Op 6 maart 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013. De inspecteur had op 8 september 2017 een aanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning was vastgesteld op € 5.154 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 9.736. Daarnaast was er belastingrente van € 64 in rekening gebracht.
Tijdens de zitting op 20 februari 2019 in Breda, hebben de belanghebbende en haar gemachtigde, alsook de inspecteur, hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens waren dat het belastbare inkomen uit werk en woning verlaagd diende te worden. De rechtbank heeft vervolgens het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.133, met handhaving van de overige elementen van de aanslag.
De rechtbank heeft de inspecteur ook veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.532. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter M.R.T. Pauwels in aanwezigheid van griffier B.W. van Eeken-Liu. Tegen deze uitspraak staat voor partijen de mogelijkheid open om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.