Uitspraak
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
4.De beslissing
woensdag 27 september 2017 te 09.00 uur, voor het nemen van een akte na tussenvonnis door [eiser] zoals bedoeld in overweging sub 3.16;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vordert eiser, een verpleegkundige, betaling van achterstallig loon en onregelmatigheidstoeslag (ORT) van gedaagde, zijn werkgever. Eiser stelt dat gedaagde bij de berekening van zijn loon over vakantiedagen de ORT ten onrechte niet heeft meegenomen. De vordering betreft een bedrag van € 2.530,00 aan achterstallig loon, vermeerderd met wettelijke rente en een wettelijke verhoging van € 1.265,00. Gedaagde voert verweer en stelt dat eiser niet tijdig heeft geklaagd en dat de ORT geen vast onderdeel van het loon is volgens de CAO. De kantonrechter overweegt dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW niet van toepassing is op loonvorderingen, en dat de ORT wel degelijk een onderdeel van het loon is dat tijdens vakanties betaald moet worden. De kantonrechter wijst de vordering in beginsel toe, maar stelt eiser in de gelegenheid om de vordering opnieuw te berekenen over een specifieke periode. De wettelijke verhoging wordt op nihil gesteld, gezien de omstandigheden van het geval. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.