ECLI:NL:RBZWB:2016:4237

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
C/02/317392 FA RK 16-3763
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Bollen
  • J. van der Plas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verkoop van echtelijke woning in het kader van curatele

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende vervangende toestemming voor de verkoop van een woning. De man, die als curator van zijn vrouw optreedt, verzoekt de rechtbank om vervangende toestemming ex artikel 1:88 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor de verkoop van de woning waarin hij en zijn vrouw samen woonden. De vrouw is onder curatele gesteld vanwege ernstige cognitieve en fysieke beperkingen, waardoor zij volledig afhankelijk is van anderen. De man en de vrouw zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en hebben besloten te verhuizen naar een zorgcomplex, omdat de man niet langer in staat is om de vrouw een veilig huis te bieden.

De rechtbank overweegt dat de man bij het sluiten van de verkoopovereenkomst niet beschikte over de vereiste vervangende toestemming. De rechtbank stelt vast dat de overeenkomst reeds is gesloten en dat de vrouw zich op grond van artikel 1:89 lid 1 BW op de vernietigbaarheid van de overeenkomst zou kunnen beroepen. Echter, gezien de omstandigheden, waaronder de verhuizing naar een zorgcomplex, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw niet in haar belangen wordt geschaad door de vervreemding van de woning. De rechtbank wijst het verzoek van de man af, omdat de toestemming van de vrouw niet meer vereist is, nu de woning niet langer door hen beiden wordt bewoond.

De rechtbank concludeert dat het verzoek om vervangende toestemming tardief is en dat de man en de vrouw inmiddels zijn verhuisd, waardoor de toestemming niet meer nodig is. De rechtbank wijst het verzoek af en stelt dat de overeenkomst rechtsgeldig is, zolang de vrouw zich niet op de vernietigbaarheid beroept. De beslissing is genomen door mr. M. Bollen, met mr. J. van der Plas als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familierecht
Breda
Zaaknummer: C/02/317392 FA RK 16-3763
beschikking betreffende vervangende toestemming
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A. Elias,

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 24 juni 2016 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- de op 27 juni 2016 ontvangen brief, met bijlage, van de advocaat van de man;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 juli 2016.
Als belanghebbende is aangemerkt [de vrouw] , zijnde de echtgenote van de man, hierna te noemen ‘de vrouw’.
Ter terechtzitting van 4 juli 2016 is verschenen mr. Elias. De man is niet verschenen.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt, samengevat, tot het verlenen van vervangende toestemming ex artikel 1:88 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan de man ter zake van de verkoop en levering van de woning gelegen te 5071 TG Udenhout aan de Grasvelde 18 (hierna: ‘de woning’).

3.De beoordeling

3.1
De man legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. Partijen zijn met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. Aan de gevolgen van een complicatie bij een heupoperatie in 2003 heeft de vrouw ernstige cognitieve en fysieke beperkingen overgehouden. Zij is volledig afhankelijk van anderen. Op 17 maart 2006 is de vrouw onder curatele gesteld en is de man als curator benoemd. Omdat de situatie van de vrouw verslechterde en het de man niet meer lukte om de vrouw een veilig huis te bieden, is besloten de woning waarin de man en de vrouw samen woonden te koop aan te bieden en te verhuizen naar woon- en zorgcomplex ‘De Leyhoeve’ te Tilburg.
Bij beschikking van 26 april 2016 heeft de kantonrechter de man – de rechtbank begrijpt: in zijn hoedanigheid van curator van de vrouw – onder voorwaarden gemachtigd om het aandeel in de woning waartoe de vrouw gerechtigd is, te verkopen en te leveren. De man verkeerde in de veronderstelling dat daarmee aan alle formaliteiten voor de overdracht van de woning was voldaan, maar de notaris heeft hem erop gewezen dat voor de levering van de woning tevens vervangende toestemming ex artikel 1:88 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vereist is. Het transport van de woning staat gepland op 8 juli 2016. De man verzoekt de rechtbank daarom om zo spoedig mogelijk de betreffende toestemming te verlenen.
Ter zitting heeft mr. Elias namens de man verklaard dat de man namens hemzelf en namens de vrouw de overeenkomst strekkende tot verkoop van de woning heeft ondertekend. De man en de vrouw zijn op of rond 27 juni 2016 verhuisd naar De Leyhoeve, en zij zijn inmiddels ook al uitgeschreven van het adres van de woning in de Basisregistratie personen (Brp).
3.2
Ingevolge artikel 1:88 lid 1 aanhef en onder a BW behoeft een echtgenoot toestemming van de andere echtgenoot voor onder meer de overeenkomst strekkende tot vervreemding van een door een echtgenoot of de echtgenoten tezamen bewoonde woning. Indien die andere echtgenoot door afwezigheid of een andere oorzaak in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te verklaren of zijn toestemming niet verleent, kan ingevolge lid 6 van artikel 1:88 BW vervangende toestemming door de rechtbank worden verleend. Op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is een rechtshandeling die een echtgenoot in strijd met artikel 1:88 BW heeft verricht vernietigbaar, doch kan enkel de andere echtgenoot een beroep op de vernietigingsgrond doen.
3.3
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het verzoekschrift en de door de man overgelegde stukken dat de vrouw niet in staat moet worden geacht om haar wil te bepalen. Voor het sluiten van een overeenkomst strekkende tot vervreemding van de door de man en de vrouw tezamen bewoonde woning dient de rechtbank derhalve vervangende toestemming te verlenen. Met het gebruik van de woorden
strekkende totheeft de wetgever tot uitdrukking gebracht dat de (vervangende) toestemming voor of uiterlijk bij het sluiten van de overeenkomst strekkende tot vervreemding, dus in de zogenaamde ‘obligatoire fase’ en niet pas bij de daadwerkelijke vervreemding, aanwezig dient te zijn. Het sluiten van een verkoopovereenkomst betreffende een door de echtgenoten tezamen bewoonde woning, is zo’n overeenkomst die strekt tot vervreemding van die woning.
3.4
De rechtbank stelt vast dat de overeenkomst betreffende de verkoop van de woning reeds is gesloten en dat de man bij het sluiten van de overeenkomst niet beschikte over de vereiste vervangende toestemming. Het gevolg van het ontbreken van de vereiste toestemming is dat de vrouw op grond van artikel 1:89 lid 1 BW zich op de vernietigbaarheid van de overeenkomst zou kunnen beroepen. Echter, gegeven het feit dat reeds is voorzien in een voor de vrouw passende, op haar situatie toegesneden woonruimte in een zorgcomplex waarin zij samen met de man woonachtig is, is voldaan aan de beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW. Onder deze omstandigheid valt niet in te zien dat de vrouw door de vervreemding van de woning op enigerlei wijze in haar belangen zal zijn geschaad, zodat niet te verwachten is dat op enig moment namens de vrouw een beroep op de vernietigbaarheid van de verkoopovereenkomst zal worden gedaan.
3.5
Namens de man is ter zitting aangevoerd dat de notaris bij het ontbreken van de vervangende toestemming als bedoeld in artikel 1:88 lid 6 BW zijn medewerking aan het verlijden van de transportakte zal onthouden, omdat niet aan alle wettelijke formaliteiten is voldaan. Hiervoor is in rechtsoverweging 3.3 reeds uiteengezet dat naar het oordeel van de rechtbank de vervangende toestemming uiterlijk bij het sluiten van de verkoopovereenkomst aanwezig had dienen te zijn. Zou eerst bij de levering van de betreffende woning, dus achteraf, vervangende toestemming worden verleend, dan zou de bescherming van artikel 1:89 BW teniet gedaan worden. Het verzoek is derhalve tardief en komt reeds op deze grond niet voor toewijzing in aanmerking. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat zolang de vrouw zich niet op de vernietigbaarheid van de verkoopovereenkomst betreffende de woning heeft beroepen, deze overeenkomst rechtsgeldig is en een voor de overdracht vereiste geldige titel vormt als bedoeld in artikel 3:84 lid 1 BW. Het ontbreken van de toestemming ex artikel 1:88 lid 1 BW vormt naar het oordeel van de rechtbank derhalve geen juridisch beletsel voor het transport van de woning.
3.6
Daar komt bij dat de onderhavige woning niet langer door een van de echtgenoten of de echtgenoten tezamen bewoond is. Uit rechtspraak van de Hoge Raad (HR 28 november 1975, ECLI:NL:HR:1975:AC5652) en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 november 2013 (ECLI:NL:GHARL:2013:8333, rechtsoverwegingen 2.10 en 2.11) volgt dat het begrip ‘bewonen’ in artikel 1:88 lid 1 sub a BW moet worden opgevat als woonplaats hebben in de zin van artikel 1:10 BW. Aangezien de man en de vrouw reeds op of rond 27 juni 2016 zijn verhuisd naar de Leyhoeve, uit de stellingen van de man volgt dat deze nieuwe woonruimte voor nu en in de toekomst als de echtelijke woning van de man en de vrouw zal hebben te dienen, en de man en de vrouw zich in de Brp hebben laten uitschrijven van het adres van de woning te Udenhout, is de rechtbank van oordeel dat de man en de vrouw niet langer hun woonplaats in de zin van artikel 1:10 BW hebben op het adres van de woning. Omdat de woning niet meer door de man en de vrouw bewoond wordt, is de toestemming van de vrouw voor het aangaan van overeenkomsten strekkende tot vervreemding van de woning niet (meer) vereist. Ook om deze reden dient het verzoek te worden afgewezen
.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bollen en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2016 in tegenwoordigheid van mr. Van der Plas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.