ECLI:NL:RBZWB:2018:5390

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
02-129377-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Schnitzler
  • A. van Kralingen
  • C. Collombon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting via internet en witwassen van de opbrengsten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 augustus 2018, staat de verdachte terecht voor oplichting en medeplegen van oplichting. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte zich op verschillende handelsfora voordeed als bonafide verkoper. In het eerste geval heeft de verdachte op 29 april 2014, samen met een medeverdachte, een slachtoffer (hierna: [naam 1]) bewogen tot de afgifte van € 100,- voor toegangskaartjes voor het Groezrock Festival, die nooit zijn geleverd. De verdachte heeft zich hierbij voorgedaan als een betrouwbare verkoper en heeft het slachtoffer via e-mail en internet benaderd. De rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is dat de verdachte en zijn medeverdachte samen verantwoordelijk zijn voor deze oplichting.

In het tweede geval, tussen 28 januari en 10 februari 2017, heeft de verdachte opnieuw een slachtoffer ([naam 11]) bewogen tot de afgifte van € 200,- voor tickets voor het Tomorrowland Festival, die ook niet zijn geleverd. De verdachte heeft zich hierbij wederom voorgedaan als een betrouwbare verkoper. De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte enige verbergings- of verhullingshandeling heeft verricht met betrekking tot de geldbedragen die afkomstig waren van de oplichtingen. De rechtbank legt een taakstraf op van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en veroordeelt de verdachte tot betaling van € 100,- aan de benadeelde partij [naam 1] voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf het moment van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/129377-17; 02/122993-18 (ttz gev)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juli 2018, waarbij de officier van justitie, mr. J. Vermeulen, en mr. Dunsbergen – als bepaaldelijk gemachtigde raadsman – hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
02/129377-17
1
hij op of omstreeks 29 april 2014, in elk geval in (het jaar) 2014, in de
gemeente Heerlen (te Heerlen) en/of te Nieuwerkerken (België), althans in
Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door
een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte
van een of meerdere geldbedragen, hebbende hij, verdachte, samen met
zijn mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid
zich (daarbij) (telkens) voorgedaan als (een) te goeder trouw zijnde
verkoper(s) en/of
die [naam 1] (middels email en/of internet en/of de telefoon) (telkens)
medegedeeld dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meerdere
(toegangs-)tickets (Groezrock Festival te Meerhout [België]) te koop
had(den) en/of tegen betaling van een of meerdere geldbedragen aan die
[naam 1] kon(den) verkopen en/of kon(den) leveren, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of (daarbij/vervolgens)
die [naam 1] (telkens) medegedeeld dat die [naam 1] die/dat geldbedrag(en) en/of
aanbetaling(en) moest overmaken naar en/of storten op het/een
rekeningnummer van hem, verdachte en/of zijn mededader(s), onder
gehoudenheid dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), na ontvangst van
die/dat geldbedrag(en) die goederen in het bezit zou(den) stellen van en/of
zou(den) (laten) afleveren bij die [naam 1] , althans woorden van gelijke aard
en/of strekking,
waardoor die [naam 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2013 tot en met 15 juni 2015, te
Heerlen, althans in Nederland, van een of meerdere voorwerpen, te weten
een of meerdere geldbedragen (totaal 1290,25 euro), de werkelijke aard, de
herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft
verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende(n) op die/dat voorwerp(en) (die geldbedragen), te weten [naam 2]
en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of
[naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10]
, waren/was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en), te weten
die geldbedragen), voorhanden had, terwijl hij, verdachte, wist dat die
voorwerpen (die geldbedragen) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waren/was uit het misdrijf, immers wist hij, verdachte, dat die voorwerpen
(die geldbedragen) afkomstig waren/was van een misdrijf (oplichting),
gepleegd door [medeverdachte] (zijnde de/een vriendin van hem,
verdachte);
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
02/122993-18
hij in of omstreeks de periode van 28 januari 2017 tot en met 10 februari
2017, in de gemeente Onderbanken (te Schinveld) en/of te Heerlen, althans
in Nederland en/of België, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door
een samenweefsel van verdichtsels, [naam 11] heeft bewogen tot de afgifte
van een geldbedrag (200 euro), hebbende hij, verdachte, met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
zich (daarbij) (telkens) voorgedaan als (een) te goeder trouw zijnde
verkoper(s) en/of zich daarbij uitgegeven voor een ander persoon ( [naam 12]
) en/of
die [naam 11] (middels email en/of internet en/of de telefoon) (telkens)
medegedeeld dat hij, verdachte twee, althans een, (toegangs-)tickets
(Tomorowland Festival) te koop had en/of tegen betaling van een
geldbedrag (200 euro) aan die [naam 11] kon verkopen en/of kon leveren,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (daarbij/vervolgens)
die [naam 11] (telkens) medegedeeld dat die [naam 11] dat geldbedrag (200 euro)
moest overmaken naar en/of storten op het/een rekeningnummer (van
hem, verdachte) ( [rekeningnummer] ), onder gehoudenheid dat hij,
verdachte, na ontvangst van dat geldbedrag (200 euro) die goederen
(tickets) in het bezit zou stellen van en/of zou (laten) afleveren bij die [naam 11] ,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
waardoor die [naam 11] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [naam 1] (02/129377-17, feit 1). Voorts acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan oplichting van [naam 11] (02/122993-18). De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangiftes, alsmede de bekennende verklaringen van verdachte, waaruit volgt dat verdachte in beide gevallen listige kunstgrepen heeft toegepast en zich heeft voorgedaan als bonafide verkoper. Tevens acht zij het witwassen van de opbrengsten van de oplichtingen die door medeverdachte [medeverdachte] zijn gepleegd wettig en overtuigend bewezen (02/129377-17, feit 2). De officier van justitie verwijst hiervoor naar de verklaring van verdachte waaruit blijkt dat hij van de oplichtingen afwist en hij gebruik heeft gemaakt van het geld dat [medeverdachte] hiermee verdiende, alsmede de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , waarin zij dit bevestigt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van de oplichting van [naam 11] aan het oordeel van de rechtbank (02/122993-18) en bepleit vrijspraak voor het medeplegen van oplichting van [naam 1] (02/129377-17, feit 1). Hij voert daartoe aan dat er geen bewijs is voor een bewuste en nauwe samenwerking en dat ook de overtuiging ontbreekt dat verdachte dit feit heeft begaan. Dit omdat de e-mail met de naam van verdachte, waaruit zou moeten blijken dat hij met het slachtoffer heeft gecommuniceerd, in het dossier ontbreekt, terwijl hij wel op basis daarvan een bekennende verklaring afgelegd lijkt te hebben bij de politie. Ook ten aanzien van het witwassen van de opbrengsten van de oplichtingen die door medeverdachte [medeverdachte] zijn gepleegd, bepleit de raadsman vrijspraak (02/129377-17, feit 2). Het enkele feit dat de opbrengsten mogelijk zijn uitgegeven door verdachte is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Het gaat immers om relatief kleine bedragen die op de rekening van verdachte en zijn partner werden gestort, terwijl daar ook geld op stond dat niet afkomstig was van enig misdrijf. De raadsman verwijst hierbij naar het overzichtsarrest ECLI:NL:HR:2010:BN0578.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
02/129377-17
[naam 1] heeft op 15 september 2014 aangifte gedaan via internet van oplichting. Hij verklaart via kapaza.nl op 29 april 2014 te Nieuwerkerken twee kaartjes te hebben gekocht voor Groezrock festival, waarvoor hij € 100,- heeft betaald. De kaartjes zijn echter nooit geleverd. [naam 1] geeft aan contact te hebben gehad met [verdachte] en te hebben gemaild met [mailadres] . [1] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat voornoemd e-mailadres het adres is van hem en zijn vriendin [medeverdachte] . Hij verklaart samen met haar verantwoordelijk te zijn voor deze oplichting. [2] Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat zij geen gebruik maakt van de naam [verdachte] en dat het [verdachte] zelf is geweest. [3]
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] de oplichting van [naam 1] heeft gepleegd. Uit de aangifte volgt immers dat er contact is geweest met [verdachte] , dat is de naam die aangever opgeeft bij de aangifte. [medeverdachte] , die in haar verklaring volledige openheid van zaken geeft, verklaart dat zij zelf nooit de naam [verdachte] heeft gebruikt. De rechtbank twijfelt niet aan deze verklaring en houdt het er aldus voor dat verdachte ook contact heeft gehad met [naam 1] in het kader van de oplichting. Dit erkent verdachte zelf ook in die zin dat hij verklaart mede verantwoordelijk te zijn.
Ten aanzien van het aan verdachte tenlastegelegde feit witwassen (02/129377-17, feit 2) stelt de rechtbank vast dat gelet op de tekst van de tenlastelegging artikel 420bis lid 1 onder a van het Wetboek van Strafrecht ten laste is gelegd en niet het daaronder vermelde artikel 420bis lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie lijkt zich bij haar requisitoir echter gebaseerd te hebben op het criterium van artikel 420bis lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank ziet in het dossier geen bewijs dat verdachte enige verbergings- of verhullingshandeling heeft verricht met betrekking tot de geldbedragen die afkomstig zijn van de door [medeverdachte] gepleegde oplichtingen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het hem tenlastegelegde witwassen.
02/122993-18
Aangezien verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit onder parketnummer 02/122993-18 een bekennende verklaring heeft afgelegd en daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de aangifte van [naam 11] d.d. 7 maart 2017 [4] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie d.d. 31 januari 2018 [5] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/129377-17
1
hijop
of omstreeks29 april 2014,
in elk geval in (het jaar) 2014, in de
gemeente Heerlen (te Heerlen) en/of te Nieuwerkerken (België),
althans in
Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander
of
anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen/of door
een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte
van een
of meerderegeldbedrag
en, hebbende hij, verdachte, samen met
zijn mededader
(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - opzettelijk valselijk
en/of listiglijken/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid
zich
(daarbij) (telkens)voorgedaan als
(een
)te goeder trouw zijnde
verkoper
(s)en
/of
die [naam 1] (middels email en/of internet
en/of de telefoon) (telkens)
medegedeeld dat hij, verdachte en/of zijn mededader
(s) een ofmeerdere
(toegangs-)tickets (Groezrock Festival te Meerhout [België]) te koop
had(den) en/of tegen betaling van een of meerdere geldbedragen aan die
[naam 1] kon(den) verkopen en/of kon(den) leveren, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en
/of(daarbij/vervolgens)
die [naam 1] (telkens) medegedeeld dat die [naam 1]
die/dat geldbedrag
(en) en/of
aanbetaling(en)moest overmaken naar
en/of storten ophet
/een
rekeningnummer van hem, verdachte
en/of zijn mededader
(s), onder
gehoudenheid dat hij, verdachte en/of zijn mededader
(s), na ontvangst van
die/dat geldbedrag
(en)die goederen in het bezit zou(den) stellen van en/of
zou(den) (laten) afleveren bij die [naam 1] , althans woorden van gelijke aard
en/of strekking,
waardoor die [naam 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
02/122993-18
hij in
of omstreeksde periode van 28 januari 2017 tot en met 10 februari
2017, in de gemeente Onderbanken (te Schinveld) en/of te Heerlen,
althans
in Nederland en/of België, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen/of door
een samenweefsel van verdichtsels, [naam 11] heeft bewogen tot de afgifte
van een geldbedrag (200 euro), hebbende hij, verdachte, met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk
en/of listiglijken/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
zich
(daarbij) (telkens)voorgedaan als
(een
)te goeder trouw zijnde
verkoper
(s)en
/ofzich daarbij uitgegeven voor een ander persoon ( [naam 12]
) en
/of
die [naam 11] (middels email en/of internet
en/of de telefoon) (telkens)
medegedeeld dat hij, verdachte twee
, althans een,(toegangs-)tickets
(Tomorowland Festival) te koop had en
/oftegen betaling van een
geldbedrag (200 euro) aan die [naam 11] kon
verkopen en/of konleveren,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (daarbij/vervolgens)
die [naam 11] (telkens) medegedeeld dat die [naam 11] dat geldbedrag (200 euro)
moest overmaken naar
en/of storten ophet
/eenrekeningnummer
(van
hem, verdachte
)( [rekeningnummer] ), onder gehoudenheid dat hij,
verdachte, na ontvangst van dat geldbedrag (200 euro) die
goederen
(tickets
)in het bezit zou stellen van en/of zou (laten) afleveren bij die [naam 11] ,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
waardoor die [naam 11] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Zij acht deze straf passend en geboden, gelet op het tijdsverloop en het feit dat verdachte direct openheid van zaken heeft gegeven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, rekening te houden met de oriëntatiepunten van het LOVS, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Conform de toelichting van het LOVS zijn de oriëntatiepunten voor fraudezaken van overeenkomstige toepassing. De persoonlijke omstandigheden waarmee de rechtbank bij de strafoplegging rekening dient te houden zijn het tijdsverloop, de proceshouding van verdachte, het feit dat verdachte uit eigen beweging is gestopt met de oplichtingen en de financiële positie van (het gezin van) verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting en het medeplegen van oplichting. Zowel hijzelf als zijn partner hebben zich daarbij op meerdere handelsfora, te weten kapaza.nl en 2dehands.be, voorgedaan als bonafide verkoper door koopovereenkomsten te sluiten, kopers te bewegen tot betaling van de koopsom en de goederen vervolgens niet te leveren. Zodoende heeft hij de betrokkenen geld afhandig gemaakt en in teleurstelling achtergelaten. Oplichtingspraktijken als de onderhavige schaden het vertrouwen in eerlijke handel en verstoren de werking van bovenvermelde toegankelijke en populaire handelsfora. De oplichtingen getuigen van grote brutaliteit en van egoïsme. Verdachte heeft zich uitsluitend laten leiden door persoonlijk financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de betrokken kopers. De rechtbank acht dit een ernstig feit.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor een vermogensdelict.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop, alsmede het feit dat verdachte direct openheid van zaken heeft gegeven.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Zij zal verdachte derhalve hiertoe veroordelen.

7.De benadeelde partij

[naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] vordert ten aanzien van het ten laste gelegde een schadevergoeding van € 100,- terzake van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit. Zij acht verdachte en zijn mededader daarvoor hoofdelijk aansprakelijk.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Voorts zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02/129377-17 tenlastegelegde feit 2;
Bewezenverklaring
02/129377-17 feit 1 + 02/122993-18:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
02/129377-17 feit 1: medeplegen van oplichting
02/122993-18: oplichting
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
02/129377-17 feit 1 + 02/122993-18:
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
Benadeelde partij
02/129377-17 feit 1:
[naam 1]
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van € 100,-, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de hoofdelijke verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] , € 100,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Schnitzler, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 augustus 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het proces-verbaal van de politie Zeeland-West-Brabant uit het dossier met proces-verbaalnummer PL2000-2016016837 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 286, hierna het eindproces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 mei 2017, eindproces-verbaal p. 277-278.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 mei 2017, eindproces-verbaal p. 252.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het proces-verbaal van de politie Limburg uit het dossier met proces-verbaalnummer PL2431-20180117 40 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, ongenummerd.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 31 januari 2018.