ECLI:NL:RBZWB:2015:7527
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- mr. Prenger
- mr. De Kroon
- mr. Huiskamp
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak verdachte
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte, die zich schuldig zou hebben gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hennepkwekerij, een bedrag van € 153.910,00 zou betalen. Dit bedrag was gebaseerd op een rapport van de politie over het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De verdediging heeft echter betoogd dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastelegging en dus ook geen wederrechtelijk voordeel had verkregen. De rechtbank heeft in haar oordeel de vrijspraak van de verdachte in aanmerking genomen en verwezen naar een eerder arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, waarin werd geoordeeld dat er geen grondslag was voor de oplegging van een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat, in overeenstemming met het arrest van de Hoge Raad van 17 februari 2009, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de ontnemingsvordering. Dit is gebaseerd op het wettelijk systeem, waarin het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit een belemmering vormt voor de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering. De rechtbank heeft uiteindelijk de beslissing genomen om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.