ECLI:NL:RBZWB:2017:8413

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
02-811852-11
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Hertsig
  • J. de Weert
  • A. Beudeker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gijzeling met geweld en dwang tot aflossing van een schuld

In deze zaak zijn vier medeverdachten veroordeeld voor het medeplegen van gijzeling. Het slachtoffer, die een schuld had aan een van de verdachten, werd vanuit Denemarken naar Nederland meegenomen, mishandeld en vijf dagen lang van zijn vrijheid beroofd. De verdachten hebben het slachtoffer onder druk gezet om de schuld af te lossen, waarbij zijn familie werd bedreigd. De rechtbank oordeelde dat het slachtoffer niet vrijwillig was meegegaan, maar onder dwang en geweld. De verdediging stelde dat het slachtoffer zelf een ontvoering had geënsceneerd, maar dit werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor berechting was overschreden, maar dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De gevangenisstraffen voor de verdachten zijn verminderd vanwege deze termijnoverschrijding. De rechtbank legde gevangenisstraffen op variërend van één tot twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/811852-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres]
raadsvrouw mr. M.P. Friperson, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 november 2017, waarbij de officier van justitie, mr. Koning, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2011 tot en met 16 november 2011 te
Denemarken en/of Duitsland en/of de gemeente Den Haag en/of de gemeente Oosterhout
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [naam 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [naam 2] (broer van genoemde [naam 1] ) en/of [naam 3] (vader van genoemde
[naam 1] ) en/of andere familieleden van genoemde [naam 1] , te dwingen iets te doen of niet te doen (te weten het betalen van een geldbedrag van circa 30.000,- euro),
immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
  • die [naam 2] en/of [naam 3] en/of andere familieleden van genoemde [naam 1] (mondeling en/of schriftelijk) laten weten, dat deze [naam 1] pas kan worden meegenomen zodra een (voornoemd) (contant) geldbedrag is gebracht en/of
  • laten weten dat als ze die [naam 1] weer wilden zien en/of wilden voorkomen dat hem iets zou overkomen een (voornoemd) (contant) geldbedrag gebracht moest worde
  • die [naam 1] in Denemarken (onder die omstandigheid) gedwongen (achter)in zijn/een personenauto plaats te nemen en/of
  • die [naam 1] (vervolgens) in de auto gefouilleerd en/of
  • die [naam 1] (vervolgens) naar Nederland vervoerd en/of meegenomen en/of
  • tijdens die autorit [naam 1] belet dat hij zou/kon vluchten en/of daarbij die [naam 1] voortdurend onder controle gehouden en/of
  • die [naam 1] in Nederland in een of meer woning(en) en/of een hotelkamer tegen zijn wil vastgehouden en/of
  • die [naam 1] een of meer keren tegen zijn hoofd en/of lichaam geslagen/gestompt;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2011 tot en met 16 november 2011 te
Denemarken en/of Duitsland en/of de gemeente Den Haag en/of de gemeente Oosterhout
en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] en/of [naam 2] (broer van genoemde [naam 1] ) en/of [naam 3] (vader van genoemde [naam 1] ) en/of andere familieleden van genoemde [naam 1] en/of
(een) ander(en) te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van circa 30.000,- euro), in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam 1] en/of die [naam 2] en/of die [naam 3] en/of die andere familieleden van genoemde [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), daartoe met zijn mededader(s), althans alleen,
  • die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of andere familieleden van genoemde [naam 1] (mondeling en/of schriftelijk) laten weten, dat deze [naam 1] pas kan worden meegenomen zodra een (voornoemd) (contant) geldbedrag is gebracht en/of
  • laten weten dat als ze die [naam 1] weer wilden zien en/of wilden voorkomen dat hem iets zou overkomen een (voornoemd) (contant) geldbedrag gebracht moest worden
  • die [naam 1] in Denemarken (onder die omstandigheid) gedwongen (achter)in zijn/een personenauto plaats te nemen en/of
  • die [naam 1] (vervolgens) in de auto gefouilleerd en/of
  • die [naam 1] (vervolgens) naar Nederland vervoerd en/of meegenomen en/of
  • tijdens die autorit [naam 1] belet dat hij zou/kon vluchten en/of daarbij die [naam 1] voortdurend onder controle gehouden en/of
  • die [naam 1] in Nederland in een of meet woning(en) en/of een hotelkamer tegen zijn wil vastgehouden en/of
  • die [naam 1] een of meer keren tegen zijn hoofd en/of lichaam geslagen/gestompt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De eerste en de tweede voorvraag
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De derde voorvraag
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De verdediging voert aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte wegens forse overschrijding van de redelijke termijn in combinatie met schending van het ondervragingsrecht van de verdediging.
De rechtbank heeft ter zitting van 16 december 2016 beslist dat noch de overschrijding van de redelijke termijn, noch de gestelde schending van het ondervragingsrecht van de verdediging leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Ook de combinatie van de twee gestelde omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot niet-ontvankelijkheid. Overschrijding van de redelijke termijn kan volgens vaste jurisprudentie op zichzelf immers niet leiden tot niet-ontvankelijkheid, ook niet in geval van buitensporige termijnoverschrijding. Slechts indien sprake is van in uitzonderlijke gevallen vanwege bijkomende omstandigheden die zijn gelegen in de sfeer van de termijnoverschrijding, zoals omstandigheden betreffende (een gewekte verwachting omtrent) niet verdere vervolging, kan die combinatie leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie (ECLI:NL:HR:2008:BD2578 en ECLI:NL:HR:2012:BX9532). Gesteld noch gebleken is dat van een dergelijke bijkomende omstandigheid sprake is. Deze omstandigheid kan niet worden gevonden in het argument dat er volgens de verdediging sprake is van een schending van het ondervragingsrecht. Deze omstandigheid heeft immers geen betrekking op de eventuele niet verdere vervolging van verdachte.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
De vierde voorvraag
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van gijzeling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde. Hetgeen de verdediging daartoe aanvoert zal hierna, bij het oordeel van de rechtbank, aan de orde komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verklaringen [naam 1]
De verdediging betoogt dat de verklaringen van [naam 1] moeten worden uitgesloten van het bewijs wegens schending van het ondervragingsrecht als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van mens en de fundamentele vrijheden (‘EVRM’).
Op basis van het dossier staat het volgende vast.
Aangever [naam 1] is op 28 april 2015 te Denemarken gehoord door de Deense rechter. Voorafgaand aan dat verhoor heeft de verdediging de gelegenheid gekregen om onbeperkt schriftelijk vragen in te dienen. De verdediging heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en daadwerkelijk schriftelijk vragen ingediend. De ingediende vragen zijn door de Deense advocaat aan de getuige gesteld. De raadsvrouw van verdachte was aanwezig bij het getuigenverhoor. Zij had daar weliswaar de status van observator, maar na het stellen van de vooraf ingediende vragen, was er gelegenheid om te overleggen met de Deense advocaat en via deze advocaat konden aanvullende vragen aan de getuige worden gesteld. Indien een vraag niet of onvoldoende duidelijk gesteld was dan kon dat in de tweede termijn worden aangevuld. Deze werkwijze was voorafgaand aan het verhoor gecommuniceerd met de verdediging. De verdediging heeft echter om principiële redenen geen gebruik van gemaakt van een tweede termijn voor het stellen van vragen.
De rechtbank stelt vast dat er middels deze mogelijkheid van het stellen van aanvullende vragen, voldoende gelegenheid is geweest om door te vragen. De raadsvrouw had immers tijdens het verhoor aan de hand van de gegeven antwoorden vragen kunnen formuleren die door de Deense advocaat aanvullend konden worden gesteld. De verdediging heeft de getuige weliswaar niet rechtstreeks kunnen bevragen, maar dat vereist artikel 6 EVRM ook niet. Staten worden vrijgelaten in de wijze van ondervraging, zolang maar voldaan wordt aan de eisen van artikel 6 EVRM. Door de wijze waarop het verhoor voor de Deense rechter heeft plaatsgevonden, waarbij de mogelijkheid van aanvullende vragen tijdens het verhoor is geboden, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank middels de verdediging een ‘adequate and proper opportunity to challenge and question a witness against him’ gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ondervragingsrecht als bedoeld in artikel 6 EVRM niet is geschonden en dat de verklaringen van [naam 1] niet van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
De bewijsmiddelen
[verdachte] heeft als lening € 40.000,- contant gegeven aan [naam 1] (‘ [naam 1] ’), wonende in Denemarken. Het geld was afkomstig van [naam 4] , die daarvoor een lening had afgesloten. [naam 1] zou maandelijks een bedrag terugbetalen, maar daarover zijn geen concrete afspraken gemaakt. [verdachte] is een paar keer naar Denemarken gegaan om geld bij [naam 1] te halen. Hij nam dan vooraf telefonisch contact op met [naam 1] . [1]
Enkele maanden voor november 2011 heeft [verdachte] aan [naam 1] medegedeeld dat hij het geld terug wilde. [2]
In de periode van 29 juni 2011 tot en met 9 november 2011 heeft [naam 1] vier bedragen overgemaakt via Western Union, waaronder één keer aan [naam 4] en twee keer aan medeverdachte [medeverdachte 1] . [3] De resterende schuld van [naam 1] bedroeg € 32.000,- [4]
In oktober 2011 heeft [verdachte] de volgende sms-berichten aan [naam 1] verzonden (vertaald):
  • Broer je moet snel instrueren want de mensen hier raken gestresst
  • broer, ik wacht op jou
  • Broer bel me met spoed op, morgen heb ik een gesprek, je moet me instrueren
  • Broer hier loopt alles in de soep; als je de telefoon niet opneemt dan kom ik zelf daarnaar toe
  • Waarom neem je de telefoon niet op; wil je soms dat we problemen krijgen; bel me gelijk op
  • ze oefenen druk op mij uit; we moeten elkaar spreken.
[verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben elkaar whatsapp berichten gestuurd, onder meer:
op 7 november 2011:
  • [verdachte] : Ik moet even voor bespreken met je
  • [medeverdachte 2] : als we vrijdag gaan, hoelaat wilde je gaan dan?
  • [verdachte] : we moeten eerst even praten. Ik zie je morgen komt goed. […] We hebben nog een paar dagen.
op 9 november 2011:
  • [verdachte] : het wordt vrijdag ochtend vroeg. Ik heb net met hem gesproken.
  • [medeverdachte 2] : en wnnr terug.
  • [verdachte] : 1 dag
  • [medeverdachte 2] : Dus zaterdag kome trug. Of vrijdag laat!
  • [verdachte] : nee zaterdag terug
  • [verdachte] : eind middag
op 10 november 2011:
  • [verdachte] : ik ben om 9 uur bij jou.
  • [verdachte] : gedraag je. Morgen moet je sterk zijn.
op 11 november 2011:
  • [medeverdachte 2] : over hoelaat ben je hier?
  • [verdachte] : ben er al
  • [medeverdachte 2] : ik kom eraan.
[verdachte] is op vrijdag 11 november 2011 naar Denemarken gereden. [7] Hij zou geld ophalen bij [naam 1] . [8] [verdachte] ( [verdachte] ) reed met zijn kleine Renault. Medeverdachten [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ) reden mee. [9]
In de telefoon van [medeverdachte 2] zijn de volgende sms-berichten aangetroffen:
op 11 november 2011:
  • 15:00 uur, ontvangen van T-Mobile: Welkom in Duitsland
  • 19:45 uur, verzonden aan Dtc: morge moet ik alleen trug rijde
  • 19:47 uur, ontvangen van Dtc: Hoebedoelje alleen terug rijden? En de auto dan?
  • 19:50 uur, verzonden aan Dtc: Jaa, ik vertel je wel hoe of wat wannr ik bij je ben morge. […] zal wel in de middag zijn want ik moet vanuit Denemarken nr NL rijden.
  • 22:14 uur, ontvangen van T-Mobile: Welkom in Denemarken
  • 23:34 uur, verzonden aan Dtc: Heey we zijn er eindelijk bij die hotel pfff…
  • 23:40 uur, verzonden aan Dtc: nu gAan we ff chille en dan slapen denk ik moet vroeg op morge:(
op (zaterdag) 12 november 2011:
00:20 uur, verzonden aan [Naam 5] : we gaan zo nog ff nr beneden peukie doen en dan slapen moet morge vroeg opstaan en werken. [10]
[verdachte] had twee hotelkamers geboekt. Op zaterdag is [verdachte] na het ontbijt een tijdje weggeweest terwijl [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in het hotel bleven. [medeverdachte 3] werd ‘ [medeverdachte 3] ’ genoemd. [11]
[naam 1] is op 12 november 2011 kort voor 9.00 uur van huis vertrokken om een velg van zijn auto te laten vervangen. [naam 1] reed in een zwarte Volkswagen Sharan. [12]
[verdachte] had op 12 november 2011 met [naam 1] afgesproken. [naam 1] zei dat hij € 2.000,- in Deense Kronen bij zich had. [verdachte] zei dat [naam 1] het geld moest gaan wisselen in euro’s. [verdachte] was teleurgesteld over het bedrag dat [naam 1] voor hem had. [13]
[verdachte] is in het hotel terug gekomen en vervolgens is hij met de drie medeverdachten met de auto naar een parkeerplaats gereden. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn uitgestapt. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn bij de auto gebleven. [14]
[verdachte] is naar de vader van [naam 1] in diens winkel gegaan en heeft met hem gesproken over de schuld van [naam 1] . [15] Een van de anderen was meegelopen en buiten de winkel blijven wachten. Vervolgens is [verdachte] samen met die ander weer naar [naam 1] gelopen en heeft hij met [naam 1] gesproken terwijl de ander op een afstand stond. [16] Daarna zijn [naam 1] en [verdachte] in de Sharan gestapt en vervolgens is de ander ook ingestapt. Ze zijn teruggereden naar de Renault Clio waarmee [verdachte] en de anderen naar Denemarken waren gekomen. [17] [medeverdachte 1] heeft daarover verklaard dat [verdachte] en [naam 1] al in de auto zaten en dat hij, [medeverdachte 1] , toen is ingestapt. [18]
[medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat, toen hij en [medeverdachte 3] bij de auto waren gebleven, hij na een tijdje zag dat een zwarte auto kwam aanrijden met [verdachte] als bestuurder en een man met een baard als passagier. [medeverdachte 3] is bij [medeverdachte 2] uit de auto gestapt en in de zwarte auto gestapt. [medeverdachte 2] is vervolgens achter de donkere auto aangereden. [medeverdachte 2] reed in een Clio. [19]
Op de terugreis van Denemarken naar Nederland zat één persoon in de Clio en in de Sharan zaten vier personen. [20] [medeverdachte 2] reed alleen terug naar Nederland. [21] [verdachte] , [medeverdachte 3] , [naam 1] en [medeverdachte 1] reden met de andere auto. [22]
In de telefoon van [medeverdachte 2] zijn sms-berichten aangetroffen, verzonden op 12 november 2011:
  • 16:15 uur, aan Dtc: ik haal je op en dan moeten we gelijk door nr DH! De auto moet trug;
  • 18:38 uur, aan Dtc: Ben al in NL.
De telefoon van [naam 1] maakte op 12 november 2011 om 18.55 uur verbinding met een telecommunicatienetwerk in Nederland. [23]
[verdachte] en [medeverdachte 2] hebben elkaar op 12 november 2011 whatsapp berichten gestuurd, onder meer:
  • 19:53 uur, [verdachte] : waar ben je
  • 19:57 uur, [medeverdachte 2] : Ik rij over 5 min weg isgoed. Dus ben dan over anderhalf uur in DH.
  • 21:08 uur, [verdachte] : hoelang nog?
  • 21:35 uur, [verdachte] : Door jou kom ik in de problemen. […] ik kan nu even geen kant op.
[medeverdachte 1] heeft zijn auto gehaald. [25] [verdachte] heeft de auto van [naam 1] in Zoetermeer geparkeerd. [verdachte] reed in die auto. [naam 1] en de anderen zaten in een andere auto. [26] [verdachte] had de sleutels van de auto van [naam 1] . [27] De politie heeft de Volkswagen Sharan in Zoetermeer aangetroffen op 23 november 2011. In de auto vond de politie een Nokia telefoon en een portemonnee. [28] In de portemonnee zaten een rijbewijs op naam van [naam 1] en diverse pasjes op zijn naam. [29]
[verdachte] zag de eerste avond (in Nederland) dat [naam 1] in een hoekje zat. Hij zag dat er gevochten was omdat hij bloed zag op het bovenlichaam van [naam 1] . [30] [naam 1] heeft letsel opgelopen. [31]
De partner van [naam 1] heeft op (zondag) 13 november 2011 bij de Deense politie aangifte gedaan van vermissing van [naam 1] . Zij verklaarde dat [naam 1] contact had gehad met [verdachte] , die naar Odense zou komen. [naam 1] kende [verdachte] via [naam 7] . De zus van [naam 1] was benaderd door onbekende personen, waarbij haar was gezegd dat [naam 1] was weggevoerd ten zuiden van de grens en dat 200.000 Deense Kronen betaald moesten worden indien zij [naam 1] ooit wilde terugzien. [naam 1] zou een drugsschuld hebben van 250.000 Deense Kronen. [naam 1] of zijn ontvoerders hadden ook contact opgenomen met [naam 2] , de broer van [naam 1] , waarbij werd gevraagd om het geld nog die dag te verschaffen. Uit een door de Deense politie geplaatste telefoontap bleek dat [naam 2] een groot bedrag trachtte in te zamelen. [32]
[verdachte] maakte gebruik van onder meer telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [33] De gebruikers van telefoonnummer [telefoonnummer 1] zijn herkend als [naam 1] en [verdachte] . [34]
Op 13 november 2011 heeft een telefoongesprek plaatsgehad tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] , waarin onder meer is gezegd:
B: Vader
[…]
A: Mijn zoon morgen openen de banken, en we regelen het morgen, hopen het
[…]
A: ik maak het gereed voor morgen, ik wacht morgen hoop ik ok? Geef me even [verdachte]
C: Morgen ok?
B: Vader het moet morgen zijn ok? Ze wachten tot morgen ok?
A: Mijn zoon morgen, morgen, morgen als de banken open morgen open zijn regel ik het […]
A: Ze komen en zetten je af en pakken hun geld en rijden weer weg. [35]
Op (maandag) 14 november 2011 werd [naam 2] gebeld door het telefoonnummer van [verdachte] , [telefoonnummer 1] , vermoedelijk in gebruik bij [naam 1] . Gezegd is onder meer:
man: [naam 2] ik ben het
[naam 2] : Ja, we hebben bijna alles gevonden
man: Kijk [verdachte] is naast me en hoort jullie
[…]
[naam 2] : Het geld is ok, het geld ok, we hebben het gevonden […]
man: Hoor eens het geld, het geld als het gereed is in euro’s is moet hier komen
[naam 2] : Waar moet het komen?
man: Hoor eens, moet kom bij [naam 7] , [verdachte] vertrouwt alleen hem en jullie kunnen ook vertrouwen op [naam 7] , jullie wachten thuis bij [naam 7] en [naam 7] neemt “het geleende” hier [verdachte] . [verdachte] geeft autosleutel en mij aan [naam 7] en we komen thuis bij [naam 7] . [36]
Op (dinsdag) 15 november 2011omstreeks 02.10 uur heeft de Nederlandse politie de vader van [naam 1] aangehouden op de snelweg. Hij was in het bezit van € 31.000,- contant geld. [37]
[naam 3] , de vader van [naam 1] , heeft tegen de politie het volgende verklaard.
[naam 3] maakte zich zorgen om de gezondheid van zijn zoon. [naam 3] had een telefoontje gekregen van een man die zei ‘Je zoon is mijn gast.’ Later, toen [naam 3] zijn zoon belde, hoorde hij een man zeggen ‘Je zoon heeft een schuld bij mij en het geld moet je mij komen brengen’ en ‘Je betaalt de schuld van je zoon af en dan neem je je zoon mee terug’.
De volgende dag werd [naam 3] gebeld door zijn zoon, wiens stem klonk alsof zijn neus gebroken was. Hij zei ‘Deze mensen zijn erg serieus. Papa je moet dat geld bijeen zien te krijgen, bij buren vrienden en/of de bank en dat hierheen brengen om mij te redden.’ Later belde zijn zoon nogmaals en zei ‘Jij moet het geld komen brengen naar Nederland.’
[naam 3] kon moeilijk samenwerken met de politie omdat hij bang was dat ze zijn zoon zouden doodschieten of later wraak zouden nemen; ze waren tenslotte ook naar Denemarken gekomen om zijn zoon te ontvoeren. [38]
Op 15 november 2011 hebben onder meer de volgende telefoongesprekken plaatsgehad:
- om 13:07 uur:
[naam 1] belt met de telefoon van [verdachte] naar [naam 2] . Gezegd is onder meer:
[naam 2] : de man is gisterenavond om zes uur vertrokken en hij nam ook zijn ‘emanet’(“het toevertrouwde”) mee. [39]
- om 16:14 uur:
[naam 3] belt [verdachte] :
[verdachte] : hallo
[naam 3] : hallo
[verdachte] : ha, kijk je vader.
Hierna komt [naam 1] aan de lijn en praat met zijn vader.
[naam 3] : ik heb het geld gebracht.
[naam 1] zegt dat vader [naam 7] moet bellen. […] [naam 1] zegt dat vader naar [naam 7] moet gaan waarna [naam 7] vader bij zijn vrouw zal brengen.
[naam 1] : hij brengt je bij zijn vrouw. Daar ga je wachten. [naam 7] neemt de ‘emanet’ (“het toevertrouwde”) mee hierheen en dan neemt hij mij mee in de auto. [40]
- om 21:13 uur:
[naam 1] belt [naam 2] :
[naam 1] : [naam 2] ! [naam 2] ! Luister eens naar me! Als het vandaag niet afgelopen is […] [naam 2] : Okay, mijn jongen. Het zal afgelopen zijn.
[…]
[naam 1] : [naam 2] , ze zullen mij vermorzelen. [41]
- om 21:48 uur:
[verdachte] belt [naam 7] :
[naam 7] zegt dat ze heel erg bezorgd om hem zijn en dat zelfs zijn broer bijna over de telefoon huilde. ‘Dan moeten ze betalen, snel’, zegt [verdachte] . [42]
- om 21:58 uur:
[naam 2] belt [naam 7] :
[naam 7] zegt dat die jongen ( [verdachte] ) doorgedraaid is. ‘Ik weet niet wat [naam 1] die jongen heeft aangedaan. Hij doet niet zomaar dit soort dingen.’ zegt [naam 7] . [43]
- om 22:33 uur:
[naam 7] belt [verdachte] :
[naam 7] : Hij is bang dat hij z'n zoon niet krijgt of wat dan ook. Paniek, oude! Paniek!
[verdachte] : maar wij zijn hem niet aan het afpersen. Hij is ons dat schuldig. Hij geeft het, klaar! [44]
- om 22:36 uur:
[naam 7] belt [naam 2] , [naam 8] en [naam 9] :
[naam 9] zegt dat ze niet weet wat die honden [naam 1] aandoen, maar dat [naam 1] hen en vader steeds belt en smeekt om bevrijd te worden. [45]
- om 23:13 uur:
[verdachte] belt [naam 3] :
[verdachte] : Abi kijk, we zijn niet aan het afpersen abi, het enige wat wij willen is de schuld die [naam 1] aan ons heeft, dat is wat wij willen, daar gaat het dus om […] geef ons geld aan [naam 7] , wij vragen geen vijf cent te veel, wij vragen alleen waar wij recht op hebben. […] geef ons geld aan [naam 7] en neem [naam 1] mee, that’s it dus. [46]
[medeverdachte 1] , [verdachte] en [naam 1] zijn in de avond van 15 november 2011 samen geweest. [47] [medeverdachte 1] heeft [verdachte] en [naam 1] die avond met zijn - [medeverdachte 1] ’s- auto naar een hotel gebracht. De volgende dag belde [verdachte] [medeverdachte 1] om hen weer op te halen bij het hotel. [verdachte] vertelde [medeverdachte 1] waar hij hen heen moest brengen. [48]
Op (woensdag) 16 november 2011 hebben onder meer de volgende telefoongesprekken plaatsgehad:
- om 10:28 uur:
[naam 1] wordt gebeld door een vrouw:
[naam 1] : Moeder, met mij gaat het niet goed moeder! […]
[naam 1] zegt dat hij naar het ziekenhuis moet gaan.
De vrouw vraagt waarom.
[naam 1] : ik werd gekust
[naam 1] zegt dat hij naar het ziekenhuis moet gaan en dat het niet goed is gesteld met zijn ribben. [49]
- om 11:44 uur:
[naam 3] belt [verdachte] :
[naam 3] : Breng mijn geld en neem jouw emanet (“het toevertrouwde”). Maar voor geld, voor een tegoed, voor een schuld, martel je iemand niet zoveel. Ik ben 68 jaar oud, joh!
[…]
[verdachte] : Het was [naam 1] die jegens ons een fout heeft gemaakt. Wij vragen ook geenbeschermgeld of zo. Wij vragen alleen om ons eigen geld. Geven jullie maar het geld aan [naam 7] . Laat [naam 7] bellen. Laat [naam 7] wanneer hij bij jou, bij jullie zit, ons bellen. [naam 1] is ook hier. Jij moet dan zeggen, “Ik geef [naam 7] (aan de lijn) [naam 7] is ook hier’. Dan zegt [naam 7] , het is okay, ik heb het gekregen. En dan is het afgelopen. Dat is het dus. En wij laten [naam 1] hier los... hij gaat weg.
[naam 3] : Jullie dwingen mij.
[naam 1] komt aan de lijn en zegt tegen [naam 3] : vader, mijn rib is weg/stuk ik moet naar het ziekenhuis. Mijn rib is weg/stuk. In godsnaam! Maak ik me nog niet duidelijk?
[naam 3] : is goed, mijn zoon. Als je naar McDonalds komt. […] ik wacht op je bij McDonalds. Om het geld te kunnen krijgen, moeten ze naar McDonalds komen. Ze geven jou aan mij, nemen hun geld en gaan weg.
[verdachte] en [medeverdachte 3] hebben elkaar op 16 november 2011 tussen 13:21 en 13:30 uur whatsapp berichten gestuurd, onder meer:
[verdachte] :
  • zijn vader is er
  • ik moet naar hem toe met iemand en nog iemand moet bij hem blijven
[medeverdachte 3] :
- kom anders even langs
[verdachte] :
  • nee kan niet ben met hem
  • ik slaap al dagen niet
[medeverdachte 3] :
- mag ik geen bescheid kusje gegeven
[verdachte] :
  • ik ben echt kapor
  • nee hoeft niet hij werkt goed mee
  • ik slaap niet heb baard ben kapot
  • ik heb geen energie meer
  • ik ben blij als het voorbij is
  • ik moet de papieren halen
  • maar wil niet met hem alleen gaan
  • iemand met mij en eentje bij hem
  • en wil geen nieuwe mensen betrekken
  • hij wacht op mij nu
[medeverdachte 3] :
- kom
[verdachte] :
- ok ik kom.
[verdachte] en [medeverdachte 2] hebben elkaar op 16 november 2011 tussen 13:34 uur en 13:39 uur whatsapp berichten gestuurd, onder meer:
[verdachte] :
- We gaan nu de papieren ophalen. Zijn vader is hier. Ik kom je halen.
[medeverdachte 2] :
- OK.
Op 16 november 2011 om 14:26 uur belt [verdachte] naar [naam 3] :
[verdachte] : Abi, kijk, we zijn onderweg
[…]
[naam 3] : okay, is [naam 1] bij jou?
[verdachte] : die is bij mij
[naam 3] : Laat mij zijn stem horen.
[naam 1] : Vader ik hier
[naam 3] : okay mijn zoon, ik zal zo meteen daar zijn. [50]
Op 16 november 2011 omstreeks 15.20 uur werden [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden op het terrein van een tankstation aan de A16 te Dordrecht. Zij zaten in een Renault Clio. [verdachte] was bestuurder van de auto. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [naam 1] waren passagiers. [naam 1] verklaarde in het Engels dat hij slachtoffer was van ontvoering. [51]
Een forensisch geneeskundige heeft [naam 1] onderzocht op 16 november 2011. Hij beoordeelde de pijnklachten van [naam 1] als een aanwijzing voor een kneuzing van de ribben en mogelijk een gebroken neus. De forensisch geneeskundige stelde vast dat er vlekken op de trui en broek van [naam 1] zaten, die leken op bloedvlekken. [52]
[naam 7] heeft het volgende verklaard.
Omdat [naam 7] [naam 1] en diens vader goed kent, heeft [verdachte] aan [naam 7] gevraagd om te bemiddelen tussen [verdachte] en de vader van [naam 1] . [naam 7] heeft daarmee ingestemd. Toen [verdachte] tegen [naam 7] vertelde dat [naam 1] in Nederland was, had [naam 7] niet het idee dat [naam 1] uit zichzelf of uit vrije wil was gekomen. Hij dacht dat omdat [verdachte] vertelde dat hij tegen [naam 1] had gezegd dat hij zijn vader ermee ging confronteren, en dat [naam 1] toen akkoord was gegaan om [verdachte] te zien. Daaruit maakte [naam 7] op dat het niet vrijwillig was. [verdachte] vertelde verder dat hij bij de vader van [naam 1] was geweest en daar is weggegaan en heel erg boos was; hij moest gewoon zijn geld hebben.
[naam 7] is door de moeder van [naam 1] gebeld. Zij zei dat hij geslagen werd. [naam 7] heeft ook de broer, zus en schoonzus aan de telefoon gehad. Ze waren bang dat [naam 1] en zijn vader omgebracht zouden worden. [53]
[naam 10] , echtgenote van [naam 7] , heeft het volgende verklaard.
Haar man zei tegen haar dat hij aan de stem van [naam 1] kon horen dat hij geslagen werd door [verdachte] . Haar man zei dat [naam 1] vermoeid klonk. Ze hoorde van haar man dat [verdachte] had gezegd dat de vader van [naam 1] geld moest komen brengen naar Nederland. Haar man werd gevraagd om het geld van de vader van [naam 1] naar [verdachte] te brengen, anders liet [verdachte] [naam 1] niet vrij. Haar man wilde dat niet doen en was echt kwaad op [verdachte] . [54]
[verdachte] heeft verder het volgende verklaard.
Op woensdag toen ze naar de afgesproken plek zouden komen, is [verdachte] met [naam 1] vertrokken en hebben ze [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , vrienden van [verdachte] , opgehaald omdat [verdachte] niet precies wist wat hem te wachten stond. Hij heeft zijn vrienden verteld dat hij geld ging ophalen en vroeg hen of ze mee wilden rijden en dat wilden ze. [55]
[naam 1] heeft het volgende verklaard.
[naam 1] is meegenomen vanuit Denemarken. [verdachte] zei tegen hem dat hij mee moest.
[verdachte] had [naam 1] gebeld dat hij naar Odense zou komen om te praten. [naam 1] wist dat het om aflossing van de resterende schuld van € 32.000,- ging.
[naam 1] ontmoette [verdachte] in Odense. [medeverdachte 1] liep achter [verdachte] . [verdachte] zei tegen [medeverdachte 1] dat hij even moest praten, waarna [medeverdachte 1] afstand nam. [verdachte] zei: ‘Je gaat mee. Ga je vandaag je schuld inlossen/afbetalen? Het geld moet er vandaag zijn.’ [naam 1] zei dat dat onmogelijk was en vroeg om tijd om het geld bij elkaar te krijgen. [verdachte] zei nee en zei dat ze waren gekomen om hem mee te nemen. Hij zei: ‘Als we jou niet meenemen, nemen we je vader of je broer mee.’ [verdachte] was ernstig en serieus. [naam 1] had geen keuze. Toen hij hoorde dat ze anders zijn vader of broer mee zouden nemen, zei hij dat het goed was. [naam 1] had liever dat er met hem iets zou gebeuren dan met zijn vader of broer. [naam 1] en [verdachte] stapten in de auto van [naam 1] . Vervolgens stapte ook [medeverdachte 1] in. [verdachte] reed, [naam 1] zat op de passagiersstoel en [medeverdachte 1] zat achterin. Ze kwamen bij een auto met Nederlands kenteken en twee personen. Een van deze personen, die [medeverdachte 3] werd genoemd, deed het portier van [naam 1] open en zei dat hij achterin moest gaan zitten. [naam 1] deed dat. [medeverdachte 3] kwam naast hem zitten en fouilleerde [naam 1] . Ze gingen rijden. [medeverdachte 3] pakte de spullen van [naam 1] af, waaronder een portemonnee en telefoon en gooide deze richting het dashboardkastje. [naam 1] zat achter in de auto, in het midden. Ze reden richting Duitsland en vervolgens naar Den Haag. Tijdens stops onderweg bleef steeds iemand bij [naam 1] . In Den Haag is [medeverdachte 1] uitgestapt en vervolgens kwam hij met een andere auto aan. [naam 1] moest in die auto stappen en [medeverdachte 3] ging ook mee. [verdachte] reed in de auto van [naam 1] . Onderweg zijn ze gestopt. [naam 1] kreeg zijn telefoon en belde zijn broer [naam 2] . [naam 1] zei dat hij met [verdachte] in Nederland was en dat hij een schuld had en vroeg om geld. [verdachte] pakte de telefoon vervolgens af. [naam 1] wilde ook zijn vriendin bellen maar dat mocht niet omdat zij geen Turks spreekt maar Deens.
Vervolgens reed [verdachte] verder in de auto van [naam 1] en later hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [naam 1] hem bij een benzinestation in Zoetermeer opgehaald. [naam 1] vermoedde dat [verdachte] de auto van [naam 1] daar in de buurt had geparkeerd. Vervolgens zijn ze naar een eerste verblijfadres gegaan, waar [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [naam 1] naar binnen gingen. [verdachte] en [medeverdachte 1] gingen kort daarna naar buiten. [medeverdachte 3] bleef bij [naam 1] en deed de deur op slot. [medeverdachte 3] sloeg [naam 1] één keer. [naam 1] lag vervolgens languit, voelde pijn en zijn mondhoek bloedde. [naam 1] was bang. Vervolgens kwam [medeverdachte 1] binnen. Hij sprak met [medeverdachte 3] en daarna sprak hij [naam 1] aan en gaf hem een vuistslag op zijn neus. [naam 1] bloedde uit zijn neus. Zijn kleding zat onder het bloed. Hij is in de hoek van de kamer gekropen. Daarna kwam [verdachte] de kamer in. [naam 1] is niet alleen geweest in de kamer.
De volgende dag gingen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [naam 1] naar een andere woning. [medeverdachte 1] is daar de hele tijd bij [naam 1] gebleven. [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn even weg geweest. In die woning is [naam 1] ook mishandeld. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren daarbij aanwezig. [medeverdachte 3] zei: ‘He friend, why don’t you pay?’ en vervolgens sloeg [medeverdachte 3] [naam 1] meerdere keren op zijn gezicht, nek, rug, achterhoofd en ribben. [naam 1] zei dat het genoeg was en vroeg om een telefoon. [naam 1] belde [naam 2] met de telefoon van [verdachte] . [naam 1] kon moeilijk ademhalen en [naam 2] zei dat [naam 1] slecht klonk. [naam 1] zei dat ze snel het geld moesten vinden. [verdachte] verbrak de verbinding. Even later belde de vader van [naam 1] en zei dat de banken pas de volgende dag open zouden gaan en dat ze geld zouden krijgen van mensen. [verdachte] zei ‘uiterlijk morgen’.
Vervolgens gingen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [naam 1] naar een andere woning, de derde verblijfplaats, waar [naam 1] tot dinsdagavond heeft verbleven. [naam 1] is toen wel met [verdachte] naar buiten geweest. Van de ouders van [naam 1] hoorden ze dat het geld er zou komen en [naam 1] zag dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] relaxed waren.
Op dinsdagavond laat heeft [medeverdachte 1] [verdachte] en [naam 1] naar het Mövenpick hotel gebracht. [verdachte] zei tegen [medeverdachte 1] dat hij hen daar de volgende ochtend weer moest ophalen. [verdachte] belde naar [naam 2] omdat de vader van [naam 1] niet te bereiken was. [verdachte] werd helemaal gek. [naam 1] zei tijdens dat gesprek dat het niet goed met hem ging, dat het zo snel mogelijk geregeld moest worden, dat hij het niet langer vol hield en dat zijn ribben zeer deden.
[medeverdachte 1] bracht [verdachte] en [naam 1] woensdagochtend naar de Clio. Later die ochtend vertelde [verdachte] aan [naam 1] dat hij een afspraak had gemaakt met de vader van [naam 1] . Vervolgens vertrokken [verdachte] en [naam 1] in de Clio. Ze haalden [medeverdachte 3] en nog een persoon op. [naam 1] dacht dat deze persoon er ook bij was geweest in Denemarken. Ze reden de snelweg op. Toen ze stopten om te gaan tanken, werden ze aangehouden.
De Nokia-telefoon van [naam 1] lag in zijn auto (in Zoetermeer). [56]
Als in het Turks ‘emanet’ wordt gezegd, wordt geld bedoeld. [57]
[naam 1] ziet het zo dat [verdachte] het brein was en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de kracht waren. [58]
Tijdens het verhoor heeft [naam 1] aan de verbalisanten laten zien dat er bloed op zijn broek en trui zat. [59]
Bewijsoverwegingen
Op basis van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat het volgende is gebeurd.
[verdachte] heeft een bedrag van € 40.000,- ‘door’ geleend aan [naam 1] . [verdachte] heeft in de loop van 2011 aan [naam 1] kenbaar gemaakt dat hij het geleende geld terug wilde. [naam 1] heeft een aantal betalingen gedaan, en hij moest [verdachte] nog € 32.000,- betalen.
In oktober 2011 stuurde [verdachte] sms-berichten naar [naam 1] waarin hij kenbaar maakte dat hij dringend contact met [naam 1] wilde krijgen, maar dat [naam 1] daar niet op reageerde.
Op vrijdag 11 november 2011 is [verdachte] met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , die [medeverdachte 3] werd genoemd, en [medeverdachte 1] in één auto, een Renault Clio, naar Denemarken gegaan. In de dagen voordat ze naar Denemarken vertrokken, hebben [verdachte] en [medeverdachte 2] overlegd en afgestemd dat ze op vrijdag zouden vertrekken en op zaterdag terug zouden komen. Tijdens de heenreis wist [medeverdachte 2] al dat hij de volgende dag, zaterdag, alleen terug zou rijden.
[verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn in Denemarken naar een hotel gegaan en hebben daar overnacht. [verdachte] had op zaterdagochtend afgesproken met [naam 1] . [naam 1] bood [verdachte] (circa) € 2.000- aan. [verdachte] nam daar geen genoegen mee. Hij bezocht de vader van [naam 1] en sprak met hem over de schuld van [naam 1] . Vervolgens sprak [verdachte] opnieuw met [naam 1] . Deze keer had [verdachte] [medeverdachte 1] meegenomen, die op een afstandje van [verdachte] en [naam 1] bleef staan. [verdachte] zei tegen [naam 1] dat hij mee moest en dat ze anders de vader of broer van [naam 1] zouden meenemen. Daarop is [naam 1] meegegaan. [verdachte] reed in de auto van [naam 1] naar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Daar aangekomen zei [medeverdachte 3] dat [naam 1] achterin moest gaan zitten. [medeverdachte 1] zat al achterin. [naam 1] en [medeverdachte 3] gingen ook achterin zitten, zodat [naam 1] tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zat. [medeverdachte 3] fouilleerde [naam 1] en nam zijn telefoon en portemonnee af. Ze reden van Denemarken naar Nederland. [medeverdachte 2] reed achter hen aan in de Clio waarmee ze naar Denemarken gekomen waren. Bij stops onderweg bleef er steeds iemand bij [naam 1] . [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [naam 1] kwamen aan in Den Haag. Omdat [medeverdachte 2] nog niet terug was met de Clio, haalde [medeverdachte 1] zijn auto. [verdachte] parkeerde de auto van [naam 1] in Zoetermeer en hield de sleutels. [naam 1] wist niet waar zijn auto geparkeerd was. Zijn portemonnee en telefoon lagen in zijn auto.
[verdachte] heeft [naam 1] naar zijn familie laten bellen om kenbaar te maken dat [naam 1] in Nederland was en pas terug zou kunnen gaan als een geldbedrag ter grootte van de schuld van [naam 1] naar Nederland zou worden gebracht. De familie van [naam 1] heeft daarop geld verzameld en de vader van [naam 1] is met het geld naar Nederland gereisd. De vader, broer en andere familieleden van [naam 1] waren bang dat hem wat zou overkomen. De partner van [naam 1] was niet van de situatie op de hoogte en heeft aangifte gedaan van vermissing.
[naam 1] is van zaterdag 12 tot en met dinsdag 15 november 2011 door [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ondergebracht in drie verschillende woningen in Nederland. De nacht van dinsdag op woensdag hebben [verdachte] en [naam 1] doorgebracht in een hotel, waar [medeverdachte 1] hen heen had gebracht.
De eerste avond is [naam 1] door [medeverdachte 3] geslagen en door [medeverdachte 1] tegen zijn neus gestompt, waardoor [naam 1] bloedde. [verdachte] was daar niet bij, maar hij zag wel dat er gevochten was, omdat [naam 1] in een hoekje zat en bloed op zijn bovenlichaam had. De tweede dag is [naam 1] door [medeverdachte 3] tegen zijn gezicht en lichaam geslagen. [naam 1] had pijn aan zijn neus en ribben.
[verdachte] en [naam 1] hebben vanaf zaterdag 12 tot en met woensdag 16 november 2011 veelvuldig telefonisch contact gehad met de familie van [naam 1] en met [naam 7] , die optrad als bemiddelaar. In deze telefonische contacten is steeds kenbaar gemaakt dat [naam 1] pas weg zou mogen als de familie van [naam 1] het geld zou hebben gebracht. [naam 1] gaf daarbij aan dat het niet goed met hem ging, dat hij werd ‘gekust’, dat zijn ribben pijn deden en dat ze hem zouden vermorzelen. Uiteindelijk is een afspraak gemaakt over de overdracht van het geld en van [naam 1] . [verdachte] zou met [naam 1] naar de McDonalds komen en de vader van [naam 1] zou daar met het geld heen komen. [verdachte] vroeg [medeverdachte 3] om met hem mee te gaan. Hij wilde dat iemand met hem naar de vader van [naam 1] zou gaan en dat iemand bij [naam 1] zou blijven. [medeverdachte 3] vroeg of hij [naam 1] een ‘bescheiden kusje’ mocht geven, maar [verdachte] zei dat niet nodig was omdat [naam 1] goed meewerkte. [verdachte] was moe, hij sliep al dagen niet, hij had zich niet geschoren, en hij zou blij zijn als het voorbij zou zijn. Hij moest ‘de papieren’ halen; de vader van [naam 1] wachtte op [verdachte] . [verdachte] wilde geen nieuwe mensen betrekken. [medeverdachte 3] zei dat hij mee zou gaan. [verdachte] berichtte [medeverdachte 2] dat ze ‘de papieren’ moesten halen en dat de vader er was. [medeverdachte 2] ging mee. [verdachte] en [naam 1] hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] opgehaald en zijn vertrokken naar de met de vader van [naam 1] afgesproken plaats van overdracht. Onderweg werden ze aangehouden.
Alternatief scenario
De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake is van gijzeling en stelt dat op initiatief van [naam 1] een ontvoering in scène is gezet, waarbij [naam 1] vrijwillig naar Nederland is gegaan om zijn familie te bewegen om geld te verzamelen waarmee zijn schuld zou kunnen worden afgelost.
De rechtbank is van oordeel dat moet worden uitgesloten dat sprake is van een mede door [naam 1] geënsceneerde ontvoering en overweegt daartoe het volgende.
Allereerst is van belang dat kan worden vastgesteld dat sprake was van een vooropgezet plan van [verdachte] om [naam 1] mee naar Nederland te nemen. [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben verklaard dat ze naar Denemarken gingen om te gaan stappen. Eenmaal in Denemarken, zijn [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] echter niet op stap geweest, maar rechtstreeks naar het hotel gegaan. [medeverdachte 2] heeft ook nog verklaard dat hij baalde dat ze niet waren gaan stappen en dat [verdachte] (‘ [verdachte] ’) hem zaterdag ook ineens vroeg om alleen naar huis te rijden. Daartegenover heeft [verdachte] verklaard dat hij er totaal niet op had gerekend dat [naam 1] mee naar Nederland zou komen en dat daar eigenlijk ook geen plaats voor was in de auto.
Op basis van de bewijsmiddelen kan echter worden vastgesteld dat de verklaringen over een alternatief scenario niet juist zijn. [medeverdachte 2] heeft in zijn telefonische berichten op vrijdag al aangegeven dat hij op zaterdag alleen terug zou rijden en ook dat hij ging slapen omdat hij de volgende dag vroeg op moest om te werken. Het is dus niet zo dat ze naar Denemarken gingen om te stappen.
Ook staat vast dat op vrijdag al was afgesproken dat [medeverdachte 2] op zaterdag alleen zou terugrijden, terwijl geen van de verdachten daarvoor een verklaring heeft gegeven en [medeverdachte 2] en [verdachte] daar bovendien onjuist over hebben verklaard. De rechtbank stelt dan ook vast dat er een vooropgezet plan was om op zaterdag met twee auto’s naar Nederland terug te rijden in het geval [naam 1] niet meteen het hele bedrag zou betalen. Dit feit past wel bij de gijzeling van [naam 1] door [verdachte] en de anderen en past niet bij het door de verdediging geschetste alternatieve scenario van een voorgenomen stapavond in Denemarken die uitmondt in een spontaan door [naam 1] zelf geënsceneerde ontvoering.
Voorts is van belang dat sprake is van omstandigheden die niet passen bij een mede door [naam 1] geënsceneerde ontvoering. Zo is er geweld gepleegd jegens [naam 1] . Dat volgt niet alleen uit de verklaring van [naam 1] , maar ook uit de verklaring van [verdachte] . Hij zag dat [naam 1] in een hoekje zat en hij zag dat er gevochten was omdat er bloed op het bovenlichaam van [naam 1] zat. [naam 1] heeft tijdens een verhoor ook aan de verbalisanten laten zien dat er bloed op zijn kleding zat. In een van de telefoongesprekken heeft [naam 1] gezegd dat hij naar het ziekenhuis moet omdat hij is ‘gekust’ en dat het niet goed is gesteld met zijn ribben. De rechtbank begrijpt uit de context van het telefoongesprek dat met ‘gekust’ wordt bedoeld dat een vorm van geweld tegen hem is gepleegd. Dat kan ook worden opgemaakt uit het bericht van [medeverdachte 3] of hij een ‘bescheid kusje’ mag geven en de reactie daarop van [verdachte] dat dat niet nodig is omdat ‘hij’ goed meewerkt. Uit deze laatste mededeling op zich blijkt ook al dat geen sprake was van vrijwilligheid bij [naam 1] .
Ook uit de omstandigheden rondom de geplande overdracht van het geld en [naam 1] volgt dat geen sprake was van een mede door [naam 1] geënsceneerde ontvoering. Uit de door [verdachte] gestuurde berichten blijkt immers dat hij wil dat er meerdere mensen mee gaan naar de overdracht; één moet bij [naam 1] blijven en de ander moet met [verdachte] mee om het geld in ontvangst te nemen van de vader van [naam 1] . [verdachte] geeft daarbij ook nog aan dat hij er geen nieuwe mensen bij wil betrekken.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat [naam 1] niet vrijwillig heeft verbleven in Nederland ook de omstandigheid dat [verdachte] zelf noemt dat hij kapot is en niet kon slapen en zelfs niet de gelegenheid heeft gehad om zich te scheren, en de omstandigheid dat steeds een onderkomen voor [naam 1] moest worden gezocht en hij kennelijk niet, zoals een gewone gast, bij [verdachte] thuis kon verblijven. Ook het feit dat [naam 1] niet wist waar zijn auto geparkeerd was en dat hij niet beschikte over de sleutels van zijn auto, zijn telefoon en zijn portemonnee, past niet bij het geschetste alternatieve scenario waarbij [naam 1] vrijwillig in Nederland zou hebben verbleven en dat sprake was van een geënsceneerde ontvoering.
Bewijsverweer
De verdediging heeft betoogd dat geen sprake is van vrijheidsberoving, omdat [naam 1] zelf heeft besloten om mee te gaan en hij voorts op ieder moment weg had kunnen gaan.
De rechtbank overweegt het volgende. Op het moment dat [naam 1] met [verdachte] sprak en hem werd gezegd dat hij mee moest en dat anders zijn vader of broer zou worden meegenomen, had [naam 1] de keuze om al dan niet mee te gaan, zij het dat die keuze werd beperkt door de dreiging dat in dat geval zijn vader of broer meegenomen zou worden. Vanaf het moment dat ze bij de andere auto met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aankwamen en tegen [naam 1] werd gezegd dat hij achterin zijn auto moest stappen, waar [medeverdachte 1] al zat, was die keuze om niet mee te gaan er al helemaal niet meer. Vervolgens kwam [medeverdachte 3] daar ook bij zitten zodat [naam 1] tussen hen ingeklemd zat. [medeverdachte 3] fouilleerde [naam 1] en nam zijn telefoon en portemonnee af. Ze vertrokken en [medeverdachte 2] volgde hen met de andere auto.
Vanaf dat moment was duidelijk geen sprake meer van vrije keuze bij [naam 1] , maar van vrijheidsberoving.
Vervolgens is zowel op de eerste avond als de tweede dag van [naam 1] ’s verblijf in Nederland geweld tegen hem gepleegd door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , die vervolgens gedurende het gehele verblijf van [naam 1] in Nederland veelvuldig bij [naam 1] bleven, zodat niet kan worden geoordeeld dat [naam 1] de vrije keuze had om te blijven. Er was daarbij sprake van zodanige angst en/of druk, dat [naam 1] niet vluchtte. Aldus werd hij van zijn vrijheid beroofd gehouden.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorts vast dat sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en dat ieder van hen een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het feit. Dit volgt uit de navolgende door de rechtbank vastgestelde handelingen.
[verdachte] wilde koste wat het kost dat [naam 1] zijn schuld zou voldoen en maakte daarom het plan om hem daartoe (zo nodig) te gijzelen. Hij vroeg [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] mee en organiseerde en betaalde de reis naar en het verblijf in Denemarken, de terugreis met [naam 1] en het verblijf van [naam 1] in Nederland. Hij bleef nagenoeg onafgebroken en kennelijk zonder te slapen, bij [naam 1] en had contact met de familie van [naam 1] over voldoening van de schuld. Hij stuurde [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aan. Zij werden benaderd om mee te gaan naar Denemarken en naar de plaats waar het geld werd geïnd, en vroegen om aanwijzingen hoe naar [naam 1] toe te handelen.
[medeverdachte 3] is meegereisd naar Denemarken. Hij heeft [naam 1] achterin de auto laten plaatsnemen tussen hem ( [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 1] in en vervolgens heeft hij [naam 1] gefouilleerd en zijn telefoon en portemonnee afgenomen. Gedurende de reis naar Nederland heeft hij, samen met de anderen, [naam 1] steeds onder controle gehouden. Gedurende het meerdaagse verblijf van [naam 1] in Nederland was [medeverdachte 3] meerdere keren gedurende langere tijd bij [naam 1] . Voorts heeft hij [naam 1] zowel op de eerste avond als de tweede dag mishandeld en heeft hij op de laatste dag aan [verdachte] gevraagd of hij [naam 1] nog een ‘kusje’ mocht geven. [medeverdachte 3] is ook meegegaan om het geld op te gaan halen in ruil voor de vrijlating van [naam 1] .
[medeverdachte 1] was op een afstandje aanwezig tijdens het gesprek in Denemarken waarin [verdachte] tegen [naam 1] zei dat hij mee moest, en vervolgens heeft hij, samen met de anderen, [naam 1] gedurende de reis naar Nederland steeds onder controle gehouden. Ook tijdens het verblijf van [naam 1] in Nederland was [medeverdachte 1] heel vaak bij [naam 1] en hij heeft [naam 1] mishandeld. Verder heeft hij met zijn eigen auto [naam 1] meerdere keren vervoerd.
[medeverdachte 2] is meegereden naar Denemarken, was aanwezig op het moment van de vrijheidsbeneming van [naam 1] en is vervolgens met de auto van [verdachte] achter de auto van [naam 1] aan naar Nederland gereden. Van dat alleen terugrijden was hij de dag daarvoor al op de hoogte. Ook is hij meegegaan om het geld op te gaan halen in ruil voor de vrijlating van [naam 1] .
Naar het oordeel van de rechtbank moet [verdachte] worden gezien als de organisator van de gijzeling. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn betrokken geweest bij het begin van de gijzeling, namelijk de reis naar Denemarken en terug. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zaten in de auto waarin [naam 1] naar Nederland werd vervoerd. [medeverdachte 2] reed met de overblijvende auto terug naar Nederland. Vervolgens hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] betrokkenheid gehad bij het vast houden van [naam 1] , door regelmatig op te treden als bewaker en in het geval van [medeverdachte 1] ook als vervoerder van [naam 1] in Den Haag. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn door [verdachte] gevraagd om mee te gaan om het geld dat door de familie van [naam 1] werd betaald, te incasseren. Zij zijn ook daadwerkelijk in de auto aangetroffen, samen met [verdachte] en [naam 1] , terwijl zij onderweg waren naar de plaats waar het geld zou worden opgehaald.
Hieruit blijkt dat alle vier de verdachten van het begin tot het einde betrokken zijn geweest bij de gijzeling en daarin een actieve rol hebben gehad. [medeverdachte 1] was weliswaar niet betrokken bij het innen van het geld, maar van hem kan worden vastgesteld dat hij gedurende het verblijf van [naam 1] in Nederland een substantiële rol heeft gespeeld.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat [naam 1] op 12 november 2011 door [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] van zijn vrijheid is beroofd en tot en met 16 november 2011 van zijn vrijheid beroofd is gehouden, met het oogmerk om de vader, broer en andere familieleden van [naam 1] te dwingen om de schuld van [naam 1] van € 32.000,- af te lossen. Dit volgt uit de verklaring van [naam 1] én tevens uit de overige bewijsmiddelen, nu daaruit blijkt van een vooropgezet plan om [naam 1] mee te nemen en voorts omdat de bewijsmiddelen de verklaring van [naam 1] ondersteunen op essentiële onderdelen, zoals het toepassen van dwang en geweld jegens [naam 1] en dwang jegens de familie van [naam 1] .
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gijzeling van [naam 1] in de periode van 12 tot en met 16 november 2011.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
hijin
of omstreeksde periode van 12 november 2011 tot en met 16 november 2011 te
Denemarken en/of Duitsland en/of de gemeente Den Haag en/of
de gemeente Oosterhout
en/ofelders in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
opzettelijk één
of meerperso
on
en, genaamd [naam 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, met het oogmerk
(een)ander
(en
), te weten [naam 2] (broer van genoemde [naam 1] ) en
/of[naam 3] (vader van genoemde [naam 1] ) en
/ofandere familieleden van genoemde [naam 1] , te dwingen iets te doen
of niet te doen(te weten het betalen van een geldbedrag van circa 30.000,- euro),
immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
  • die [naam 2] en/of [naam 3]
  • laten weten dat als ze die [naam 1] weer wilden zien en/of wilden voorkomen dat hem iets zou overkomen
  • die [naam 1] in Denemarken
  • die [naam 1]
  • die [naam 1]
  • tijdens die autorit [naam 1]
  • die [naam 1] in Nederland in
  • die [naam 1]
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd (cursief). Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om, voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen van de subsidiair ten laste gelegde poging tot afpersing, rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de achtergrond van het feit; het nalaten door [naam 1] om zijn schuld te voldoen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gijzeling. Verdachte en zijn medeverdachten zijn naar Denemarken gegaan om het slachtoffer, die een geldschuld aan verdachte had, op te zoeken en (bij niet onmiddellijke betaling) mee naar Nederland te nemen om aldus de familie van het slachtoffer te dwingen om de schuld af te lossen. Zij hebben het slachtoffer gedurende vijf dagen en vier nachten van zijn vrijheid beroofd gehouden, geweld tegen hem gepleegd en zijn familie onder druk gezet om te betalen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben aldus inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hebben grote paniek veroorzaakt bij de familie en het gezin van het slachtoffer.
Bij het bepalen van de op te leggen straf, houdt de rechtbank rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De rechtbank neemt als uitgangspunt
de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd en houdt rekening met de duur van de vrijheidsberoving en het feit dat geweld is toegepast.
De rechtbank houdt voorts rekening met de rol van verdachte bij het feit. Hij was de initiator en organisator van de gijzeling. Hij was nagenoeg continue bij het slachtoffer, had contact met de familie en stuurde de medeverdachten aan. Verdachte heeft weliswaar zelf geen geweld gepleegd tegen het slachtoffer, maar hij heeft de geweldpleging, met name de tweede maal, door de anderen ook niet verhinderd.
De rechtbank acht tot slot van belang dat de redelijke termijn van berechting ernstig is overschreden. Deze termijn is aangevangen op de dag van aanhouding op 16 november 2011. De strafzaak tegen verdachte had in beginsel binnen twee jaar na die datum moeten zijn afgerond met een eindvonnis in eerste aanleg. Die termijn is fors overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemde omstandigheden, een gevangenisstraf van vier jaar een passende sanctie is voor het gepleegde feit. Gelet op de ernstige overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank echter een gevangenisstraf van twee jaar opleggen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit zodanig is dat een gevangenisstraf moet worden opgelegd, ondanks de sinds het plegen van het feit verstreken tijd, en dat niet met een andere straf kan worden volstaan. Bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte op grond waarvan thans van oplegging van een gevangenisstraf zou moeten worden afgezien, zijn niet gebleken.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 1.750,-.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt, nu de benadeelde partij zowel materiële als immateriële schade stelt te hebben geleden, maar niet onderbouwt op welke schade de gevorderde vergoeding betrekking heeft. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Het beslag

8.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 47 en 282a van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van gijzeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de inbeslaggenomen voorwerpen zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hertsig, voorzitter, mr. De Weert en mr. Beudeker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Koks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 december 2017.
Mr. De Weert is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld de paginanummers van het eindproces-verbaal met dossiernummer 205A11023 van de politie eenheid Midden en West Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 2182.
2.PV van verhoor [verdachte] , p. 1318.
3.PV ‘verwerking ontvangen gegevens Western Union’, p. 175 en 176.
4.PV verhoor [naam 1], p. 1427.
5.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 298 en 299.
6.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 300 en 301.
7.PV van verhoor [verdachte] , p. 1318.
8.PV van verhoor [verdachte] , p. 1324.
9.PV van verhoor [medeverdachte 1] , p. 1394 en 1395.
10.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 301 en 302.
11.PV van verhoor [medeverdachte 2] , p. 1306.
12.PV van verhoor aangever ( [naam 6] ), p. 1651.
13.PV van verhoor [verdachte] , p. 1318 en 1319.
14.PV van verhoor [medeverdachte 2] , p. 1306.
15.PV van verhoor [verdachte] , p. 1318 en 1319.
16.PV van verhoor [verdachte] , p. 1325.
17.PV van verhoor [verdachte] , p. 1327.
18.PV van verhoor [medeverdachte 1] , p. 1397.
19.PV van verhoor [medeverdachte 2] , p. 1306.
20.PV van verhoor [verdachte] , p. 1327.
21.PV van verhoor [verdachte] , p. 1328.
22.PV van verhoor [medeverdachte 1] , p. 1397.
23.Het geschrift, zijnde een rechtshulpverzoek van de waarnemend hoofdaanklager van het parket te Odense, Denemarken, p. 1526.
24.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 303.
25.PV van verhoor [medeverdachte 1] , p. 1398.
26.PV van verhoor [verdachte] , p. 1332.
27.PV van verhoor [verdachte] , p. 1333.
28.PV van bevindingen, p. 105 en 106.
29.PV ‘Aanvang en verloop van het onderzoek 205A11023’, p. 42 met bijlage 9, waarbij foto’s
30.PV verhoor [verdachte] , p. 1329.
31.PV verhoor [verdachte] , p. 1320.
32.Het geschrift, zijnde een rechtshulpverzoek van de waarnemend hoofdaanklager van het parket te Odense, Denemarken, p. 1525 t/m 1527.
33.Het geschrift, zijnde een rechtshulpverzoek van de waarnemend hoofdaanklager van het parket te Odense, Denemarken, p. 1527.
34.PV van bevindingen herkenning gebruikers taplijn 2, p. 1452 en 1453.
35.Het geschrift, zijnde een tapverslag, p. 1564.
36.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 304 en 305.
37.Het geschrift, zijnde een rechtshulpverzoek van de officier van justitie van het arrondissementsparket te Breda, p. 1537.
38.Het PV van verhoor getuige [naam 3] , p. 1280 t/m 1282.
39.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 306.
40.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 307.
41.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 309.
42.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 310.
43.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 310.
44.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 311.
45.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 311.
46.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 312.
47.PV van verhoor [medeverdachte 1] , p. 1399.
48.PV van verhoor [medeverdachte 1] , p. 1401.
49.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 312 en 313.
50.PV van bevindingen ‘Bijzonderheden telecom’, p. 314.
51.PV van aanhouding, p. 431 en 432.
52.Verklaring forensisch geneeskundige, p. 74.
53.PV verhoor [naam 7] , p. 1349 en 1350.
54.PV verhoor getuige [naam 10] , p. 1274 en 1275.
55.PV verhoor [verdachte] , p. 1321 en 1322.
56.PV van verhoor [naam 1] , p. 1414 t/m 1424.
57.PV van verhoor [naam 1] , p. 1431.
58.PV van verhoor [naam 1] , p. 1433.
59.PV van verhoor [naam 1] , p. 1419.