In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 september 2016, staat de vraag centraal of de verrichtingen van optometristen in een optiekwinkel vrijgesteld zijn van omzetbelasting. De belanghebbende, een optiekwinkel, heeft bezwaar gemaakt tegen de uitspraken van de inspecteur van de Belastingdienst over de voldoening van omzetbelasting voor de tijdvakken van juni 2014 en december 2015. De rechtbank oordeelt dat de oogmetingen die de optometristen verrichten, in het kader van de levering van contactlenzen en brillenglazen, niet als een afzonderlijke prestatie voor de omzetbelasting kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar een eerder arrest van de Hoge Raad (BNB 2015/9) en concludeert dat de optometrische diensten in dit geval niet onder de vrijstelling vallen, omdat deze diensten niet als een doel op zich worden gezien door de klanten, maar eerder als bijkomende prestatie bij de aankoop van brillen of lenzen. De rechtbank verklaart het beroep van de belanghebbende gegrond voor het tijdvak juni 2014, maar ongegrond voor het tijdvak december 2015. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De rechtbank wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep niet is overschreden.