ECLI:NL:RBZWB:2019:1893

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
C/02/357645 / KG ZA 19-214
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Van Geloven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake collectieve actie en stakingsrecht tussen Shell Nederland Chemie BV en vakbonden FNV en CNV

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Shell Nederland Chemie BV (eiseres) en de vakbonden FNV en CNV (gedaagden). Shell vorderde een verbod op collectieve acties die de uitvoering van een geplande onderhoudsstop (TA) van de MLO-installatie zouden frustreren. Shell stelde dat de vakbonden onrechtmatig handelden door collectieve acties te organiseren die de veiligheid en continuïteit van de productie in gevaar zouden brengen. De vakbonden voerden verweer en stelden dat hun acties proportioneel waren en gericht op het verkrijgen van een betere cao.

De voorzieningenrechter overwoog dat het stakingsrecht, zoals uiteengezet in eerdere arresten van de Hoge Raad, de vakbonden het recht geeft om collectieve acties te organiseren, mits deze redelijkerwijs bijdragen aan de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. De rechter concludeerde dat Shell niet voldoende zwaarwegende feiten had aangedragen die rechtvaardigden dat de collectieve actie moest worden beperkt of uitgesloten. De rechter oordeelde dat de vorderingen van Shell moesten worden afgewezen, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die maakten dat ingrijpen maatschappelijk noodzakelijk was. Shell werd veroordeeld in de proceskosten van de vakbonden.

De uitspraak benadrukt de bescherming van het recht op collectieve actie en de voorwaarden waaronder dit recht kan worden beperkt. De rechter weegt daarbij de belangen van de werkgever en de vakbonden, en concludeert dat de acties van de vakbonden in dit geval rechtmatig zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/357645 / KG ZA 19-214
Vonnis in kort geding van 19 april 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHELL NEDERLAND CHEMIE BV,
gevestigd te Moerdijk,
eiseres,
advocaten mr. S.F. Sagel en mr. R. van Haeringen,
tegen
1. de vereniging
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaten mr. A.A.M. Broos en mr. A. Şimşek,
2. de vereniging
CNV VAKMENSEN.NL,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. D.M. van Genderen.
Partijen zullen hierna ook Shell Moerdijk, de (vak)bonden en/of FNV en CNV genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 26
  • de brief van FNV van 18 april 2019 met producties 1 t/m 27
  • de mondelinge behandeling op 19 april 2019
  • de pleitnota van FNV
  • de pleitnota tevens verweerschrift van CNV.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
In verband met het zeer spoedeisend karakter van deze zaak is reeds op 19 april 2019 een kop-staart-vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking.

2.Het geschil

2.1.
Shell Moerdijk vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat de voorzieningenrechter:
primair:
ieder van gedaagden verbiedt om met ingang van 1 uur na betekening van het in deze procedure door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis, nog enigerlei collectieve actie te organiseren of te ondersteunen bij Shell Moerdijk, voor zover die actie op enigerlei wijze de TA verstoort, vertraagt of anderszins belemmert,
bepaalt dat wanneer een gedaagde het onder A. verwoorde verbod overtreedt, deze gedaagde een dwangsom van € 1.000.000,00 verbeurt aan Shell Moerdijk, te vermeerderen met een bedrag van € 500.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat die overtreding voortduurt,
ieder van de gedaagden gebiedt om binnen vier uur na betekening van het in deze procedure door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis een nieuwsbericht te plaatsen bovenaan de nieuwspagina van hun websites, waarin wordt vermeld dat de vakbonden hun leden en overige werknemers van Shell Moerdijk op last van de voorzieningenrechter in de rechtbank Zeeland-West Brabant, locatie Breda, oproepen om met onmiddellijke ingang en conform de door Shell Moerdijk gegeven instructies alle werkzaamheden uit te voeren die betrekking hebben op het opstarten, uitvoeren en afronden van de TA van de MLO,
bepaalt dat wanneer een gedaagde het onder C. verwoorde gebod verzuimt tijdig na te komen, deze gedaagde een dwangsom van € 250.000,00 verbeurt aan Shell Moerdijk, te vermeerderen met een bedrag van € 50.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat die overtreding voortduurt,
ieder van gedaagden gebiedt om ieder van hun leden, werkzaam bij Shell Moerdijk, binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis het onder C. genoemde nieuwsbericht ook per email toe te zenden,
bepaalt dat wanneer een gedaagde het onder E. verwoorde gebod verzuimt tijdig na te komen, die gedaagde per vakbondslid dat niet tijdig in lijn met het onder E. verwoorde gebod is geïnformeerd, een dwangsom van € 1.000,00 verbeurt aan Shell Moerdijk, te vermeerderen met een bedrag van € 500,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat die overtreding voortduurt,
subsidiair:
in goede justitie een andere voorlopige voorziening treft jegens gedaagden,
primair en subsidiair:
gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
2.2.
Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties, wordt uitgegaan van de volgende feiten.
Shell Moerdijk is één van de dochterondernemingen behorend tot de Shell groep. Shell Moerdijk exploiteert een chemiecomplex mede bestaande uit één van de grootste Europese krakers, de lower olefins plant (hierna: MLO), waar de grote koolwaterstofmoleculen in de grondstoffen nafta, hydrowax en LPG “gekraakt” worden tot kleine moleculen die de bouwstenen vormen voor vele chemische vervolgproducten. Daarnaast zijn er op het industrieterrein van het Industrie- en Havenschap Moerdijk in de gemeente Moerdijk diverse ander chemische fabrieken, inclusief Shell’s MEOD en MSPO 1 & 2, die deze bouwstenen verder verwerken tot halffabricaten voor de chemische industrie.
De MLO is ontworpen en gericht op het ononderbroken operationeel zijn van de installaties gedurende 365 dagen per jaar en 24 uur per dag. In 2018 heeft afdeling MLO een “onbetrouwbaarheid” van 0,8% gerealiseerd, hetgeen betekent dat in 2018 de MLO 2,9 dagen niet in bedrijf was.
Gedurende het operationeel zijn van de MLO wordt er preventief en correctief onderhoud aan de MLO uitgevoerd. Eens in de zes jaar wordt de MLO geheel uit bedrijf genomen teneinde onderhoud, inspectie en verbeteringen uit te voeren die niet tijdens het in bedrijf zijn van de MLO kunnen worden gedaan, de zogeheten TA (turn around).
De TA van de MLO betreft, kort gezegd, een HSE-kritische activiteit en komt neer op het uitvoeren van een zes jaarlijkse stop-gebonden inspectie, voor onderhoudswerkzaamheden en de implementatie van stop-gebonden veranderingen en projecten teneinde de MLO verantwoord en veilig te kunnen laten opereren. Onderhoud is niet enkel noodzakelijk maar ook verplicht om aan geldende milieu- en veiligheidsvoorschriften te voldoen. Van een aantal installaties van de MLO verloopt de zogeheten “license to operate” op 30 juni 2019, waarna het niet mogelijk is de MLO in bedrijf te houden. De TA duurt minimaal 57 dagen waarbij continu “rond de klok” (in verschillende shifts) wordt gewerkt.
De laatste TA van de MLO heeft plaatsgevonden in februari 2013. De TA die thans dient te worden uitgevoerd is gepland vanaf 18 april 2019, waarbij de verschillende installaties van de MLO worden afgebouwd (showdown) en worden voorbereid op het volledig stilzetten van de installaties (shutdown).
Het terrein van Shell Moerdijk beslaat een oppervlakte van 500 hectare. Het merendeel van de fabrieken op het terrein is eigendom van – en wordt geopereerd door – Shell Moerdijk. Een deel van de fabrieken is (mede) eigendom van andere bedrijven met welke Shell Moerdijk nauw samenwerkt (en die via pijpleidingen met haar in directe verbinding staan voor de toelevering van grondstoffen, onder meer afkomstig uit de MLO).
FNV en CNV behartigen (onder meer) de belangen van de werknemers die werkzaam zijn bij Shell Moerdijk en Shell Pernis. In dat kader sluiten zij collectieve arbeidsovereenkomsten met Shell Moerdijk en Shell Pernis. Van de circa 900 werknemers van Shell Moerdijk is op circa 550 werknemers de cao van toepassing.
De laatstelijk overeengekomen cao tussen Shell Moerdijk en Shell Pernis enerzijds en de vakbonden anderzijds had een looptijd van 1 maart 2016 tot en met 28 februari 2019.
Ruim voorafgaande aan de expiratie van de cao per 1 maart 2019 zijn partijen in overleg getreden om een nieuwe cao overeen te komen. De onderhandelingen tussen Shell Moerdijk en Shell Pernis enerzijds en de vakbonden anderzijds zijn in november 2018 formeel van start gegaan en sindsdien heeft een aantal malen formeel overleg plaatsgevonden (onder andere op 6 en 26 november 2018, 17 december 2018 en 21 januari 2019).
Op 21 januari 2019 hebben Shell Moerdijk en Shell Pernis een eindbod gedaan aan de vakbonden. Dit eindbod bevatte onder meer een structurele salarisverhoging van 2,5% per 1 maart 2019 en 2% per 1 maart 2020. In aanvulling daarop is vanuit Shell een merit budget van 1,5% gedurende de looptijd van de cao aangeboden.
De leden van de vakbonden hebben het door Shell gedane eindbod afgewezen.
Vervolgens heeft op 7 maart 2019 een nader overleg plaatsgevonden teneinde te verkennen of toch niet tot een nieuwe cao zou kunnen worden gekomen, hetgeen niet tot een resultaat heeft geleid.
Per brief van 25 maart 2019 hebben de vakbonden onder meer Shell Moerdijk een ultimatum gesteld dat er, kort gezegd, toe zou moeten leiden dat Shell de eisen van de vakbonden zou inwilligen.
Shell heeft de eisen van de vakbonden niet ingewilligd.
In een nieuwsbrief van 29 maart 2019 hebben de vakbonden aan hun leden meegedeeld dat Shell Moerdijk en Shell Pernis niet hebben voldaan aan de in de brief van 25 maart 2019 gestelde eisen en dat daarom collectieve acties gevoerd zullen gaan worden.
De collectieve acties hebben vanaf 5 april 2019 plaatsgevonden en vinden nog steeds plaats bij Shell Moerdijk en Shell Pernis. De collectieve acties werden voornamelijk gekenmerkt door algehele of gedeeltelijke werkonderbrekingen die gevolgen met zich brachten voor de productieprocessen bij Shell Moerdijk en Shell Pernis. Shell respecteert op dit moment het recht op deze collectieve acties.
Op de MLO te Moerdijk is vanaf 8 april 2019 collectieve actie gevoerd, bestaande uit het in bedrijf te houden van de MLO.
Op 5, 8, 10, 12 en 15 april 2019 hebben veiligheidsoverleggen (TO’s) plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van Shell en van FNV en CNV.
Vanaf maandag 15 april is het proces om de MLO te Moerdijk stil te leggen in het kader van de TA gestart.
Bij e-mail van 18 april 2019 heeft FNV aan Shell laten weten dat de acties op de MLO TA vanaf vrijdag 19 april 2019 om 14.00 uur als volgt hervat zullen worden:
‘De actievoerders van de MLO zullen in hun eigen rooster medewerking verlenen aan de MLO TA. Er zal niet in stoprooster worden gewerkt en er zal ook geen overwerk worden verricht.’
3.2.
Shell Moerdijk legt in haar dagvaarding aan haar vorderingen ten grondslag dat de geplande collectieve actie er in de kern op neerkomt dat de geplande TA van de MLO wordt gefrustreerd. Als het aan de vakbonden ligt, continueren werknemers van Shell Moerdijk hun reguliere werkzaamheden op de MLO terwijl de werkzaamheden om de TA op te starten en te realiseren zullen worden neergelegd, dit terwijl er jaren van voorbereiding aan de TA vooraf zijn gegaan. Het willens en wetens saboteren van een wettelijk voorgeschreven, zeer kostbaar en in vele opzichten hoogst ingewikkeld onderhouds- en verbeterprogramma is volstrekt ontoelaatbaar en dient daarom achterwege te blijven.
Shell Moerdijk acht de collectieve actie onrechtmatig wegens strijdigheid met artikel 6 lid 4 Europees Sociaal Handvest (ESH) en artikel G ESH.
Ter onderbouwing stelt Shell Moerdijk dat de actie raakt aan de naar hun aard uiterst zwaarwegende belangen van de veiligheid van derden, zoals werknemers, contractors en omwonenden en van de bescherming van het milieu. Uitstel van de TA leidt tot verhoogde risico’s op veiligheidsincidenten.
Als de TA moet worden gecanceld leidt dat ook tot vanuit het oogpunt van veiligheid en milieu onwenselijke resultaten.
Verder leidt de tegen de TA gerichte actie tot volstrekt onevenredige financiële schade bij Shell Moerdijk zelf en bij een groot aantal – buiten het conflict staande – derde partijen zoals afnemers en contractors. Ter onderbouwing verwijst Shell Moerdijk naar de door haar overgelegde productie 24 waaruit volgt dat financiële schade van Shell Moerdijk als gevolg van een uitstel van de TA van enkele dagen al in de tientallen miljoenen euro’s loopt.
Als de TA in 2019 niet tijdig kan worden uitgevoerd, zal de MLO vanaf juli 2019 voor maanden uit bedrijf moeten worden genomen. De daardoor aan de zijde van Shell Moerdijk en Shell Chemicals Europe, een zusteronderneming van Shell Moerdijk die de door de MLO geproduceerde producten verkoopt, geleden schade zal in de honderden miljoenen lopen.
Ter onderbouwing van haar stelling wijst Shell Moerdijk verder op de duur van de actie. Gevolgen van een reguliere productiereductie, kunnen op elk moment gestaakt worden zodra er een cao-akkoord is of om andere redenen, terwijl de TA-actie wanneer deze leidt tot het noodgedwongen afblazen van de TA, onomkeerbaar zeer langdurige gevolgen heeft.
Voorts is de op het frustreren van de TA gerichte actie in strijd met de spelregel van het zogeheten ‘ultimum-remedium’.
Verder is de actie niet proportioneel. Shell Moerdijk is in het cao-overleg al in zeer belangrijke mate tegemoet gekomen aan de wensen van de vakbonden. Gelet hierop en alle voornoemde omstandigheden is sprake van een wanverhouding tussen enerzijds het doel dat de vakbonden nastreven en anderzijds het (ultieme) middel dat de vakbonden inzetten om dat doel te bereiken.
3.3.
De vakbonden voeren als verweer aan dat de actie beperkter is dan Shell Moerdijk in de dagvaarding doet voorkomen. De collectieve actie houdt immers in dat de werknemers alle werkzaamheden verrichten, ook de werkzaamheden die nodig zijn voor de uitvoering van de TA, maar ze zijn niet bereid over te werken. Dit zal leiden tot enige vertraging in de uitvoering van de TA, maar deze vertraging is veel minder dan wanneer geen enkele medewerking aan de uitvoering van de TA wordt gegeven. Deze acties zijn proportioneel en Shell kan deze acties beëindigen door een goed cao-bod te doen, dat recht doet aan de financiële positie van Shell.
De vakbonden betwisten dat de actie raakt aan de belangen van de veiligheid van derden. De vakbonden erkennen dat de actie op termijn tot zeer grote financiële schade zou kunnen leiden. Echter Shell Moerdijk kan deze schade die ontstaat op termijn voorkomen door nu een goed cao-aanbod te doen en zelfs als de schade zoals Shell Moerdijk stelt honderden miljoenen zou bedragen, dan is dit bedrag nog maar een fractie van de jaarwinst van Shell. Derden hoeven, anders dan Shell Moerdijk, geen schade te leiden omdat zij deze kunnen verhalen op Shell Moerdijk.
De vakbonden voeren aan dat de impact van de actie er alleen is als Shell het zo ver laat komen.
Volgens de vakbonden is de actie doelmatig en proportioneel en zet de tot heden gevoerde actie bij Shell Moerdijk geen zoden aan de dijk.
3.4.
Het spoedeisend belang van Shell Moerdijk bij de gevraagde voorzieningen is gegeven, nu FNV en CNV hebben aangekondigd dat de actievoerders van de MLO vanaf vrijdag 19 april 2019, 14.00 uur, in hun eigen rooster medewerking zullen verlenen aan de MLO TA en er niet in stoproosters zal worden gewerkt en er ook geen overwerk zal worden verricht, waardoor vertraging in de uitvoering van de MLO TA zal ontstaan. Shell Moerdijk is dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
3.5.
Het stakingsrecht als uiteengezet in de arresten van de Hoge Raad van 31 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3077, FNV c.s./Enerco) en 19 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1687, Amsta/FNV) kan - voor zover in dit geding van belang - als volgt worden samengevat en omschreven.
Met artikel 6, aanhef en onder 4, ESH erkennen de lidstaten, waaronder Nederland, het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. Dit recht strekt tot het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Een werknemersorganisatie is in beginsel vrij in de keuze van middelen om haar onderhandelingsdoel te bereiken. Of sprake is van een collectieve actie in de zin van dit artikel wordt vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Indien de organisatoren van een collectieve actie aannemelijk maken dat dit het geval is, valt de actie onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4, ESH en moet deze in beginsel worden aangemerkt als een rechtmatige uitoefening van het sociale grondrecht op collectieve actie.
Het ligt dan op de weg van degene die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting gerechtvaardigd is. Dit laatste is gelet op artikel G ESH slechts het geval indien dit gelet op zwaarwegende belangen van de maatschappij noodzakelijk is. Die belangen kunnen liggen op het terrein van bescherming van rechten en vrijheden van anderen, van bescherming van de openbare orde, van de nationale veiligheid, van de volksgezondheid of de goede zeden. Bij de beantwoording van de vraag of ingrijpen noodzakelijk is, dient de rechter alle feiten en omstandigheden van het voorliggende geval mee te wegen. Bij die weging kunnen onder meer van belang zijn de aard en de duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden en de aard van die belangen en die schade. Onderdeel van deze weging is ook of de in de rechtspraak aanvaarde processuele spelregels voor de uitoefening van het recht op collectief optreden zijn nageleefd.
3.6.
FNV en CNV hebben in dit geval het genoemde actierecht ingeroepen omdat zij een onderhandelingsresultaat nastreven, bestaande uit een gewijzigd arbeidsvoorwaardenpakket. Gegeven de terughoudendheid die de voorzieningenrechter moet betrachten, geldt dat zij daarmee aannemelijk hebben gemaakt dat de actie redelijkerwijs kan bijdragen aan de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen.
Aan de op de mondelinge behandeling door Shell Moerdijk geponeerde stelling dat de onderhavige actie niet onder het beschermingsbereik van artikel 6 lid 4 ESH valt omdat deze actie tot onomkeerbare zeer langdurige gevolgen, met name financiële gevolgen, kan leiden, gaat de voorzieningenrechter voorbij. Anders dan Shell Moerdijk meent, zijn dergelijke gevolgen van een actie niet relevant bij de beoordeling of de collectieve actie onder het beschermingsbereik van artikel 6 lid 4 ESH valt, maar dienen deze gevolgen te worden betrokken bij de beoordeling of het recht op collectieve actie dient te worden uitgesloten of beperkt. Dat brengt mee dat de onderhavige collectieve actie in beginsel rechtmatig is.
3.7.
Aan de orde is nu of het recht op de onderhavige collectieve actie moet worden uitgesloten of beperkt op grond van de door Shell Moerdijk aangevoerde feiten en omstandigheden. Daarbij geldt dat de door Shell in de dagvaarding gepresenteerde collectieve actie volgens Shell als gevolg zou hebben dat de TA niet zou kunnen starten of met (te grote) vertraging, met de ernstige gevolgen van dien. FNV en CNV hebben ter zitting onweersproken gesteld dat het stilleggen van de MLO nagenoeg is voltooid en dat de TA ook wordt uitgevoerd, zij het dat de aangesloten werknemers geen overuren zullen maken. Vanuit dit uitgangspunt heeft de voorzieningenrechter ter zitting het debat tussen partijen laten voeren. De voorzieningenrechter heeft het volgende bij de weging in aanmerking genomen.
3.8.
Het is inherent aan de onderhavige actie dat deze nadelige financiële gevolgen heeft voor Shell Moerdijk en voor derden zoals afnemers. Dit maakt immers dat de met een staking beoogde prikkel voldoende effect heeft. Dat de financiële gevolgen van de actie, het niet verrichten van overwerk, dermate ernstig zijn dat deze belangrijk gewicht in de schaal leggen ten gunste van Shell heeft Shell op de zitting niet voldoende concreet kunnen maken. Ter zitting is namens Shell gemeld dat het niet volgens het vooraf bepaalde schema kunnen werken bij de TA kan leiden tot problemen omdat door Shell in te schakelen bedrijven in hun planning geen rekening houden met uitstel van werkzaamheden en dat contractors evenmin bij een afwijking van de planning steeds inzetbaar zullen zijn. Namens de bonden is daar tegenover gesteld dat TA’s vaker uitlopen en dat daarop wordt ingespeeld. Zonder nadere bewijslevering of deskundigenbericht, waarvoor in dit kort geding geen plaats is, kan de voorzieningenrechter niet tot het oordeel komen dat de actie het volledig afronden van de TA in gevaar brengt. Dat de TA met vertraging zal worden afgerond brengt onvoldoende gewicht ten gunste van Shell in de schaal.
3.9.
Shell Moerdijk stelt dat uitstel van de TA tot verhoogde risico’s op veiligheidsincidenten leidt, omdat niet langer strikt volgens vooraf voorbereide plannen – die juist gericht zijn op maximale veiligheid – gewerkt kan worden. Uitstel leidt tot druk op de processen en die druk leidt per definitie tot hogere risico’s op de processen, welke druk per definitie leidt tot hogere risico’s op HSE (Health Safety and Environment) gebied. Ter onderbouwing beroept Shell Moerdijk zich op de door haar als productie 21 overlegde presentatie van AP Networks.
Shell Moerdijk stelt dat uitstel ook vanuit het oogpunt van veiligheid en milieu leidt tot onwenselijke resultaten. Vereist technisch onderhoud en technische verbeteringen worden dan immers veel later dan gepland uitgevoerd. Ter onderbouwing beroept Shell Moerdijk zich op de door haar als productie 26 overgelegde brief van Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (hierna: OMWB) van 18 april 2019.
3.10.
De vakbonden betwisten gemotiveerd dat sprake zal zijn van verhoogde risico’s op veiligheidsincidenten.
Volgens de vakbonden is het juist dat de TA nodig is om de MLO in bedrijf te houden, maar is het zo dat de MLO nu, vrijdag, volledig buiten bedrijf gaat vanwege de TA en dus geen veiligheidsrisico’s meer op zal leveren. Het weer in gebruik nemen van de MLO kan pas als de TA volledig en correct is uitgevoerd. Alle werknemers – ook zij die deelnemen aan de collectieve actie – verrichten hun normale werkzaamheden volgens de gebruikelijke veiligheidsinstructie en kunnen direct reageren als er al calamiteiten zouden dreigen. De suggestie van Shell dat werknemers door vertragingen shortcuts zouden gaan nemen, dan wel dat ze afzettingen zouden negeren, is absurd. Het negeren of veronachtzamen van regels en procedures bij Shell is nooit – in geen enkele situatie – aan de orde. Het zou leiden tot ontslag op staande voet.
Volgens CNV dient productie 21 van Shell Moerdijk buiten beschouwing worden gelaten omdat zij onvoldoende de gelegenheid heeft gehad hierop te kunnen reageren.
De vakbonden betwisten dat uit de brief van OMWB blijkt dat sprake is van veiligheidsrisico’s.
3.11.
De brief van OMWB is gebaseerd op het volgende feitelijke uitgangspunt, zoals weergegeven in de eerste alinea van die brief als volgt.
“Volgens uw melding (…) d.d. 10 april 2019 zouden op 15 april 2019 de MLO (…) uit bedrijf worden genomen voor een geplande onderhoudstop. Door Shell Moerdijk zijn de milieuplannen met betrekking tot deze onderhoudstop aan ons overgelegd. Vanwege stakingen die op dit moment plaatsvinden op het terrein van Shell Moerdijk, kunnen de genoemde bedrijfsonderdelen niet buiten gebruik worden gesteld en kan de geplande (noodzakelijke) onderhoudstop vooralsnog niet plaatsvinden.”
Het feitelijke uitgangspunt in genoemde brief is onjuist. De TA van de MLO is al in gang gezet en kan wel plaatsvinden. De brief biedt geen onderbouwing voor het bestaan van veiligheidsrisico’s als gevolg van de collectieve actie in de vorm zoals FNV en CNV die hebben aangekondigd.
Veiligheidsrisico’s voor omwonenden en milieuschaderisico’s door het uitblijven van de TA zijn ook niet aan de orde. De MLO wordt stilgezet ten behoeve van onderhoud in het kader van de TA.
Veiligheidsrisico’s voor personeel en contractors kunnen dan alleen zien op risico’s bij de uitvoering van werkzaamheden. Het rapport van AP Networks hoeft niet buiten beschouwing te blijven. Aan het beginsel van hoor en wederhoor wordt recht gedaan door geen hoge eisen te stellen aan de betwisting van het rapport door FNV en CNV. Het rapport van AP Networks met ‘Execution Scenarios’ is gebaseerd op de ‘assumptions’ dat de start van de TA met maximaal 7 dagen zal zijn vertraagd, dan wel dat de start van de TA in belangrijke mate zal zijn vertraagd. Het rapport is niet gebaseerd op het scenario dat de TA tijdig start, dat uitvoering van de TA plaatsvindt, waarbij de aangesloten werknemers geen overuren verrichten. Dat het rapport van AP Networks ook in dit scenario geldt heeft Shell niet gemotiveerd. Wel heeft Shell betoogd dat ook het uitvoeren van de TA in afwijking van de vooraf gemaakte planning zal leiden tot druk op de uitvoerders, waarbij zij (onbewust) geneigd zijn tot het negeren van afzettingen en tot het minder voorzichtig omgaan met gevaarlijke stoffen. De bonden hebben dit met klem betwist en aangevoerd dat de werknemers de veiligheidsregels altijd serieus nemen. Het uitvoeren van de TA zal niet gepaard gaan met risico’s voor de veiligheid. Zonder nadere bewijslevering, waarvoor in dit kort geding geen plaats is, kan de voorzieningenrechter niet tot het oordeel komen dat de collectieve actie tot grotere veiligheidsrisico’s zal leiden dan zonder die actie het geval zou zijn.
3.12.
Al het bovenstaande leidt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat er op dit moment geen sprake is van feiten en omstandigheden die maken dat ingrijpen of beperken van de door de bonden aangekondigde actie maatschappelijk noodzakelijk is. Het ontbreekt aan voldoende zwaarwegende feiten en omstandigheden en niet kan worden geoordeeld dat de actie niet aan de eisen van proportionaliteit en het zijn van ‘ultimum-remedium’ voldoet.
3.13.
Uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen van Shell Moerdijk zullen worden afgewezen.
3.14.
Shell Moerdijk zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten zowel aan de zijde van FNV als aan de zijde van CNV worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
€ 1.470,00
Totaal € 2.109,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt Shell Moerdijk in de proceskosten, aan de zijde van FNV tot op heden begroot op € 2.109,00,
4.3.
veroordeelt Shell Moerdijk in de proceskosten, aan de zijde van CNV tot op heden begroot op € 2.109,00,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Geloven en in het openbaar uitgesproken op
19 april 2019.