dhr. mr. dr. M.R.T. Pauwels

De Procureur-Generaal adviseert de Hoge Raad om terug te komen op eerdere uitspraken over gegevensverstrekking onder art. 40(2) Wet WOZ, met nadruk op transparantie en inzichtelijkheid in het taxatieproces.

De Hoge Raad behandelt de uitleg van 'de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde' in de Wet WOZ en de gevolgen van schending van artikel 40(2) voor proceskostenvergoeding.

De Procureur-Generaal concludeert dat het beroep in cassatie ongegrond is, omdat de indexeringspercentages en hun onderbouwing niet onder art. 40(2) Wet WOZ vallen.

De Procureur-Generaal concludeert dat het beroep in cassatie ongegrond is, omdat indexeringspercentages niet onder art. 40(2) Wet WOZ vallen.

De Hoge Raad behandelt de uitleg van art. 40(2) Wet WOZ in een zaak over gegevensverstrekking door de heffingsambtenaar. Het beroep in cassatie wordt gegrond verklaard, maar de eerdere uitspraak over schadevergoeding blijft staan.

De Hoge Raad wordt geadviseerd het beroep in cassatie gegrond te verklaren, met recht op proceskostenvergoeding voor de belanghebbende.

De zaak betreft de toepassing van het gelijkheidsbeginsel in belastingverdragen met Turkije, Bahrein en Oman, waarbij het Hof oordeelt dat de vrijstellingsmethode ook voor de belanghebbende moet gelden.

In deze zaak wordt de matiging van proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke geschillen rondom de Wet WOZ beoordeeld. De Hoge Raad wordt geadviseerd het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.

In deze zaak wordt de matiging van proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke geschillen beoordeeld. De Procureur-Generaal adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.

De zaak betreft de matiging van proceskostenvergoeding in een bestuursrechtelijke procedure over de Wet WOZ, waarbij de belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. De Hoge Raad wordt geadviseerd het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.

De bijlage behandelt de toepassing van art. 2(2) BPB in belastingzaken en pleit voor duidelijkheid en richtlijnen van de Hoge Raad.

De Hoge Raad vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting, omdat de belanghebbende niet langer dan twee uur heeft geparkeerd en er dus geen belasting verschuldigd was.

De zaak betreft de vraag of gezag van gewijsde geldt in belastingprocedures over precariobelasting. Het Hof oordeelt dat eerdere uitspraken niet bindend zijn voor latere aanslagen, wat leidt tot een ongegrond beroep in cassatie.

De zaak betreft de vraag of een vergrijpboete kan worden opgelegd zonder dat de belastingplichtige is uitgenodigd tot het doen van aangifte. De conclusie is dat dit mogelijk is indien er sprake is van opzet of grove schuld.

De zaak betreft een navorderingsaanslag over 2011 en de vraag of deze kan worden verminderd op basis van premie volksverzekeringen. De Hoge Raad concludeert dat de navorderingsaanslag enkel betrekking heeft op de inkomstenbelasting.

In deze WOZ-zaak werd de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde betwist. Het Hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een recente machtiging. In cassatie wordt geadviseerd het beroep ongegrond te verklaren.

In deze WOZ-zaak werd de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde betwist. Het Hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een recente machtiging. In cassatie wordt geadviseerd het beroep ongegrond te verklaren.

In deze WOZ-zaak werd de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde betwist, wat leidde tot een verzoek om een recente machtiging. Het Hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. De Procureur-Generaal adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

De zaak behandelt de eisen aan machtigingen in belastingzaken en de mogelijkheid voor rechters om nieuwe machtigingen te verlangen bij twijfel over vertegenwoordigingsbevoegdheid.

De zaak betreft de toepassing van de werktuigenvrijstelling op zonnepanelen en de WOZ-waarde. Het Hof oordeelt dat de installatie als gebouwd eigendom moet worden aangemerkt, wat gevolgen heeft voor de belastingheffing.

De zaak betreft de aftrekbaarheid van giften aan buitenlandse instellingen in Nederland, waarbij de registratievereiste voor ANBI-status centraal staat. De rechtbank en het gerechtshof oordelen dat deze vereiste niet in strijd is met het EU-recht, maar de Procureur-Generaal stelt voor om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ.

De zaak betreft de vraag of een lening van een verbonden lichaam aan een belastingplichtige kan worden aangemerkt als volstrekt kunstmatige constructie, waardoor renteaftrek kan worden geweigerd. De Procureur-Generaal concludeert dat de argumenten van belanghebbende niet opwegen tegen de vaststelling dat de lening geen zakelijke overwegingen heeft.

De Hoge Raad behandelt de uitleg van een goedkeuring in een beleidsbesluit over loonheffing en reiskostenvergoedingen in coronatijd, met implicaties voor toekomstige toepassing.

Cassatie tegen uitspraak op verzet inzake parkeerbelasting; vraag of belanghebbende kenbaar heeft gemaakt bereikbaar te zijn per e-mail.

De zaak betreft de vraag of een bestuursorgaan in hoger beroep een tijdigheidsverweer mag voeren na een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar. De Procureur-Generaal adviseert om het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.

De Hoge Raad oordeelt dat de verhoging van de onroerendezaakbelasting in Vlaardingen in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, omdat de gemeente de gevolgen voor eigenaren niet voldoende heeft afgewogen. Het tarief wordt volledig buiten toepassing gelaten.

De zaak betreft de verhouding tussen de rangorderegeling en het overgangsrecht in de Wet IB 2001, specifiek voor bestaande eigenwoningschulden. De Procureur-Generaal adviseert om het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.

De zaak betreft de vraag of de verruiming van het loonbegrip in de Wet LB doorwerkt naar het art. 32bb-loonbegrip, met implicaties voor de pseudo-eindheffing van vertrekvergoedingen.

De Hoge Raad behandelt prejudiciële vragen over kostenverhaal bij naheffingsaanslagen parkeerbelasting en de toetsingsmogelijkheden van de belastingrechter.

De zaak betreft de WOZ-waarde van een golfcomplex, waarbij de eigenaar de hoogte van de gecorrigeerde vervangingswaarde betwist op basis van DCF-berekeningen. Het Hof oordeelt dat de eigenaar niet in haar bewijslast is geslaagd, omdat de kasstromen van de gebruiker niet relevant zijn voor de waardebepaling.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen WOZ-beschikking. Hof oordeelt ongegrond vanwege relativiteitsvereiste. A-G Pauwels betoogt dat Hof onjuist oordeelt en pleit voor heroverweging door Hoge Raad.

De zaak betreft de fiscale behandeling van onzakelijke leningen in familierelaties en de vraag of deze als schenking onder opschortende voorwaarde kunnen worden gekwalificeerd. Het Hof oordeelt dat de aanslag schenkbelasting voor 2007 terecht is, maar vernietigt die voor 2014. De A-G concludeert dat het cassatieberoep ongegrond is.

De Hoge Raad oordeelt dat de deelnemersboete aan een belastingadvieskantoor niet kan worden opgelegd omdat niet aan het toestemmingsvereiste is voldaan.

De zaak betreft een deelnemersboete aan een aandeelhouder van Guernsey Ltd voor vennootschapsbelasting 2011. De Rechtbank vernietigt de boete, het Hof bevestigt dit. De Inspecteur kan opzet en grove schuld niet aannemelijk maken.

De zaak betreft de uitleg van de Wtl over loonkostenvoordeel voor oudere werknemers bij overgang van onderneming. Het Hof oordeelt dat de nieuwe werkgever recht heeft op het voordeel, wat door de A-G wordt ondersteund. De Staatssecretaris bestrijdt dit, maar het beroep wordt ongegrond verklaard.

Hoger beroep over informatiebeschikking omzetbelasting en loonheffingen; administratieplicht geschonden. Informatiebeschikking blijft in stand, behalve voor loonheffingen november 2013-juli 2014.

Hoger beroep tegen informatiebeschikkingen wegens schending van de administratieplicht door belanghebbenden in belastingzaken. Uitspraken van de rechtbank bevestigd, hoger beroepen ongegrond verklaard.

Hoger beroep over navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW en naheffingsaanslagen omzetbelasting; hof vermindert enkele aanslagen en bevestigt andere.

Hoger beroep ongegrond verklaard; navorderingsaanslagen IB/PVV bevestigd; geen recht op integrale kostenvergoeding.

Het hof oordeelt dat de belanghebbende fiscaal inwoner van Nederland was tijdens haar stationering in Ierland. Het hoger beroep is gegrond, en de aanslagen IB voor 2015 en 2016 zijn aangepast.

Hoger beroep over aanslag IB 2016; woning niet als eigen woning aangemerkt; WOZ-waarde als uitgangspunt voor box 3.

Hoger beroep over WOZ-zaken en proceskostenvergoeding; hof oordeelt dat griffierecht ten onrechte is geheven en vergoedt dit aan belanghebbende.

Hoger beroep over rioolheffing garageboxen; het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de aanslag rechtmatig is opgelegd door een bevoegde heffingsambtenaar.

Hoger beroep over WOZ-waarde van een buurtcentrum; hof bevestigt waarde van € 450.000 per 1 januari 2018.

Het hof bevestigt de verzuimboete wegens het niet doen van aangifte IB door belanghebbende in België. Geen gegronde argumenten voor avas of pleitbaar standpunt.

Hoger beroep over WOZ-waarde woning; hof bevestigt beschikking heffingsambtenaar op basis van vergelijkingsmethode.

Hoger beroep ongegrond; belanghebbende heeft geen recht op aftrek specifieke zorgkosten en vervoerskosten.

Hoger beroep ongegrond; bezwaren tegen naheffingsaanslagen kansspelbelasting niet-ontvankelijk verklaard; griffierecht ten onrechte geheven.

Het hof oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op de partnervrijstelling, omdat zij niet als fiscale partner kan worden aangemerkt in het kader van de Successiewet 1956.

Het hof bevestigt de informatiebeschikking aan belanghebbende en oordeelt dat de schenkingsakte niet van bewijs hoeft te worden uitgesloten, ondanks onrechtmatige verkrijging.