ECLI:NL:RBZWB:2017:4234

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2585
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van belastingrechtelijk beroep

Op 14 juli 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een belanghebbende uit Tsjechië. De zaak betreft een eerder door de rechtbank gedane uitspraak van 10 januari 2017, waarin het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard voor het overige. De belanghebbende heeft op 24 januari 2017 verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de behandeling van het verzet op 30 juni 2017 is de belanghebbende niet verschenen, ondanks dat hij op correcte wijze was uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging tijdig en op het juiste adres was verzonden.

In de beoordeling van het verzet heeft de rechtbank gekeken naar de gronden die de belanghebbende in zijn verzetschrift heeft aangevoerd. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die afwijken van zijn eerdere beroep. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep deels niet-ontvankelijk is en dat de rechtbank zich voor het overige terecht onbevoegd heeft verklaard. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/2585
uitspraak van 14 juli 2017
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:
[belanghebbende], wonende te [plaats] (Tsjechië),
belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 10 januari 2017, verzonden 11 januari 2017.

1.Behandeling van het verzet

1.1.
Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van belanghebbende (met bovengenoemd zaaknummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betrekking zou hebben op een besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat en voor het overige heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard.
1.2.
Bij brief van 24 januari 2017, bij de rechtbank ontvangen op 31 januari 2017, heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak.
1.3.
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 22 mei 2017 aan [belanghebbende] op het in het verzetschrift vermelde adres [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , Tsjechië, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Op 20 juni 2017 is de brief nogmaals per gewone postzending aan belanghebbende gezonden, nu uit onderzoek is gebleken dat de aangetekende brief nog niet bij belanghebbende is aangekomen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu de aangetekende brief van 22 mei 2017 noch de brief van 20 juni 2017 ter griffie zijn terugontvangen, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2017 te Breda. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2.Feiten en de gronden van het verzet

2.1.
Belanghebbende heeft bij brief van 19 april 2016, ontvangen bij de rechtbank op 25 april 2016, beroep ingesteld. Bij brieven van 26 april 2016, 10 mei 2016, 28 juni 2016 en 15 juli 2016 is belanghebbende op de verzuimen van het beroep gewezen en is hem de gelegenheid geboden deze te herstellen. Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij brieven van 2 mei 2016 en 19 mei 2016. Bij brief van 19 juli 2016 meldt belanghebbende dat hij zijn beroep niet in zal trekken. Bij brief van 15 november 2016 heeft belanghebbende een nadere reactie ingediend.
2.2.
Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank is het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betrekking zou hebben op een besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat. Daarnaast heeft de rechtbank zich voor het overige onbevoegd verklaard.
2.3.
De gronden waarop belanghebbende zijn verzet baseert, staan vermeld in het verzetschrift van 24 januari 2017 en in het aanvullende verzetschrift van 9 februari 2017.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende beroep bij de rechtbank instellen tegen een besluit.
Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, tegen een ingevolge een belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld indien het betreft:
een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 van de AWR voorgeschreven verrekening, of
een voor bezwaar vatbare beschikking.
3.2.
Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Awb bevat het beroepschrift een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht. In artikel 6:6 van de Awb is bepaald dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
3.3.
Belanghebbende voert in verzet geen andere gronden aan dan hetgeen hij in beroep al heeft aangevoerd. In beroep beklaagt belanghebbende zich over het handelen van de belastingdienst zonder daarbij een concrete beslissing van de belastingdienst te noemen of over te leggen.
3.4.
In deze verzetzaak dient uitsluitend te worden beoordeeld of de rechtbank in de uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep deels niet-ontvankelijk is en dat de rechtbank zich voor het overige terecht onbevoegd heeft verklaard. Nu belanghebbende geen andere gronden heeft aangevoerd dan in beroep en de rechtbank de in de in verzet bestreden beslissing juist acht, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan in de beslissing van 10 januari 2017 is gedaan.
3.5.
Gelet op het vorenstaande moet het verzet daarom ongegrond worden verklaard

4.Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 juli 2017 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van D. Alblas, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbende en de inspecteur binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het beroep in cassatie.