Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 april 2017 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de teruggave van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) na de export van een voertuig. De belanghebbende had een voertuig geïmporteerd en na registratie in Nederland op 8 januari 2014, had zij op 23 juni 2014 het voertuig geëxporteerd. De inspecteur van de Belastingdienst had een teruggaaf van BPM verleend, maar de belanghebbende eiste belastingrente over het gehele teruggegeven bedrag. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende geen recht had op belastingrente over het volledige bedrag, omdat er geen sprake was van een teruggaaf die in strijd was met het Unierecht. De rechtbank stelde vast dat de belasting correct was geheven op het moment van registratie, en dat de omstandigheden van de export niet leidden tot de conclusie dat de belasting onterecht was geheven. De rechtbank verwierp het standpunt van de belanghebbende dat elke te veel betaalde euro aan BPM automatisch in strijd met het Unierecht was geheven. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de beschikking belastingrente tot het juiste bedrag had vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond.