ECLI:NL:RBZWB:2017:4416

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
AWB BRE 16_4831
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven en de bestuurlijke lus

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 14 juli 2017, wordt de weigering van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven om eiser een uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend na te zijn mishandeld door zijn buurman, die hiervoor door de strafrechter was veroordeeld. De Commissie had in eerdere besluiten geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat eiser slachtoffer was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De rechtbank oordeelt dat de Commissie geen beoordelingsvrijheid heeft bij de vraag of eiser ernstig letsel heeft opgelopen door een geweldsmisdrijf, maar wel beleidsvrijheid heeft bij het verstrekken van een uitkering. De rechtbank concludeert dat er voldoende objectieve aanwijzingen zijn dat eiser slachtoffer is geworden van een geweldsmisdrijf, en dat de Commissie dit niet correct heeft beoordeeld. De rechtbank maakt gebruik van de bestuurlijke lus, waardoor de Commissie de kans krijgt om het gebrek in het besluit te herstellen en te beoordelen of de schade aan eiser kan worden toegerekend. De rechtbank stelt een termijn van acht weken voor deze beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/4831 WSG
tussenuitspraak van 14 juli 2017 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser], te Kaatsheuvel, eiser,
gemachtigde: mr. E.M. Hol,
en
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven,verweerder.

1.Procesverloop

1.1.
Bij besluit van 30 juli 2015 heeft de commissie geweigerd eiser een uitkering toe te kennen uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
1.2.
Bij besluit van 3 juni 2016 heeft de commissie het bewaar van eiser ongegrond verklaard. De commissie vindt niet voldoende aannemelijk dat eiser slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Er is onvoldoende objectieve informatie waaruit blijkt wat er precies is gebeurd. Eisers verklaring wijkt af van de verklaringen van andere betrokkenen, zoals weergegeven in het volledig proces-verbaal. De commissie heeft geen duidelijk beeld van de toedracht, aanleiding en omstandigheden van het misdrijf. Ook is niet voldoende duidelijk wat eisers eigen rol was. De commissie kan daarom niet beoordelen of sprake was van een eigen aandeel van eiser of niet. De dader is wel door de strafrechter veroordeeld voor mishandeling van eiser maar toch blijft onduidelijkheid bestaan over wat er precies is gebeurd.
1.3.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. De commissie heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het beroep is behandeld op een zitting van de rechtbank van 28 juni 2017. Eiser en zijn gemachtigde zijn hierbij aanwezig geweest. De commissie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Zoethout.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2.
Op 16 maart 2012 heeft eiser bij de politie aangifte gedaan van zware mishandeling, gepleegd door zijn buurman. Na de aangifte heeft de politie verdachten en getuigen gehoord.
2.3.
Eisers buurman is bij vonnis van de politierechter van 29 januari 2013 veroordeeld tot een werkstraf van 20 uur voor mishandeling van eiser op basis van artikel 300, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De vordering van eiser tot schadevergoeding is door de strafrechter niet-ontvankelijk verklaard.
2.4.
Op 22 april 2015 heeft eiser een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven ingediend.

3.De beroepsgronden

3.1.
Eiser stelt dat het vonnis van de strafrechter een voldoende objectieve aanwijzing vormt dat hij ten gevolge van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig letsel heeft opgelopen. Het is niet van belang of eiser en getuigen tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over de toedracht en de aanleiding van het geweldsmisdrijf en de omstandigheden waaronder het misdrijf heeft plaatsgevonden. Want de commissie heeft aan haar besluit niet ten grondslag gelegd dat de toegebrachte schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan eiser is toe te rekenen. Eiser baseert zich hierbij op een uitspraak van 23 maart 2016 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] .
3.2.
Op grond hiervan verzoekt eiser het beroepschrift ontvankelijk en gegrond te verklaren en het besluit te vernietigen met een veroordeling van de commissie in de kosten.

4.Het verweer

4.1.
De commissie wijst in het verweerschrift naar de beleidsregels, genoemd in paragraaf 1.1.4 (‘Aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf’) van het Beleidsdocument. Deze zijn genoemd in de bijlage bij deze uitspraak.
Toegepast op de situatie van eiser geldt volgens de commissie het volgende. Eiser heeft verklaard in de nacht van 15 op 16 maart 2012 door meerdere personen te zijn mishandeld. Voor die opgave wil eiser een financiële tegemoetkoming en erkenning. Maar zijn verklaring wordt niet voldoende ondersteund door objectieve informatie. De buurman heeft een andere verklaring en die wordt deels ondersteund door de verklaring van een onafhankelijke getuige. De medische informatie geeft ook geen objectieve ondersteuning voor zijn verklaring dat hij in de genoemde nacht door meerdere personen is mishandeld. Ook het letsel van eiser geeft geen duidelijkheid. Uit het vonnis van de strafrechter blijkt niet dat eiser buiten zijn schuld slachtoffer werd van een mishandeling door meerdere personen. De verwijzing naar de door eiser genoemde uitspraak van de Afdeling gaat niet op. Op de aanvraag van eiser zijn de inmiddels gewijzigde Beleidsregels van 15 februari 2016 van toepassing. Bovendien is ook feitelijk sprake van een andere situatie. Uit de in het proces-verbaal opgenomen verklaringen komen aanwijzingen naar voren die erop duiden dat de toegebrachte schade mede het gevolg zou kunnen zijn van een omstandigheid die aan eiser is toe te rekenen, al is de rol van eiser niet voldoende duidelijk. Vanwege alle onduidelijkheid heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.
4.2.
De commissie is van mening dat terecht en op juiste gronden is geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een uitkering uit het Schadefonds. Het beroep is volgens de commissie ongegrond en een proceskostenveroordeling is dan ook niet aan de orde.
5. De van belang zijnde wetsartikelen en beleidsregels
De wetsartikelen en de beleidsregels die in deze zaak van belang zijn, worden opgesomd in een bijlage bij deze uitspraak.

6.De beoordeling

6.1.
De rechtbank is het volgende van oordeel. Gelet op de tekst van artikel 3 van de Wsg heeft de wetgever de commissie geen beoordelingsvrijheid toegekend bij de beantwoording van de vraag of iemand ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen. Uit de uitspraak van de Afdeling volgt, dat de rechter zijn eigen oordeel vormt. Al één objectieve aanwijzing kan voldoende zijn om aan te nemen dat iemand slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf en daardoor ernstig letsel heeft opgelopen. Is er een voldoende objectieve aanwijzing, dan is niet meer van belang dat onduidelijk is wat toedracht, aanleiding en omstandigheden van het geweldsmisdrijf zijn geweest. Die factoren kunnen wel een rol spelen bij de beoordeling of de toegebrachte schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer kan worden toegerekend. Volgens artikel 5 van de Wsg kan een uitkering dan achterwege blijven of op een geringer bedrag worden bepaald. In die situatie heeft de commissie beleidsvrijheid, zoals ook in artikel 3 van de Wsg beleidsvrijheid is toegekend voor het verstrekken van uitkering.
6.2.
De rechtbank beoordeelt de feiten als volgt. Mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht bestaat in het opzettelijk toebrengen van lichaamspijn of lichamelijk letsel. De strafrechter heeft eisers buurman veroordeeld voor mishandeling. Dit is een voldoende objectieve aanwijzing dat eiser slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Dat niet voldoende duidelijk is wat toedracht, aanleiding en omstandigheden hierbij zijn geweest, kan daaraan niet afdoen. Eisers beroepsgrond slaagt dan ook. De commissie vindt voor de beoordeling van belang, dat eiser in zijn aangifte heeft verklaard door meerdere personen te zijn mishandeld en dat dit niet door objectieve aanwijzingen duidelijk is geworden. Maar de commissie gaat er dan aan voorbij, dat eiser in zijn aangifte ook heeft verklaard door zijn buurman te zijn geslagen. Dat volgens de commissie geen objectieve aanwijzingen zijn te vinden voor een mishandeling van eiser door meerdere personen, betekent dan ook niet dat eiser geen slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.
6.3.
De commissie heeft niet beoordeeld of eiser ten gevolge van het geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft opgelopen. In het specialistenbericht van de afdeling neurologie van het TweeSteden Ziekenhuis van 27 maart 2012 staat vermeld, dat eiser is opgenomen van 16 maart 2012 tot en met 18 maart 2012. Bij de conclusie is vermeld: ‘licht traumatisch schedelhersenletsel na alcoholgebruik en mishandeling’. Uit dit specialistenbericht blijkt niet dat opname noodzakelijk was door alcoholgebruik en/of andere intoxicatie. Uitgaande van de onderdelen 1A en 1B van de ‘Letsellijst’ van de commissie valt dit letsel in letselcategorie 1. Deze indeling in categorieën is in de eerste plaats bedoeld om de hoogte van de uitkering te bepalen. Maar er volgt ook uit, dat de commissie dit letsel heeft aangemerkt als ernstig letsel. De commissie heeft dit terecht bepaald. Eiser heeft dus – in elk geval dát – ernstig letsel opgelopen.
6.4.
Op grond van het voorgaande heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij ten gevolge van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig letsel heeft opgelopen. Dat betekent dat de aanvraag van eiser voor een uitkering uit het Schadefonds op onjuiste gronden is afgewezen. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
6.5.
Dit betekent niet dat eiser daarom al uitkering krijgt. Aanleiding, toedracht en omstandigheden kunnen van belang zijn voor de beoordeling of de door eiser geleden schade mede een gevolg is van een omstandigheid die hem kan worden toegerekend. Deze beoordeling kan ertoe leiden dat uitkering achterwege blijft of op een geringer bedrag wordt bepaald. Aan deze beoordeling is de commissie nog niet toegekomen. De rechtbank is van oordeel dat de commissie dit alsnog kan beoordelen op basis van het door haar overgelegde volledige proces-verbaal van de politie.
6.6.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal de commissie in de gelegenheid stellen om alsnog te beoordelen:
a. of en zo ja, in welke mate de door eiser geleden schade een gevolg is van een omstandigheid die hem kan worden toegerekend;
b. of eiser een uitkering kan worden verstrekt.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
6.7.
De rechtbank zal de termijn waarbinnen de commissie het gebrek kan herstellen bepalen op acht weken. Als de commissie hiervan geen gebruik wil maken, dan dient de commissie dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als de commissie wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de commissie. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
6.8.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

7.Beslissing

De rechtbank:
- stelt de commissie in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt de commissie op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.
Bijlage regelgeving
Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg)
Artikel 2
Er is een schadefonds geweldsmisdrijven.
Artikel 3
1. Uit het fonds kunnen uitkeringen worden gedaan:
a. aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
Artikel 5
Een uitkering kan achterwege blijven of op een geringer bedrag worden bepaald, indien de toegebrachte schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer of de nabestaande is toe te rekenen.
Beleidsbundel 15 februari 2016 (Beleidsbundel)
1.1.4 Aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf
1.1.4.1 Algemeen
Een geweldsmisdrijf hoeft niet bewezen te worden (zoals bij de strafrechter), maar moet aannemelijk worden gemaakt. Deze beoordeling bestaat uit de volgende elementen. In de eerste plaats is de feitelijke geweldshandeling van belang. Dit is de handeling waardoor het slachtoffer letsel opliep: bijvoorbeeld het uitdelen van een klap, het schieten met een vuurwapen of het steken met een mes. Daarnaast moet voor de aannemelijkheid ook de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden voldoende duidelijk zijn.
1.1.4.2 Achterliggende gedachte
Het Schadefonds voert deze beoordeling uit, omdat de wetgever aan het Schadefonds Geweldsmisdrijven de taak heeft gegeven om vorm te geven aan de bijzondere verantwoordelijkheid van de maatschappij voor slachtoffers van geweld. De tegemoetkoming uit het Schadefonds is een uiting van solidariteit van de samenleving met het slachtoffer en een erkenning van zijn slachtofferschap. Dit is belangrijk, al is het maar omdat de dader niet zelden onbekend blijft. Door middel van deze erkenning wordt gehoopt dat een bijdrage wordt geleverd aan het herstel van vertrouwen van het slachtoffer. Juist vanwege deze maatschappelijke solidariteit moet voldoende duidelijk zijn wat de toedracht van het geweldsmisdrijf is, wat de aanleiding ervoor was en onder welke omstandigheden het heeft plaatsgevonden. Een uitkering is alleen op zijn plaats als maatschappelijke solidariteit passend is.
1.1.4.3 Het slachtoffer deed aangifte
Een eigen verklaring van een slachtoffer is – als dat het enige is – onvoldoende om de aannemelijkheid vast te stellen. Het doen van aangifte bij de politie is geen vereiste voor het in behandeling nemen van de aanvraag door het Schadefonds. In de praktijk is een aangifte en het strafrechtelijk onderzoek dat erop volgt wel belangrijk voor de onderbouwing van een aanvraag. Ook om die reden is het belangrijk dat een slachtoffer zo spoedig mogelijk na het geweldsmisdrijf aangifte doet.
1.1.4.4 Uitspraak van de strafrechter
Als de strafrechter uitspraak heeft gedaan in de strafzaak tegen de verdachte betrekt het Schadefonds die uitspraak altijd in zijn beoordeling. Het kan daarbij gaan om een uitspraak in eerste aanleg, in hoger beroep of in cassatie. Ook uit zo’n rechterlijke uitspraak moet voldoende duidelijk blijken wat de toedracht van het geweldsmisdrijf was, wat de aanleiding ervan was en onder welke omstandigheden het werd gepleegd. Een voorbeeld hiervan is als de rechter alleen vaststelt dat kennelijk op het slachtoffer is geschoten. De geweldshandeling is dan op zich duidelijk, maar de andere elementen (toedracht, aanleiding en omstandigheden) blijken niet uit deze vaststelling. In zo’n geval is de rechterlijke uitspraak alleen niet genoeg en zal het Schadefonds aanvullende informatie nodig hebben.
1.1.4.5 Aanvullende informatie
Het kan dus zo zijn dat het Schadefonds aanvullende informatie nodig heeft. Dat is ook het geval als er wel aangifte is gedaan, maar wanneer de aangifte van het slachtoffer ook onvoldoende duidelijk is over wat er precies is gebeurd. Het kan zijn dat de verklaring van het slachtoffer vragen oproept of dat er om bepaalde redenen wordt getwijfeld aan zijn verklaring.
Ook wanneer deze elementen niet of onvoldoende blijken uit het politieonderzoek of uit een uitspraak van de strafrechter, wordt de aanvraag in beginsel afgewezen.
Toekenning van een tegemoetkoming is in zulke gevallen alleen mogelijk als er aanvullende informatie bestaat. Dit geldt ook als de aangifte geen strafrechtelijk vervolg heeft gekregen (geseponeerd is). Aanvullende informatie kan bijvoorbeeld zijn het volledige proces-verbaal van het politieonderzoek (met de verklaringen van getuigen), een uitgewerkt vonnis, een verslag van een terechtzitting, of een uittreksel van de justitiële documentatie van het slachtoffer, de dader en/of andere betrokkenen.
Ook kan het Schadefonds (online beschikbare) open bronnen raadplegen. Het staat het slachtoffer vrij om ook zelf een aanvullende onderbouwing te geven van zijn aanvraag. Als deze onderbouwing onvoldoende is, dan kan de aannemelijkheid niet worden vastgesteld en dan zal de aanvraag worden afgewezen. Deze afwijzing betekent dan niet dat het Schadefonds het slachtoffer niet gelooft: de aanvraag wordt dan afgewezen omdat de opgave van het slachtoffer onvoldoende is onderbouwd met objectieve aanwijzingen.
1.1.4.7 Medische informatie
Medische informatie kan helpen om te bepalen of letsel is toegebracht door geweld. Het feit dat iemand bepaald fysiek of psychisch letsel heeft kan echter geen uitsluitsel geven over wat er is gebeurd. Medische informatie kan dus in beginsel niet worden gebruikt om de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het plaatsvond aannemelijk te maken. Medische informatie kan een verklaring van het slachtoffer over de aannemelijkheid doorgaans slechts in (zeer) beperkte mate ondersteunen. Daarom is het Schadefonds bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf terughoudend in het gebruik van medische informatie.
Zo nodig wordt in het individuele geval wel bekeken of de medische informatie zich leent ter onderbouwing van de aannemelijkheid van wat er is gebeurd. Medische informatie is uiteraard ook nodig om de ernst van het letsel vast te stellen.
Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven 25 januari 2016 (Letsellijst)

1. FYSIEK LETSEL

1A. Algemene uitgangspunten voor indeling fysiek letsel in letselcategorieën
Om te bepalen of fysiek letsel als voldoende ernstig kan worden aangemerkt om voor een uitkering in aanmerking te komen hanteert het Schadefonds de volgende algemene uitgangspunten. De gedachte achter deze uitgangspunten is dat letsel ernstiger wordt beschouwd naarmate de beperkingen en afhankelijkheid door het letsel toenemen en langer duren. De uitgangspunten kunnen niet zelfstandig worden gelezen, maar alleen in samenhang met de verdere invulling in deel 1B van de letsellijst.
Letselcategorie 1
- Fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met tijdelijke beperkingen en/of enige tijdelijke afhankelijkheid.
- Fysiek letsel waarbij een ziekenhuisopname van 24 uur noodzakelijk is.
- Fysiek letsel met blijvend storende ontsierende afwijkingen.
1B. Lijst met fysieke letsels en bijbehorende letselcategorieën
De lijst hieronder is een invulling van de algemene uitgangspunten uit deel 1A van de letsellijst. In deze lijst is het fysieke letsel naar lichaamsdeel ingedeeld. Per lichaamsdeel worden fysieke letsels genoemd. Het cijfer dat voor het letsel staat, geeft aan in welke letselcategorie het valt. Letselcategorie 0 betekent dat het Schadefonds het bijbehorende letsel niet als voldoende ernstig aanmerkt om voor een uitkering in aanmerking te komen. Komt het opgelopen fysieke letsel niet voor in de lijst dan onderzoekt (de medisch adviseur van) het Schadefonds of het als ernstig kan worden aangemerkt. De lijst is dus niet uitputtend.
Hoofd/hersenschedel
1. Licht Schedel-Hersen Letsel met ziekenhuisopname langer dan 24 uur, tenzij uit medische gegevens blijkt dat de opname noodzakelijk was door alcoholgebruik en/of andere intoxicatie.