Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de aansprakelijkstelling van een B.V. voor niet betaalde naheffingsaanslagen omzetbelasting. De belanghebbende, een fiscale eenheid, was aansprakelijk gesteld door de ontvanger van de Belastingdienst op basis van artikel 43 van de Invorderingswet 1990. De rechtbank oordeelde dat deze aansprakelijkstelling niet in strijd was met het unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. De rechtbank merkte op dat de aansprakelijkstelling niet vergelijkbaar was met de zaak Federation of Technological Industries (C-384/04) die door de belanghebbende werd ingeroepen. De rechtbank benadrukte dat de strekking van artikel 43 IW is om de rechten van de schatkist te beschermen en dat de deelnemers in de fiscale eenheid hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de omzetbelastingschuld. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met het unierechtelijke evenredigheidsbeginsel en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.