ECLI:NL:RBZWB:2016:7214
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en tenuitvoerlegging in civiele reconventie
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere beslissing tot afwijzing van gevorderde verklaringen voor recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenuitvoerlegging van het vonnis in conventie is geschorst op grond van artikel 350 Rv, omdat er hoger beroep is ingesteld. De vraag die aan de rechtbank werd voorgelegd, was of bij de voortzetting van de procedure in reconventie sprake was van tenuitvoerlegging van het vonnis in conventie.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat tenuitvoerlegging van een vonnis zowel executie in enge zin als executie in ruime zin omvat. In dit geval oordeelde de rechtbank dat de beslissing tot afwijzing van de gevorderde verklaringen voor recht niet vatbaar was voor executie in enge zin, omdat deze beslissing niet leidde tot afdwingbare verplichtingen. Evenmin was er sprake van executie in ruime zin, aangezien de afwijzing van de vorderingen niet leidde tot verdere proceshandelingen die voortbouwden op de eerdere uitspraak.
De rechtbank concludeerde dat er bij de voortzetting van de procedure in reconventie geen sprake was van tenuitvoerlegging van het vonnis in conventie, waardoor de schorsing op grond van artikel 350 Rv niet van toepassing was. De rechtbank benadrukte het belang van een redelijke termijn voor de curator om zijn vorderingen te kunnen indienen, en verwees de zaak naar de rol voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van de eisers. De uitspraak werd gedaan door de rechters P.W.A. van Geloven, R. Combee en M.M. van 't Nedereind.