ECLI:NL:RBZWB:2017:5846

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
02/334037 / HA RK 17-160
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Poerink
  • A. van Kralingen
  • J. van Roij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kantonrechter in bewindzaak

Op 30 augustus 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen inzake een wrakingsverzoek van een verzoeker, die in een eerdere procedure een bewind had laten instellen over zijn goederen. De verzoeker had op 29 mei 2017 een beschikking ontvangen van de kantonrechter, waarin het bewind werd ingesteld. Op 31 juli 2017 verzocht de verzoeker om wraking van de kantonrechter, omdat hij meende dat de beschikking niet in overeenstemming was met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hij stelde dat de kantonrechter incompetent was en dat er een onafhankelijk onderzoek moest komen naar de gang van zaken bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een rechter te wraken na het wijzen van een einduitspraak. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat uitgesproken beslissingen alleen ter discussie kunnen worden gesteld door het instellen van een rechtsmiddel, zoals hoger beroep. De rechtbank besloot om het wrakingsverzoek niet ter zitting te behandelen en verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en is gegeven door de rechters M. Poerink, A. van Kralingen en J. van Roij, in aanwezigheid van griffier mr. de Baar.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Middelburg
zaaknummer: 02/334037 / HA RK 17-160
Beslissing van 30 augustus 2017
inzake
het wrakingsverzoek ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van
[naam verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • de beschikking van 29 mei 2017 van de kantonrechter in Middelburg, waarbij een bewind is ingesteld over de goederen van verzoeker;
  • het e-mailbericht van 31 juli 2017 van verzoeker aan de familiegriffie, waarin hij verzoekt om wraking van de betreffende kantonrechter.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van [naam gewraakte rechter] , kantonrechter, (hierna te noemen: de kantonrechter) die belast was met de behandeling van de zaak met nummer [zaaknummer] betreffende een verzoek tot instelling van een bewind over de goederen van verzoeker. Die zaak is op 29 mei 2017 geëindigd met een beschikking van de kantonrechter waarbij een bewind over alle goederen van verzoeker is ingesteld.

3.De gronden van het wrakingsverzoek en het standpunt van verzoeker

3.1.
Verzoeker schrijft dat de gevolgen van het ingestelde bewind duidelijk worden. Hij stelt dat het nu duidelijk is dat de beschikking van 29 mei 2017 van de kantonrechter niet in overeenstemming is met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Door haar te wraken wil verzoeker de incompetentie en het beoordelingsvermogen van de kantonrechter ter discussie stellen.
3.2.
Verzoeker wil voorkomen dat de kantonrechter nog meer slachtoffers maakt die minder mondig zijn dan hij. Vanuit het algemeen belang wil hij dat de kantonrechter uit haar functie wordt ontheven totdat een onafhankelijke commissie een onderzoek instelt naar de gang van zaken bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant en naar alle door de rechtbank Zeeland-West-Brabant gewezen vonnissen in de afgelopen vijf jaar.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het wrakingsverzoek kan worden gedaan in elke stand van het geding.
4.2.
De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer een geding is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan (zie onder meer de uitspraak van 18 december 1998 van de Hoge Raad, die is gepubliceerd als ECLI:NL:HR:1998:AD2977 en waarnaar wordt verwezen in het Wrakingsprotocol van de rechtbank). Aangezien verzoeker de kantonrechter wraakt in een zaak waarin op 29 mei 2017 een eindbeslissing is genomen, is zijn wrakingsverzoek niet-ontvankelijk. Dat betekent dat zijn wrakingsverzoek niet inhoudelijk beoordeeld zal worden. Uitgesproken beslissingen kunnen alleen ter discussie worden gesteld door het instellen van een rechtsmiddel, zoals hoger beroep. Reeds hierom zal de rechtbank ook geen onderzoek doen naar alle beslissingen die in de afgelopen vijf jaren zijn uitgesproken.
4.3.
In de niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek ziet de rechtbank aanleiding om – in afwijking van het in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Raechtsvordering neergelegde uitgangspunt en in navolging van de praktijk bij de Hoge Raad – uitspraak te doen zonder dat het wrakingsverzoek ter zitting wordt behandeld.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven op 30 augustus 2017 door mr. Poerink, mr. van Kralingen en mr. van Roij, in aanwezigheid van mr. de Baar, griffier, en in het openbaar uitgesproken.