Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de verrekening van verliezen uit voorgaande jaren met de belastbare winst over het jaar 2013. De belanghebbende, opgericht op 23 december 1996, had verliezen geleden in de jaren 1996 tot en met 1999 en 2002, die in totaal € 23.925 bedroegen. De inspecteur had een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd voor het jaar 2013, waarbij het belastbaar bedrag was vastgesteld op € 22.632. De belanghebbende verzocht om verrekening van de verliezen met dit belastbare bedrag, maar de inspecteur wees dit verzoek af.
De rechtbank oordeelde dat de verliezen te oud waren om te verrekenen, aangezien de wettelijke termijnen voor verliesverrekening waren verstreken. De rechtbank stelde vast dat de mededeling van het totaalbedrag van de verrekenbare verliezen op het aanslagbiljet geen voor bezwaar vatbare beschikking was. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen aan de mededeling op het aanslagbiljet dat verliesverrekening mogelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en gelastte de inspecteur om het door de belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder verliezen uit eerdere jaren kunnen worden verrekend met de belastbare winst en de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig bezwaar te maken tegen belastingbesluiten. De rechtbank wees ook op de onjuiste rechtsmiddelenverwijzing in de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, maar oordeelde dat dit geen invloed had op de uitkomst van de zaak.