ECLI:NL:RBZWB:2017:7058

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
02-117702-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens niet rechtmatig gegeven noodbevel tot verwijdering van camping

In deze strafzaak, behandeld door de politierechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de verdachte terecht voor het niet voldoen aan een ambtelijk bevel, zoals vastgelegd in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. De zaak vond zijn oorsprong in een noodbevel dat was uitgevaardigd door de voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, op basis van artikel 175 van de Gemeentewet en artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's. Dit noodbevel was gericht aan de verdachte, die op 28 juni 2017 op de camping Fort Oranje in Rijsbergen verbleef, en hem opdroeg zich onmiddellijk van de camping te verwijderen.

De politierechter heeft de zaak op 2 november 2017 behandeld, na een eerdere zitting op 19 oktober 2017. De officier van justitie, mr. Prop-Kievit, heeft gepleit voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. Bouwman, heeft betoogd dat het bevel niet rechtmatig was gegeven. De verdediging verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin werd gesteld dat er geen sprake was van een rechtmatig gegeven bevel.

De politierechter heeft vervolgens de rechtmatigheid van het noodbevel beoordeeld. Hij concludeerde dat de voorzitter van de Veiligheidsregio in redelijkheid tot het uitvaardigen van het noodbevel had kunnen komen, maar dat de vordering aan de verdachte om zich van de camping te verwijderen niet rechtmatig was. De rechter oordeelde dat er geen situatie was die de sluiting of overname van de camping belemmerde, en dat de verdachte niet deelnam aan een actie die deze sluiting of overname in de weg stond. Hierdoor kon het aan de verdachte ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend worden bewezen.

Op basis van deze overwegingen heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, A.M.J. Joris, en vond plaats tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/117702-17
vonnis van de politierechter d.d. 2 november 2017
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [straatnaam] te [woonplaats]
raadsman mr. Bouwman, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 oktober 2017, waarbij de officier van justitie, mr. Prop-Kievit, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Rijsbergen, gemeente Zundert opzettelijk niet heeft voldaan aan een noodbevel, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 175 Gemeentewet juncto artikel 39, eerste lid onder b, Wet veiligheidsregio's, gedaan door de Voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West- Brabant, en welk noodbevel aan de verdachte is overhandigd door een ambtenaar, te weten, [naam] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat hij, verdachte, namens de Voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant was gevorderd om zich onmiddellijk te verwijderen van Camping [naam 1] , hieraan geen gevolg te geven;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De politierechter is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde omdat niet tot een bewezenverklaring van het feit kan worden gekomen. Verdachte was volgens de verdediging niet gehouden de vordering om zich van de camping te verwijderen op te volgen, nu geen sprake is van een situatie waarvoor het noodbevel is afgegeven. Er is aldus geen sprake van een rechtmatig gegeven bevel. De verdediging verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland d.d.
15 juni 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:4711.
4.3
Het oordeel van de politierechter
Van een krachtens wettelijk voorschrift gedane vordering of bevel als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht is sprake als de vordering of het bevel rechtmatig is gegeven krachtens een verbindend wettelijk voorschrift. Daartoe is vereist dat het betreffende voorschrift uitdrukkelijk inhoudt dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het geven van het bevel of het doen van de vordering. Bij een strafrechtelijke vervolging ter zake van artikel 184 (https://www.navigator.nl/document/openCitation/%20idaf27641afd6698e576fd06a544682ec0) Wetboek van Strafrecht is de rechter (ambtshalve) gehouden te onderzoeken of het in de tenlastelegging genoemde wettelijk voorschrift verbindend is en het bevel rechtmatig is gegeven, hetgeen ook geldt indien tegen het desbetreffende bevel een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang open staat of heeft opengestaan en de verdachte van deze rechtsgang geen gebruik heeft gemaakt door een beroep op de bestuursrechter te doen (HR 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3325).
Rechtmatigheid van het noodbevel
De vordering in de onderhavige zaak is gedaan krachtens een noodbevel van de voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant op grond van artikel 39, eerste lid onder b, van de Wet Veiligheidsregio’s jo. artikel 175, eerste lid van de Gemeentewet. Volgens deze bepaling is in geval van “een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan”, de voorzitter van de veiligheidsregio ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan – onder meer – het bepaalde in artikel 175 Gemeentewet. Artikel 175 Gemeentewet bevat een bevoegdheid voor de burgemeester in geval van een (dreigende) ernstige verstoring van de openbare orde de bevelen te geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn.
De politierechter dient te toetsen of in het onderhavige geval de voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant in redelijkheid tot het uitvaardigen van het noodbevel heeft kunnen komen, dit gelet op het discretionaire karakter van deze bevoegdheid. Bij deze beoordeling neemt de politierechter tot uitgangspunt dat de voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant bij de uitoefening van deze bevoegdheid de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht dient te nemen, hetgeen inhoudt dat voor het geven van het noodbevel geen plaats is indien andere, minder vergaande, maatregelen getroffen hadden kunnen worden.
Op het moment van het uitvaardigen van het noodbevel was sprake van de volgende feiten en omstandigheden. Op 23 juni 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna te noemen: het college van B&W) van de gemeente Zundert besloten tot sluiting van Camping [naam 1] , gelegen aan de [straatnaam 1] te [Woonplaats 1] , gemeente Zundert (hierna te noemen: [naam 1] ). Tevens heeft het college van B&W van de gemeente Zundert bij voornoemd besluit het beheer van [naam 1] overgenomen. In het kader van de sluiting van [naam 1] heeft de voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant op 23 juni 2017 te 14:10 uur een noodbevel afgegeven (hierna te noemen: het noodbevel). Het noodbevel is afgegeven omdat ernstige vrees is ontstaan voor enerzijds hevige confrontaties tussen degenen die voorheen het beheer van [naam 1] voerden en anderzijds de bewoners van en aanwezigen op [naam 1] . Het noodbevel heeft als doel het voorkomen van het blokkeren of anderszins beletten van de overname van het beheer, waardoor de vrije doorgang van het bevoegd gezag ernstig in zijn werkzaamheden kan worden belemmerd.
De politierechter stelt voorop dat de gedwongen sluiting en ontruiming van [naam 1] – geografisch gelegen tussen Zundert en Breda – naar het oordeel van de politierechter in redelijkheid valt aan te merken als een (dreigende) bovenlokale crisissituatie, mede gelet op de aanzienlijke omvang van [naam 1] , de maatschappelijke problemen die hebben geleid tot de sluiting van [naam 1] en het redelijkerwijs te verwachten verzet van de bewoners tegen de ontruiming van [naam 1] . Mede gelet op de inhoud van het noodbevel is de politierechter van oordeel dat ook is voldaan aan de voornoemde vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft naar het oordeel van de politierechter dan ook in redelijkheid tot het uitvaardigen van het noodbevel kunnen komen.
Rechtmatigheid van de vordering
Over het bevel om zich van de camping te verwijderen bepaalt het noodbevel als volgt: “
De voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant beveelt: dat een ieder die deelneemt aan of aanwezig is bij een actie die de sluiting of overname van het beheer belemmert of dreigt te belemmeren op eerste aanwijzing van een ambtenaar van de politie zich terstond op de door de politie aangegeven wijze in de door de politie aangegeven richting dient te begeven, dan wel zich van het grondgebied van Camping [naam 1] dient te verwijderen.”De politierechter dient vast te stellen of de door de politie gedane vordering op grond van deze bepaling in het noodbevel rechtmatig is gegeven.
Op 28 juni 2017 was verbalisant [naam] naar [naam 1] gegaan naar aanleiding van een melding dat een beveiliger zou zijn bedreigd. In verband met deze verdenking is de broer van verdachte aangehouden. Volgens verbalisant [naam] heeft verdachte getracht de aanhouding van zijn broer te belemmeren en gezegd: “
We have done nothing wrong. The security made problems with us. I want to go to my brother. Let me go to him.” of woorden van gelijk strekking. Hierop heeft verbalisant [naam] het noodbevel afgegeven en daarbij aan verdachte duidelijk gemaakt dat hij zich direct van de camping [naam 1] diende te verwijderen. Verdachte, die woonde op camping [naam 1] , heeft hieraan geen gevolg gegeven.
Uit het dossier blijkt niet dat sprake was van een situatie waarbij de sluiting of overname van het beheer van de camping belemmerd werd, noch dat verdachte deelnam aan een actie die de sluiting over overname van de camping belemmerde, maar hooguit dat sprake was van een verstoring van de openbare orde of een dreiging daarvan. Onder deze omstandigheden is de politierechter van oordeel dat het noodbevel geen grondslag bood voor de vordering aan verdachte om zich van de camping te verwijderen. Deze vordering is aldus niet rechtmatig gegeven. Het aan verdachte ten laste gelegde feit kan daarmee niet wettig en overtuigend worden bewezen. De politierechter zal hem daarvan vrijspreken.

5.De beslissing

De politierechter:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Dit vonnis is gewezen door politierechter: mr. A.J.P. Schild, in tegenwoordigheid van A.M.J. Joris, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 november 2017.