In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 20 oktober 2016, wordt ingegaan op de schending van het hoorrecht van de belanghebbende in twee belastingzaken. De belanghebbende had na ingebrekestelling van de inspecteur beroep ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen op haar bezwaren tegen naheffingsaanslagen loonbelasting en omzetbelasting over het jaar 2009. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur, ondanks het tijdig doen van uitspraken op bezwaar, niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de belanghebbende te horen, aangezien zij herhaaldelijk om een hoorgesprek had verzocht. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur met enkel een uitnodiging voor een hoorgesprek binnen vijf dagen niet aan zijn hoorplicht heeft voldaan. De rechtbank maakt gebruik van de bestuurlijke lus, waardoor de inspecteur de gelegenheid krijgt om het gebrek te herstellen en de belanghebbende alsnog te horen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en stelt de inspecteur in de gelegenheid om uiterlijk 30 november 2016 te rapporteren over de uitkomsten van het hoorgesprek. Deze uitspraak benadrukt het belang van het hoorrecht in bestuursprocedures en de verplichtingen van de inspecteur in belastingzaken.