling van de rechtbank dat de aantallen producten zoals genoemd in de bij het proces-verbaal van doorzoeking gevoegde lijst overeenkomst met de in de aangifte van [naam stichting] genoemde aantallen producten, leidt de rechtbank af dat de goederen die door [naam stichting] onderzocht zijn daadwerkelijk behoren tot de partij goederen die op 29 maart 2012 in beslag zijn genomen in genoemde [naam vestiging 1] -vestiging in Amsterdam, unit [nummer 5] .
Met betrekking tot de in unit [nummer 5] aangetroffen hoeveelheid van 685 spijkerbroeken voorzien van het merk True Religion stelt de rechtbank vast dat door [naam 18] namens [naam bedrijf 2] aangifte is gedaan van merkvervalsing (AH-017-H, pagina 360 van het dossier). Nog los van het feit dat de aangifte spreekt van 650 jeans, kan de rechtbank bij gebreke van een duidelijke link tussen de in unit 2336 aangetroffen spijkerbroeken voorzien van het merk True Religion en de onderzochte jeans, niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de onderzochte jeans daadwerkelijk behoren tot de in unit 2336 aangetroffen spijkerbroeken voorzien van het merk True Religion. Voor dit onderdeel van feit 1 onder G zal reeds op deze grond vrijspraak dienen te volgen.
Naar aanleiding van het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de op 29 maart 2012 in de unit [nummer 6] van [naam vestiging 1] aan de [adres vindplaats] te Amsterdam aangetroffen jeans, met uitzondering van die van het merk True Religion, merkvervalst zijn op de wijze zoals in de tenlastelegging van feit 1 onder G sub b en d is weergegeven.
Met betrekking tot deze opslagunits van [naam vestiging 1] aan de [adres vindplaats] in Amsterdam heeft medeverdachte [naam 4] verklaarddat hij in de Mercedes Sprinter van verdachte twee keer naar Amsterdam is gereden en daar op verzoek van medeverdachte [naam medeverdachte] kartonnen dozen bij een [naam vestiging 1] in Amsterdam heeft gebracht en die dozen binnen bij de [naam vestiging 1] vestiging heeft gelost. Dat was omstreeks januari 2012 en in maart 2012. Hij heeft in maart 2012 in Amsterdam gezien dat er schoenen van het merk Nike in de dozen zaten.
Uit de eerder genoemde observatie op 10 februari 2012 in samenhang met de verklaring van [naam 4] leidt de rechtbank af dat [naam 4] bij de [naam vestiging 1] vestiging aan de [adres vindplaats] in Amsterdam dozen heeft gelost.
Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaarddat hij omstreeks maart 2012 twee keer in zijn Citroën Berlingo achter [naam 4] is aangereden naar [naam vestiging 1] in Amsterdam. Verdachte had hem gebeld dat hij mee moest gaan met [naam 4] .
Dat het verdachte geweest is die betrokken is bij de opslag in deze units, bespreekt de rechtbank hierna.
-
Locatie L (de woning van [naam 3] aan de [vindplaats 11] in Rotterdam)
Genoemde locatie betreft de woning van de moeder van verdachte.
In deze woning is bij een doorzoeking op 17 april 2012 een hoeveelheid goederen (parfums,
een trainingspak, polo’s, tassen, een jas en overhemden) voorzien van diverse merken
aangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat [naam stichting] aangifte heeft gedaan van merkvervalsing van goederen
die bij deze doorzoeking in genoemde woning zouden zijn aangetroffen.
Nog daargelaten dat over deze goederen geen verklaringen zijn afgelegd door verdachte
en/of zijn moeder, waaruit de betrokkenheid van verdachte bij deze goederen zou kunnen
worden afgeleid, kan de rechtbank bij gebrek aan een duidelijke link tussen de in de woning aangetroffen goederen en de onderzochte goederen, niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de onderzochte goederen daadwerkelijk behoren tot de in de woning aangetroffen goederen. Zo is niet gebleken dat bij de doorzoeking een controleur van [naam stichting] aanwezig was, is niet gebleken dat foto’s zijn gemaakt van de goederen en zijn monsters van goederen blijkbaar pas op 8 mei 2012 aan [naam stichting] getoond.
Voor hetgeen onder L van feit 1 is ten laste gelegd, zal reeds op deze grond vrijspraak dienen te volgen.
Naar aanleiding van het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de in de tenlastelegging onder feit 1 op de locaties A, B, C, D, E, F en G aangetroffen goederen merkvervalst zijn op de wijze zoals in de tenlastelegging telkens onder sub b en d is weergegeven.
Het verweer over de namens de merkhouders gedane aangiftes m.b.t. de merkvervalstheid van goederen
Het verweer dat is gevoerd terzake de wijze waarop de deskundigen de in beslag genomen waren hebben onderzocht op valsheid, wordt door de rechtbank verworpen.
Van merkhouders mag niet worden verwacht dat zij inzicht geven in het door hen gevoerde valsheidonderzoek op de wijze zoals door de verdediging is betoogd. Indien zij daartoe verplicht zouden worden, zou openheid moeten worden gegeven over de wijze van fabricage, gebruikte kenmerken, patronen, stiksels en dergelijke, waardoor de afstemming door vervalsers van de door hen of in hun opdracht vervaardigde producten vergemakkelijkt zou worden en het onderzoek naar de valsheid en daarmee de opsporing bemoeilijkt. De met het oog hierop in acht te nemen terughoudendheid betreft zowel de aangetroffen verschillen tussen de originele goederen en de vervalste goederen, als ook de wijze van onderzoek. Op basis van hetgeen de ingeschakelde controleurs hebben verklaard, waaronder verwijzingen naar gebruikte wasvoorschriften, labels, codenummers, stiksels en andere in de verklaringen naar voren komende kenmerken, maar ook in een aantal gevallen naar verborgen echtheidskenmerken, staat naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend vast dat de vaststellingen omtrent de valsheid zijn gedaan op basis van de bij de controleurs bestaande kennis omtrent de producten. Aan hun deskundigheid twijfelt de rechtbank niet, op grond van hetgeen zij daarover als getuigen hebben verklaard, uit welke verklaringen een intensieve en gedegen training en opleiding op het gebied van valse waren zoals waarvan hier sprake is, blijkt.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de aangiftes namens de merkhouders voor het bewijs bruikbaar zijn. Voor zover die aangiftes bewijs opleveren dat goederen die op bepaalde locaties zijn aangetroffen, merkvervalst zijn, heeft de rechtbank deze dan ook voor het bewijs van het tenlastegelegde gebruikt.
De wetenschap van verdachte over de valsheid van de goederen
Het verweer dat is gevoerd terzake de wetenschap die bij verdachte zou hebben bestaan omtrent de herkomst van de goederen, wordt eveneens verworpen. De wetenschap van verdachte omtrent de valsheid van de bij hem aangetroffen goederen, valt niet zozeer af te leiden uit wat hij op basis van zijn eigen waarneming van de kenmerken van die goederen had moeten of kunnen weten of vermoeden, maar wel uit de verklaringen die anderen over de rol van verdachte hebben afgelegd, uit de wijze waarop door verdachte over die goederen en de handel daarin wordt gesproken en uit de wijze waarop door hem met die goederen handel wordt gedreven.
De rechtbank noemt daartoe de volgende feiten en omstandigheden, die zonder nadere uitleg niet passen in een reguliere handel, op grond waarvan van verdachte verwacht mocht worden dat hij inzicht in en duidelijkheid over de herkomst van de goederen zou geven.
- Eigen verklaring van verdachte
Zoals hierboven al bij de bespreking van het aantreffen van merkvervalste goederen op locatie A is vermeld heeft verdachte op 4 juli 2011 over de in de Fiat Ducato aangetroffen Nike schoenen verklaarddat hij voor de hele partij 2000 euro contant heeft betaald en dat hij denkt dat ze niet echt zijn.
-Verklaring [naam medeverdachte]
Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaarddat hij verdachte in de zomer van 2011 heeft leren kennen. Verdachte had hem op een gegeven moment verteld dat hij een groot pand zocht om containers met schoenen en kleding die hij in China kocht te laten komen.
verkocht merkvervalste Nike schoenen, voornamelijk op braderieën, die hij bij verdachte had ingekocht.
- Telefonische contacten
Verdachte heeft op 6 april 2012 een telefoongesprekgevoerd met een Chinees sprekende persoon waarbij verdachte zegt dat hij niks durft te doen omdat er vorige week 2 grote klanten zijn gepakt. In dat gesprek verklaart verdachte verder dat hij zijn auto wil verkopen. Zijn auto is gevolgd en de opslag staat onder observatie. Klanten die aan het rijden waren zijn opgepakt en 100 dozen zijn in beslag genomen. Volgens verdachte is bij de opslag allemaal observatie en kan men uitzoeken wat hij allemaal gebracht heeft. Als de nieuwe lading komt, gaat hij de vracht splitsen en rechtstreeks naar de opslag van de klanten brengen.
Voorts zijn op een in de woning van verdachte aangetroffen mobiele telefoon berichten aangetroffenmet betrekking tot bestellingen van goederen (broeken, polo’s shirts, tassen portemonnees), onder andere van “2 doos burberry (….) 2 ralhp 5 nike” en “2 doos lacoste heren (€ 6,-) 1 doos Ralph Lauren kleine logo 1 doos Ralph Lauren grote logo 1 doos hilfiger kleine logo 1 doos burberry grote logo (….)”. Deze berichten wijzen op de handel in goederen, die gelet op de hierboven vermelde bewijsmiddelen, vermoedelijk merkvervalst zijn.
Tijdens een telefoongesprek op 12 maart 2012 met een persoon in China praat verdachte over mogelijke routes van goederen en over de controles van de opslag bij de uitvoer uit China en de invoer. Over een controle in Letland zegt verdachte dat de schoenen na twee keer controle met rust worden gelaten. Ook zegt hij dat er problemen zijn en dat men een oplossing aan het zoeken is. De vracht gaat direct naar Duitsland, zegt hij.
Tijdens een telefoongesprek op 23 maart 2012 met een Chinees sprekend persoon vraagt verdachte wanneer de nieuwe al onderweg zijnde vracht uit China komt. Het zou gaan om een vracht die eerst in Duitsland overgeslagen wordt en niet in Griekenland.
In februari 2012 voert verdachten telefoongesprekken met andere personen, voornamelijk in het Chinees, over verzendingen van schoenen en producten en aantallen waarbij de namen Nike (onder andere 11e generatie Jordan) en Gucci vallen. Ook wordt er gesproken over stoffen, modellen en mallen en verkoopprijzen.
Tijdens een telefoongesprek op 28 februari 2012 zegt een Chinees sprekende man tegen verdachte dat de parfum even niet gaat lukken omdat er tot 15 maart een strenge controle is op namaak en niemand in China daar tegenin durft te gaan. Hij zal verdachte op de hoogte houden.
De inhoud van deze telefoongesprekken en -berichten duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat verdachte van de hoed en de rand weet. De rechtbank leidt uit deze gesprekken- en berichten af dat verdachte degene is die zeer betrokken is bij de invoer van de vracht van goederen en bij de handel van deze goederen.
Verder betrekt de rechtbank bij haar oordeel omtrent de wetenschap van verdachte over de valsheid van de goederen het volgende:
-De webshop
In februari 2011 stond op tweedehands.nl een advertentie waarbij Nike Airmax schoenen werden aangeboden voor 18 tot 20 euro per paar. De adverteerder was “ [naam adverteerder] ” en het in de advertentie genoemde e-mailadres betrof [e-mailadres] . Nadat telefonisch contact was opgenomen met het in de advertentie genoemde telefoonnummer werd de telefoon opgenomen door een man die voor bestellingen van Nike schoenen verwees naar de website. Op de website [naam website] waren foto’s te zien van goederen die besteld konden worden, onder meer Nike schoenen, UGG laarzen en Converse schoenen. De onderzoeker van Nike wilde alvorens hij een bestelling deed de schoenen eerst zien. Er werd toen afgesproken bij een [naam vestiging 1] vestiging in Zoetermeer. Bij de ontmoeting aldaar kwamen een kleine en een grote Chinees. De kleine Chinees reed in een auto met het kenteken [kentekennummer 1] . Deze auto stond op naam van verdachte.
De onderzoeker van/namens Nike (hierna: de onderzoeker) die bij deze ontmoeting op 14 februari 2011 aanwezig was zag dat de kleine Chinees een kale schedel had en een bril droeg. Deze man stelde zich voor als “ [naam 5] ” en deze Chinees voerde steeds het woord. De onderzoeker herkende deze [naam 5] aan zijn stem en accent als de persoon met wie hij telefoongesprekken had gevoerd. De bestelling van 4 dozen met sportschoenen van de merken Nike en UGG werden door [naam 5] , de andere Chinees en de onderzoeker in de opslagruimte van [naam vestiging 1] geplaatst alwaar de dozen door [naam 5] werden geopend. De onderzoeker betaalde vervolgens een contant geldbedrag van € 1.260,= aan [naam 5] voor de levering. Op facebook is een foto van verdachte te zien, die volgens de profielpagina van Facebook “ [naam 19] “ heet en die volgens de onderzoeker sterke gelijkenis vertoont met de man die hij op 14 februari heeft ontmoet bij de vestiging van [naam vestiging 1] in Zoetermeer. Op 25 februari 2011 is een tweede bestelling (van schoenen en tassen) gedaan via voornoemd e-mailadres, waarna weer een aantal malen telefonisch contact is geweest tussen de onderzoeker en [naam 5] . Deze goederen zijn op 16 maart 2011 door [naam 5] geleverd op een parkeerplaats bij de A20. De goederen (schoenen van het merk Nike en van het merk Converse) werden vanuit de auto van [naam 5] in de auto van de onderzoeker overgeladen. Weer werd een bedrag in contanten afgerekend met [naam 5] . [naam 5] toonde toen ook een aantal monsters van goederen die hij ook zou kunnen leveren. Op 18 maart 2011 is een derde bestelling gedaan van 20 tassen van verschillende merken. In verband met deze bestelling is weer telefonisch contact geweest met [naam 5] . Op 20 maart 2011 ontmoette de onderzoeker [naam 5] op een parkeerplaats gelegen aan de A16. Daar leverde [naam 5] 15 damestassen en 24 portemonnees voorzien van de merken Louis Vuitton en Gucci. Wederom werd [naam 5] in contanten betaald.
Van de drie gedane bestellingen is voor wat betreft de schoenen voorzien van de merken Nike en Converse door Nike vastgesteld dat ze merkvervalst zijn.Voor wat betreft de damestassen en portemonnees van de merken Louis Vuitton en Gucci is door de heer [naam 7] van Nike verklaard dat door de merkhouders vastgesteld is dat ook deze goederen merkvervalst zijn.
Gelet op vorenstaande bevindingen acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene is geweest die tijdens de periode van bestellingen zoals hierboven beschreven achter website www.birdsnest-fashion.com zat en die als [naam 5] de bestellingen leverde waarover hierboven gesproken wordt.
Dat blijkt ook uit onderzoek aan de fotocamera’s die in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Hierop zijn foto’s van schoenen aangetroffen die qua kenmerken overeenkomen met de kenmerken van de foto’s van schoenen zoals die op de website [naam website] te zien zijn. De op de fotocamera’s gemaakte foto’s zijn waarschijnlijk verkleind en vervolgens met de in de woning aangetroffen computer geüpload naar genoemde website. Er zijn in totaal 320 foto’s van producten op de website geüpload in de periode van 15 juni 2010 tot en met 23 maart 2012. Voorts is gebleken dat via de in de woning van verdachte aangetroffen computers regelmatig is ingelogd op genoemde website en het e-mailadres van [e-mailadres] .
Indien een verdachte, zoals in deze zaak is gedaan, wil betogen dat hij niet wist dat de bij hem aangetroffen goederen, waaronder de goederen die werden verkocht in de webshop, vals zijn, omdat zij via parallelle import zijn verkregen dan wel door de oorspronkelijke fabrikant als extra productie zijn vervaardigd, in welk geval, indien dat juist zou blijken te zijn, aan de stelling dat verdachte wist dat de onderzochte goederen vals zijn, getwijfeld zou kunnen worden, dan ligt het op de weg van verdachte om inzicht te geven in de wijze waarop en via wie hij de bij hem aangetroffen goederen heeft verkregen. Dit heeft verdachte niet gedaan, zodat dit verweer niet aannemelijk is geworden.
Uit al deze genoemde feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de bewijsmiddelen die bij de diverse locaties onder A tot en met G zijn genoemd, leidt de rechtbank de wetenschap van verdachte af dat de goederen waar hij in handelde merkvervalst waren en dat hij die merkvervalste goederen voorhanden heeft gehad.
De betrokkenheid van verdachte bij de opslag op de locaties A t/m G
Voor zover bij de opsomming van de bewijsmiddelen ten aanzien van de locaties A tot en met G niet de directe betrokkenheid van verdachte bij de aldaar aangetroffen merkvervalste goederen is vermeld, kan uit genoemde feiten en omstandigheden afgeleid worden dat verdachte degene was die handel in al deze goederen regelde en dat hij, gelet daarop, dan ook degene was die deze goederen op de bewezenverklaarde locaties A tot en met G voorhanden had.
Daarbij betrekt de rechtbank ook de verklaringen van de medeverdachten [naam 4] en [naam medeverdachte] .
Zo heeft medeverdachte [naam 4] verklaarddat hij met de Mercedes Sprinter van verdachte dozen, onder andere dozen met schoenen, heeft afgeleverd. Dat is begonnen in de zomer van 2011. Hij deed dat in opdracht van verdachte en van [naam medeverdachte] . Normaal kreeg hij de opdrachten van verdachte en als die er niet was kreeg hij de opdrachten van [naam medeverdachte] . Hij heeft ook samen met verdachte een aantal keren dozen weggebracht, onder andere naar een door hem gehuurde box in Dordrecht. [naam medeverdachte] had hem gevraagd garageboxen in Dordrecht en een garagebox in Roosendaal te huren. Verdachte had gevraagd om een box te huren voor de opslag van goederen. Verdachte, [naam medeverdachte] en hijzelf zijn toen naar Roosendaal gereden om de box te huren. Al deze boxen werden gebruikt om dozen in op te slaan. Verdachte en [naam medeverdachte] hadden sleutels van de door hem gehuurde boxen. Volgens [naam 4] is verdachte de baas en werkten [naam medeverdachte] en verdachte samen. Het geld voor het vervoeren van de dozen kreeg hij van verdachte of van [naam medeverdachte] . Verdachte betaalde hem vaker dan [naam medeverdachte] . Hij kreeg van verdachte ongeveer € 1.000,= per maand contant betaald voor het verzorgen van de transporten. Hij heeft ook weleens bij het afleveren van dozen een envelop meegekregen, die hij ongeopend aan verdachte heeft afgegeven.
Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaarddat hij merkvervalste Nike schoenen van verdachte inkocht die hij vervolgens zelf weer doorverkocht. Hij heeft verdachte in de zomer van 2011 leren kennen. Bij een [naam vestiging 1] vestiging aan de [vindplaats 1] in Dordrecht heeft hij [naam 4] een paar keer geholpen met het laden van dozen in een Mercedes bus. Hij is toen op verzoek van verdachte achter [naam 4] aangereden naar een [naam vestiging 1] vestiging in Amsterdam.
Uit de verklaringen van [naam medeverdachte] , zoals die ook weergegeven zijn bij de bewijsmiddelen onder de locaties B en D tot en met G en de overige onder die locaties weergegeven bewijsmiddelen, leidt de rechtbank af dat [naam medeverdachte] genoemde locaties kent en dat hij daar samen met [naam 4] is geweest om dozen te laden en te lossen. Nu hij ook heeft verklaard dat hij zelf merkvervalste schoenen kocht van verdachte en hij meeging met [naam 4] op verzoek van verdachte, wist verdachte naar het oordeel van de rechtbank dat die dozen merkvervalste goederen bevatten. Nu [naam 4] heeft verklaard dat hij ook opdrachten kreeg van [naam medeverdachte] , ook wel eens door hem werd betaald en dat [naam medeverdachte] verdachte verving als verdachte er niet was, acht de rechtbank de samenwerking tussen verdachte en [naam medeverdachte] zodanig dat zij wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de goederen op de locaties B en D tot en met G tezamen en in vereniging met medeverdachte [naam medeverdachte] voorhanden had.
Op grond van de genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank ook van oordeel dat de handel van verdachte in merkvervalste goederen, anders dan bij medeverdachte [naam medeverdachte] , in de ten laste gelegde periode zodanige proporties aannam dat hij deze handel als bedrijf uitoefende.
Feit 2
Onder dit feit wordt verdachte verweten, al dan niet samen met (een) ander(en), (contante) geldbedragen, welke geldbedragen de opbrengst uit de handel in merkvervalste goederen betreffen, heeft witgewassen door die geldbedragen te storten, over te boeken of te wisselen dan wel dit te laten doen ten behoeve van bepaalde begunstigden.
Uit het dossier komt het volgende naar voren.
Op 7 maart 2012 werd een ‘Blue View Registratie Export’ ontvangen, waar onder meer het volgende uit naar voren komt:
- Stortingen door [naam 20] (geboren op [geboortedag 2] 1987)
21-08-2010 € 4.900,00 van Nederland naar Griekenland (begunstigde [naam 21] )
04-09-2010 € 3.500,00 van Nederland naar Griekenland (begunstigde [naam 22]
)
27-09-2010 € 4.000,00 van Nederland naar Griekenland (begunstigde [naam 23]
)
07-10-2010 € 5.000,00 van Nederland naar China (begunstigde [naam 24] )
23-11-2010 € 5.000,00 van Nederland naar China (begunstigde [naam 25]
)
27-01-2011 € 5.000,00 van Nederland naar China (begunstigde [naam 26] )
06-04-2011 € 5.000,00 van Nederland van Nederland (Transfer binnen NL).
Genoemde [naam 20] heeft over de stortingen verklaarddat hij verschillende keren geld voor verdachte heeft moeten overmaken naar China en Griekenland. Het ging om bedragen van 3.000 tot 5.000 euro, het maximum bedrag dat bij het GWK kon worden overgemaakt. Hij ging dan samen met verdachte naar het GWK-kantoor bij het Centraal Station in Rotterdam. Hij denkt dat hij het 5 tot 6 keer heeft gedaan. Verdachte vroeg hem dit, omdat hij zelf aan het maximum zat om geld over te kunnen maken.
Uit de ontvangen informatie komt de volgende storting naar voren, die is gedaan door [naam 27] (geboren [geboortedag 3] 1976), zijnde de partner van verdachte:
- op 11-08-2010 € 2.000,00 van Nederland naar Griekenland (begunstigde [naam 28] )
Genoemde [naam 27] heeft over deze storting verklaarddat zij op verzoek van verdachte één of twee keer geld heeft overgemaakt.
Door de Informatiedesk van de FIOD werd het politiesysteem Blue View geraadpleegd ten aanzien van verdachte. Hierbij kwam naar voren dat ten aanzien van verdachte de volgende transacties als verdacht zijn gemeld:
09-08-2010 (GWK) € 3.000,00 moneytransfer van Nederland naar Griekenland
(begunstigde [naam 29] )
07-09-2010 (GWK) € 5.000,00 moneytransfer van Nederland naar Griekenland
(begunstigde [naam 31] )
18-04-2011 (GWK) € 5.000,00 moneytransfer van Nederland naar Griekenland
(begunstigde [naam 32] )
14-02-2011 (GWK) € 5.000,00 moneytransfer van Nederland naar China
(begunstigde [naam 30] )
17-04-2010 (GWK) € 3.450,00 moneytransfer van Nederland naar Griekenland
(begunstigde [naam 29] )
Verder komt uit genoemde registratie naar voren dat ten aanzien van verdachte de volgende transacties hebben plaatsgevonden bij Holland Casino:
02-08-2011 01.30 uur € 2.000,00
02-08-2011 01.42 uur € 1.000,00 .
De rechtbank is van oordeel dat genoemde gestorte geldbedragen afkomstig zijn uit de handel in merkvervalste goederen.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte een eenmanszaak had, genaamd “ [naam eenmanszaak] ”, maar dat dit bedrijf in 2010 geen omzet had, terwijl in 2011 alleen voor het 3e kwartaal omzet is opgegeven van € 39.026,=. Voorts is niet gebleken dat verdachte in 2010, 2011 of 2012 looninkomsten heeft gehad. De inkomsten van [naam 27] , de partner van verdachte, waren in 2010 € 19.462,= en in 2011 € 19.342,=.
Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat de gestorte geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn. Er is immers niet gebleken van andere – legale – inkomsten die het storten van genoemde geldbedragen kunnen rechtvaardigen.
Gegeven voormelde feiten en omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag die niet zo onwaarschijnlijk is dat zij bij de vorming van het bewijsoordeel zonder meer terzijde behoort te worden gesteld (zie HR 13 juli 2010, LJN: BM0787).
Nu verdachte geen verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de gestorte geldbedragen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat genoemde bedragen afkomstig zijn van de handel in merkvervalste goederen, zoals onder feit 1 is beschreven.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de hiervoor genoemde geldbedragen door van die geldbedragen de werkelijke aard en/of herkomst te verbergen en/of te verhullen dan wel die geldbedragen over te dragen en/of om te zetten, middels het (door derden laten) storten van die geldbedragen op rekeningen in het buitenland en het gebruik van geldbedragen in casino’s. De rechtbank acht niet bewezen dat anderen dan verdachte als medepleger betrokken zijn geweest bij de stortingen van de geldbedragen.
Gelet op de frequentie van de stortingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 3
Op grond van de hiervoor weergeven bewijsmiddelen en hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat medeverdachte [naam medeverdachte] gedurende ongeveer een jaar betrokken is geweest bij de reeds eerder door verdachte gedreven handel in deze goederen. Verdachte was degene die met name de fabricage, de inkoop en de opslag van de goederen regelde, en medeverdachte [naam medeverdachte] heeft, bij afwezigheid van verdachte, op een aantal momenten in dat jaar opdrachten gegeven aan [naam 4] tot vervoer van goederen en [naam 4] daarbij ook geholpen en zelf ook goederen vervoerd.
Hoewel geoordeeld moet worden dat de activiteiten van medeverdachte [naam medeverdachte] in verhouding tot die van verdachte geringer zijn geweest, en daarmee zijn bijdrage aan de samenwerking tussen hen beiden ook, was die samenwerking toch zodanig dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van een criminele organisatie. De heersende jurisprudentie vereist immers slechts dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon, waarbij de gedragingen van elke deelnemer dienen te strekken tot of rechtstreeks verband dienen te houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Aan die vereisten is in dit geval voldaan.
Dat [naam medeverdachte] betrokken is bij het witwassen van gelden van verdachte, te weten van de opbrengst van de handel in merkvervalste goederen, acht de rechtbank niet bewezen, zodat de criminele organisatie zich daartoe niet uitstrekte.