In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Platform Keelbos en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle. De Stichting had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die was verleend voor het plaatsen van een omheining rondom een bosperceel, dat door de Stichting werd aangemerkt als homo-ontmoetingsplaats. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Stichting niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat het begrip homo-ontmoetingsplaats niet objectief begrensd is. Hierdoor werd de Stichting niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaarschrift.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Stichting in haar statuten een aantal doelstellingen heeft geformuleerd, waaronder het streven naar het openhouden van homo-ontmoetingsplaatsen. Echter, de rechtbank oordeelde dat deze doelstellingen te algemeen zijn en niet voldoende onderscheidend om te concluderen dat het belang van de Stichting rechtstreeks bij het besluit tot vergunningverlening betrokken is. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie, waarin is bepaald dat rechtspersonen aan drie cumulatieve eisen moeten voldoen om als belanghebbende te worden aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.