In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.E. de Leeuw-Blokland, een schadevergoeding van € 1.900.733,90 exclusief BTW van gedaagde, R&R Systems Holding BV, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.E.N. de Louwere. De vordering is het gevolg van een eerdere uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch, waarin werd vastgesteld dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis die verplicht tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de procedure besproken en geconcludeerd dat eerst het verweer van R&R, dat eiser niet ontvankelijk verklaard moet worden, aan de orde komt.
R&R betwist de vordering en stelt dat eiser niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij de verkeerde partij heeft gedagvaard. R&R Systems B.V. was de oorspronkelijke naam van de vennootschap, die in 2006 is gewijzigd naar R&R Systems Holding B.V. Eiser heeft in hoger beroep de verkeerde entiteit gedagvaard, wat volgens R&R leidt tot niet-ontvankelijkheid van de vordering. De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad in eerdere jurisprudentie heeft aangegeven dat een procedure in een volgende instantie in beginsel dient plaats te vinden tussen de partijen uit de vorige instantie, en dat een onjuiste partijaanduiding niet snel tot niet-ontvankelijkheid moet leiden, mits er geen materiële belangen worden geschaad.
De rechtbank oordeelt dat R&R niet heeft aangetoond dat eiser onzorgvuldig heeft gehandeld door de verkeerde partij te dagvaarden. De rechtbank concludeert dat de procedure voortgezet kan worden met R&R als de juiste procespartij. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol van 27 januari 2016 voor conclusie van repliek aan de zijde van eiser.