ECLI:NL:RBZWB:2017:5476

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
02/332681 / HA RK 17-132
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • mr. Poerink
  • mr. van Kralingen
  • mr. van Roij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van kantonrechter in mentorschapszaak betreffende dementerende moeder

Op 23 augustus 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een wrakingsverzoek van verzoeker, de zoon van een dementerende vrouw, tegen de kantonrechter die belast was met de behandeling van een wijzigingsverzoek van het mentorschap over zijn moeder. Verzoeker had eerder samen met zijn zuster het mentorschap over hun moeder gekregen, maar er ontstonden conflicten tussen hen, wat leidde tot een verzoek van zijn zuster om het gedeelde mentorschap te heroverwegen. Verzoeker voelde zich benadeeld en diende een wrakingsverzoek in tegen de kantonrechter, stellende dat deze niet objectief kon oordelen over de situatie van zijn moeder, die in een verpleeghuis verblijft.

De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was voor zover het gericht was tegen kantonrechters die eerder beslissingen hadden genomen in de zaak, omdat deze rechters niet meer betrokken waren bij de lopende procedure. Het verzoek tegen de behandelend kantonrechter werd afgewezen, omdat verzoeker niet voldoende feiten had aangedragen die de schijn van vooringenomenheid konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de betrokken kantonrechter niet eerder had geoordeeld over de rechten van verzoekers moeder en dat de eerdere beslissingen van andere rechters niet relevant waren voor de beoordeling van de huidige zaak.

De rechtbank besloot dat de behandeling van de zaak met nummer 5999398 OV VERZ 17-5913, die nog liep, hervat zou worden in de stand waarin het geding zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Breda
zaaknummer: 02/332681 / HA RK 17-132
Beslissing van 23 augustus 2017
inzake
het wrakingsverzoek ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • de beschikking van 14 augustus 2014 van de kantonrechter in [plaatsnaam] op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind en een mentorschap, waarbij verzoeker en zijn zuster [zus verzoeker] samen zijn benoemd tot mentor over hun moeder;
  • de brief van 5 juni 2017 van [zus verzoeker] aan de kantonrechter in [plaatsnaam] met het verzoek om het gedeelde mentorschap te heroverwegen;
  • de brief van 2 juli 2017 van [zus verzoeker] aan de kantonrechter in [plaatsnaam] met het verzoek om toekenning van het mentorschap aan haar en een externe mentor;
  • de brief van 11 juli 2017 van [zus van verzoeker 2] aan de kantonrechter in [plaatsnaam] met het verzoek om verzoeker het medementorschap te ontnemen en hun zuster [zus verzoeker] als enig mentor te benoemen, eventueel met een externe mentor;
  • de uitnodigingen van het kantongerecht in [plaatsnaam] aan onder meer verzoeker voor een mondelinge behandeling van voornoemde verzoeken op de zitting van woensdag 19 juli 2017 door kantonrechter [gewraakte kantonrechter] ;
  • de brief d.d. 12 juli 2017 van verzoeker aan de wrakingskamer, waarin hij verzoekt om wraking van onder meer de behandelend kantonrechter.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt in de eerste plaats tot wraking van [gewraakte kantonrechter] , kantonrechter, (hierna: kantonrechter [gewraakte kantonrechter] ) die belast is met de behandeling van de zaak met nummer 5999398 OV VERZ 17-5913 betreffende, kort gezegd, het verzoek tot wijziging van het mentorschap over verzoekers moeder. Verder wraakt verzoeker de andere kantonrechters die zich hebben beziggehouden met het bewind en mentorschap van mevrouw [verzoekers moeder] .
2.2.
De kantonrechter [gewraakte kantonrechter] berust niet in het verzoek tot wraking.

3.De feiten

3.1.
Verzoeker is de zoon van mevrouw [verzoekers moeder] . Uit haar huwelijk met de inmiddels overleden vader van verzoeker zijn ook twee dochters geboren, te weten [zus verzoeker] en [zus van verzoeker 2] .
3.2.
De moeder van verzoeker is dement. Zij verblijft sinds enige jaren in verpleeghuis [naam verpleeghuis] .
3.3.
In mei 2014 hebben de zusters van verzoeker bij het kantongerecht in [plaatsnaam] een verzoek ingediend tot het instellen van een meerderjarigenbewind en een mentorschap over hun moeder. De verzoeken zijn op 24 juli 2014 op een zitting behandeld door kantonrechter [naam] . Bij beschikking van 14 augustus 2014 heeft kantonrechter [naam] de verzoeken toegewezen. Daarbij zijn verzoeker en zijn zuster [zus verzoeker] samen tot mentor benoemd. De beschikking is uitgesproken en ondertekend op de openbare terechtzitting door kantonrechter [gewraakte kantonrechter] .
3.4.
Bij brief van 5 juni 2017 aan de kantonrechter in [plaatsnaam] heeft [zus verzoeker] gevraagd de beschikking over het gedeeld mentorschap te heroverwegen door het gedeelde mentorschap te beëindigen en een nieuw mentorschap uit te spreken. Als reden geeft zij op dat er een blijvende tegenstelling bestaat tussen haar en verzoeker als mentoren.
Bij brief van 2 juli 2017 aan de kantonrechter in [plaatsnaam] schrijft zij dat er ondertussen nieuwe voorvallen zijn geweest die haar en haar zuster sterken in hun verzoek om het mentorschap te heroverwegen. Hun verzoek strekt ertoe dat [zus verzoeker] tot mentor wordt benoemd, dus met uitsluiting van verzoeker. Verder wordt de voorkeur uitgesproken voor een gedeeld mentorschap met een externe mentor.
3.5.
Vervolgens zijn verzoeker en zijn zusters schriftelijk uitgenodigd voor een inhoudelijke behandeling van het wijzigingsverzoek op de zitting van woensdag 19 juli 2017 door kantonrechter [gewraakte kantonrechter] op het kantongerecht in [plaatsnaam] .
3.6.
Bij brief van 12 juli 2017 aan de wrakingskamer van de rechtbank heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend kantonrechter en de andere kantonrechters die zich hebben beziggehouden met het bewind en mentorschap over zijn moeder. Die brief heeft verzoeker geschreven als contactpersoon voor zijn moeder en in hoedanigheid van executeur/mentor/familielid van zijn moeder.

4.De gronden van het wrakingsverzoek en het standpunt van verzoeker

4.1.
Verzoeker schrijft dat alle betrokken kantonrechters voorbij zijn gegaan aan het feit dat zijn moeder dement en gehandicapt is en in een verpleeghuis is opgenomen. Zij dient beschermd te worden op grond van het EVRM, het Eerste Protocol bij het EVRM en de Convention for the Rights of Persons with Disabilities (CRPD) van de VN. De betreffende rechters hebben die bescherming niet toegepast waardoor zijn moeder al diverse keren geen objectieve rechtsgang heeft gehad. Vanuit het belang van zijn moeder en om een objectieve rechtsgang te verkrijgen acht verzoeker het nodig om elke rechter te wraken die niet op de hoogte is van hoe een demente gehandicapte dient te worden beschermd.
4.2.
Verzoeker vraagt de wrakingskamer om alle beslissingen ten aanzien van zijn moeder te onderzoeken om te zien of daar objectieve rechtspraak heeft plaatsgevonden en of zijn moeder reden tot wraking zou hebben gehad. Indien dat het geval is, dienen de rechters alsnog te worden gewraakt en hun beslissingen te worden vernietigd en dient er een nieuwe zitting plaats te vinden met een nieuwe rechter.

5.De beoordeling

5.1.
Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het wrakingsverzoek kan worden gedaan door een partij, in elke stand van het geding.
5.2.
De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechters die deze uitspraak hebben gedaan (zie onder meer de uitspraak van de Hoge Raad van 18 december 1998, gepubliceerd als ECLI:NL:HR:1998:AD2977, waarnaar wordt verwezen in het Wrakingsprotocol van de rechtbank). Dat betekent dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is voor zover het is gericht tegen de kantonrechters die zich in het verleden hebben beziggehouden met het bewind en mentorschap over verzoekers moeder. Ook wil dat zeggen dat de rechtbank geen onderzoek kan doen naar uitgesproken beslissingen die betrekking hebben op verzoekers moeder. Uitgesproken beslissingen kunnen alleen ter discussie worden gesteld door het instellen van een rechtsmiddel, zoals hoger beroep.
5.3.
De (enige) zaak die nog wel loopt is het verzoek tot wijziging van het gedeelde mentorschap over verzoekers moeder, ingediend door de zusters van verzoeker en door de kantongriffie geregistreerd onder zaaknummer 5999398 OV VERZ 17-5913. Die zaak zal inhoudelijk worden behandeld door kantonrechter [gewraakte kantonrechter] . Voor zover het ingediende wrakingsverzoek is gericht tegen kantonrechter [gewraakte kantonrechter] is het wel tijdig ingediend en zal het hierna worden beoordeeld.
5.4.
Een wrakingsverzoek kan alleen worden gedaan door een partij. Partij bij de in rechtsoverweging 5.3 vermelde zaak zijn de zusters die het verzoek hebben ingediend, verzoeker en zijn moeder. Verzoeker heeft het wrakingsverzoek ingediend namens zijn moeder. Het gedeelde mentorschap brengt echter mee dat hij daartoe niet bevoegd is zonder de instemming van zijn zuster. Om die reden merkt de rechtbank het ontvangen wrakingsverzoek aan als zijnde ingediend door verzoeker op eigen naam.
5.5.
Het ligt op de weg van verzoeker om de feiten en omstandigheden te noemen waarop hij de (schijn van) vooringenomenheid van kantonrechter [gewraakte kantonrechter] baseert. In dat verband beroept verzoeker zich op eerdere schendingen van de rechten van zijn moeder. Een eerdere schending van haar rechten wil nog geenszins zeggen dat er sprake moet zijn van een onvoldoende onafhankelijkheid of van een vooringenomenheid van kantonrechter [gewraakte kantonrechter] . Daar komt bij dat kantonrechter [gewraakte kantonrechter] nimmer betrokken is geweest bij de totstandkoming van een inhoudelijke beslissing betreffende verzoekers moeder. Zijn eerdere betrokkenheid beperkt zich tot het in het openbaar uitspreken, dat wil zeggen hardop voorlezen, van een rechterlijke beslissing, die in dit geval de beslissing van kantonrechter [naam] betrof. Kantonrechter [gewraakte kantonrechter] heeft nooit in de positie verkeerd om de rechten van verzoekers moeder te kunnen schenden. In zoverre ontbeert het wrakingsverzoek dan ook een deugdelijke grondslag.
5.6.
Ten aanzien van zijn eigen positie in de lopende procedure stelt verzoeker dat hij wordt bedreigd met ontslag als mentor omdat hij geen genoegen neemt met de kwaliteit van de zorg die zijn moeder wordt geboden, terwijl hij juist bezig is met het behartigen van de belangen van zijn moeder. Die gang van zaken acht hij niet in het belang van zijn moeder. Verzoeker wil voorkomen dat de verkeerde wetgeving wordt toegepast. Verder wijst hij erop dat het dossier niet compleet is. De rechtbank merkt op dat al deze argumenten alleen maar besproken kunnen worden bij de inhoudelijke behandeling van het verzoek tot wijziging van het mentorschap. Het onderhavige wrakingsverzoek blokkeert nou juist die inhoudelijke beoordeling van het mentorschap alsmede de mogelijkheid voor de rechter om nadere stukken op te vragen. Bovendien zien deze argumenten op het doen en laten van verzoekers zusters en hebben ze dus geen betrekking op een (schijn van) vooringenomenheid van de kantonrechter die het wijzigingsverzoek gaat behandelen.
5.7.
Tot slot schrijft verzoeker dat het risico bestaat dat de kantonrechter denkt dat hij problemen kan voorkomen door verzoeker af te zetten als mentor. In dat verband verwijst verzoeker naar uitspraken die kantonrechter [naam] zou hebben gedaan op de zitting van 24 juli 2014, zoals ‘ik ken jullie niet’ en ‘anders staan jullie elke dag aan mijn bureau’. De rechtbank constateert dat verzoeker zich hier beroept op uitspraken van een andere rechter dan de behandelend kantonrechter [gewraakte kantonrechter] . Reeds om die reden kunnen die uitspraken niet bijdragen aan een eventuele vrees dat kantonrechter [gewraakte kantonrechter] zijn eigen belangen zou willen stellen boven dat van verzoeker of van de moeder van verzoeker. Nu kantonrechter [naam] niet de behandelend kantonrechter van de lopende zaak is, is wraking van [naam] niet mogelijk.
5.8.
De rechtbank concludeert dat verzoeker zich vooral beroept op beslissingen die in het verleden zijn genomen met betrekking tot zijn moeder. Die onwelgevallige beslissingen met betrekking tot zijn moeder zeggen echter niets over een eventuele (schijn van) vooringenomenheid van kantonrechter [gewraakte kantonrechter] jegens verzoeker. Bovendien is kantonrechter [gewraakte kantonrechter] niet inhoudelijk betrokken geweest bij al die onwelgevallige beslissingen. Al hetgeen verzoeker aanvoert heeft dus geen betrekking op kantonrechter [gewraakte kantonrechter] . Daarom zal het wrakingsverzoek tegen kantonrechter [gewraakte kantonrechter] worden afgewezen als kennelijk van iedere grond ontbloot.
5.9.
In de niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek tegen de kantonrechters die in het verleden onwelgevallige beslissingen hebben genomen alsmede in de kennelijke ongegrondheid van het wrakingsverzoek tegen kantonrechter [gewraakte kantonrechter] ziet de rechtbank aanleiding om – in afwijking van het in artikel 36 Rv neergelegde uitgangspunt en in navolging van de Hoge Raad – uitspraak te doen zonder dat het wrakingsverzoek ter zitting wordt behandeld.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen de kantonrechters die een einduitspraak hebben gedaan in zaken die inmiddels zijn gesloten;
wijst het verzoek tot wraking in de zaak met nummer 5999398 OV VERZ 17-5913 tegen kantonrechter [gewraakte kantonrechter] af;
bepaalt dat de behandeling van de zaak met nummer 5999398 OV VERZ 17-5913 wordt hervat in de stand waarin het geding zich bevond ten tijde van de indiening van dit wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven op 23 augustus 2017 door mr. Poerink, mr. van Kralingen en mr. van Roij, in tegenwoordigheid van mr. de Baar, griffier, en in het openbaar uitgesproken.