ECLI:NL:RBZWB:2019:3633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
13 augustus 2019
Zaaknummer
02-700169-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte na besluit OM om vorderingen benadeelde partijen niet in te dienen

In deze zaak, behandeld door de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2019, stond de ontvankelijkheid van de officier van justitie centraal. De minderjarige verdachte was beschuldigd van het plegen van (gekwalificeerde) diefstallen en opzetheling in de periode van 1 juni 2018 tot en met 16 augustus 2018. De kinderrechter oordeelde dat de officier van justitie niet ontvankelijk was in de vervolging, omdat het openbaar ministerie had besloten om vorderingen van benadeelde partijen niet in te dienen. Dit besluit was genomen zonder instemming van de benadeelde partijen, waardoor hun rechten werden geschonden. De kinderrechter verwees naar relevante wetgeving en jurisprudentie, waaronder het arrest van de Hoge Raad van 26 februari 2002, waarin werd vastgesteld dat het openbaar ministerie geen partij is in de vorderingen van benadeelde partijen. De kinderrechter concludeerde dat de schending van de rechten van de benadeelde partijen een zwaarwegende inbreuk vormde, wat leidde tot de conclusie dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging, maar dat de verdachte vrijgesproken werd van de ten laste gelegde feiten. De kinderrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de gepleegde feiten, en sprak haar vrij van alle beschuldigingen. De beslissing over het beslag kon niet worden genomen, omdat onduidelijk was van wie de in beslag genomen goederen waren.

Uitspraak

aantekening van het mondeling vonnis d.d. 11 juli 2019

1.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018
tot en met 16 augustus 2018 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [verdachte] en/of [medeverdachte 5]
en/of een of meer (onbekende) ander(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het plegen van (gekwalificeerde) diefstal(len) en/of
- het plegen van opzetheling;
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018
tot en met 16 augustus 2018 te Zoutelande en/of Domburg en/of Serooskerke
en/of Koudekerke en/of Burgh-Haamstede en/of Kamperland en/of Breskens en/of
Nieuwvliet, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
een of meer goed(eren) heeft/hebben weggenomen uit ongeveer 160 auto(s) en/of
kampeerauto(s) waaronder de navolgende auto(s) en/of kampeerauto(s), in elk
geval voertuigen:
-(dossiernummer 2018180149, volgnummer 51) uit een personenauto (merk
Mercedes, kenteken [kenteken 1] ) diverse goederen waaronder een bankpas, in elk
geval een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of
haar mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018229160, volgnummer 125)
uit een kampeerauto ( kenteken [kenteken 2] ) diverse goederen waaronder een
telefoon Samsung S7, in elk geval een of meer goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [naam 2] en/of [naam 3] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018193181, volgnummer 160) uit een personenauto (merk Audi,
kenteken [kenteken 3] ) diverse goederen waaronder een creditcard, in elk geval
een of meer goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [naam 4] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018191365, volgnummer 113) uit een kampeerauto (merk Fiat,
kenteken [kenteken 4] ), diverse goederen waaronder een portemonnee met 30 euro
inhoud en/of Iphone 5 en/of creditcard, in elk geval een of meer goed(eren)
geheel of ten dele toebehorende aan [naam 5] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018193186, volgnummer 126) uit een kampeerauto (merk Fiat,
kenteken [kenteken 5] ), diverse goederen waaronder een/meerdere bankpas(sen) en/of
een/meerdere creditcard(s) , in elk geval een of meer goed(eren) geheel of ten
dele toebehorende aan [naam 6] en/of [naam 7] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018192417, volgnummer 120) uit een (personen)auto, (merk
Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken 6] ), diverse goederen waaronder een mobiele
telefoon (merk Nokia) en/of een powerbank , in elk geval een of meer
goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [naam 8] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s)
en/of
-(dossiernummer 2018235801, volgnummer 155) uit een personenauto, (merk
Volkswagen Touran, kenteken [kenteken 7] ) diverse goederen waaronder een
portemonnee met inhoud o.a. een bankpas en/of autosleutel, in elk geval een of
meer goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [naam 9] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018180456, volgnummer 54) uit een kampeerauto (merk Fiat
Ducato Multijet, kenteken [kenteken 8] , diverse goederen waaronder een
fotocamera en/of E-book, in elk geval een of meer goed(eren) geheel of ten
dele toebehorende aan [naam 10] en/of [naam 11] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s),
en zich daarbij de toegang tot die auto(s) en/of kampeerauto(s) te verschaffen
en/of die/dat diverse goed(eren) onder haar/hun bereik te brengen door middel
van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 16 augustus 2018 te Zoutelande, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, diverse goederen, waaronder
-(dossiernummer 2018180149) een bankpas en/of
-(dossiernummer 2018229160) een telefoon Samsung S7 en/of
-(dossiernummer 2018193181) een creditcard en/of
-(dossiernummer 2018191365) een portemonnee en/of een telefoon Iphone 5 en/of
-(dossiernummer 2018193186) een/meerder bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of
-(dossiernummer 2018192417) een telefoon Nokia en/of
-(dossiernummer 2018235801) een bankpas en/of autosleutel en/of
-(dossiernummer 2018180456) een fotocamera en/of E-book,
heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben
overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist(en), althans had(den)
moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
zij op of omstreeks 30 juli 2018 te Westkapelle en/of Domburg en/of
Serooskerke, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen
-(in totaal) 800,- euro, bestaande uit 2 maal een geldopname van 350 euro
en/of eenmaal 100 euro, bij een pinautomaat van [naam 12] , gevestigd aan de
[adres 1] , en/of
-(in totaal) 950 euro, bestaande uit 3 maal een geldopname van 200 euro en/of
eenmaal 350 euro, bij een pin/betaalautomaat van [naam 13] , gevestigd aan de
[adres 2] en/of
-(in totaal) 167,28 euro, zijnde (een) elektronische/pin betaling(en) aan
[naam 14] , gevestigd aan de [adres 2] , en/of
-(in totaal) 240,45 euro, zijnde (een) elektronische/pinbetaling(en) aan [naam 15]
, gevestigd aan de [adres 3] en/of
-(in totaal) 96,52 euro, zijnde (een) elektronische/pin betaling(en) aan [naam 16]
, gevestigd aan de [adres 4] en/of
-(in totaal) 107,99 euro, zijnde (een) elektronische/pin betaling(en) aan
[naam 17] , gevestigd aan de [adres 5] te Domburg, en/of
-andere geldbedragen, te weten elektronische en pinbetalingen in/aan
[naam 18] en/of [naam 19] ,
in elk geval meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal, een
hoeveelheid geld/enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem/haar, verdachte en/of
zijn/haar mededader(s),
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten de bankpas van die [naam 1] en de bijbehorende pincode, tot het gebruik
waarvan verdachte en/of zijn/haar mededaders niet gerechtigd, gemachtigd en/of
bevoegd waren.

2.De voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding
De kinderrechter is van oordeel dat de innerlijke tegenstrijdigheid die door de raadsman wordt waargenomen in het standpunt van de officier van justitie wellicht speelt in de tenlasteleggingen van de meerderjarige verdachten in deze strafzaak, maar niet in die van verdachte. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bevoegdheid
De kinderrechter is bevoegd.
Ontvankelijkheid
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de inhoud van de vonnissen van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank van 9 mei 2019 in de zaken tegen de meerderjarige medeverdachten. Op basis daarvan is hij op de hoogte van de omstandigheid dat door 38 belanghebbenden vorderingen bij het openbaar ministerie zijn ingediende die zien op schade die gesteld wordt te zijn veroorzaakt door feiten die vandaag ook in de zaak tegen verdachte aan de orde zijn. Het openbaar ministerie heeft besloten deze vorderingen benadeelde partij, blijkens het e-mailbericht van 8 juli 2019 en de mededelingen van de officier van justitie ter terechtzitting, niet aan het dossier toe te voegen. Het e-mailbericht bevatte geen inhoudelijke toelichting. De officier van justitie heeft ter terechtzitting meegedeeld dat, gelet op het aandeel van verdachte in deze zaak en de omstandigheid dat de benadeelde partijen veelal buitenlandse vakantiegangers zijn met wie communiceren lastig is, door het openbaar ministerie is besloten de vorderingen niet in te dienen in deze zaak. Het openbaar ministerie heeft voor deze gang van zaken geen instemming gezocht dan wel gekregen van de benadeelde partijen. De benadeelde partijen zijn daarmee niet in de gelegenheid gesteld het oordeel van de kinderrechter in te roepen en de kinderrechter is niet in de gelegenheid deze vorderingen te beoordelen. Gelet op de wettelijke bepalingen ten aanzien van de benadeelde partijen, waaronder met name de artikelen 51f en 51g van het Wetboek van Strafvordering, staat vast dat deze bevoegdheid het openbaar ministerie niet toekomt. De benadeelde partij is immers als procespartij dominus litis waar het gaat om de vraag welke vordering deze partij wil indienen ter zake van welk schadeveroorzakend feit. De kinderrechter verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 26 februari 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD7011) waarin is bepaald dat het openbaar ministerie ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij geen partij is. De rol van het openbaar ministerie is beperkt tot een informerende en dienende taak, te weten het op de hoogte houden van het procesverloop en het ten behoeve van de benadeelde partij doorgeleiden van diens vordering.
De omstandigheid dat het recht van de benadeelde partijen op behandeling van de vorderingen hen op deze wijze is ontnomen, vormt een inbreuk op de hen toekomende rechten als vastgelegd in voornoemde wettelijke bepalingen alsook in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit is in zichzelf naar het oordeel van de kinderrechter een zodanig zwaarwegende inbreuk op dit recht dat als gevolg daarvan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in deze dient te worden beoordeeld.
De kinderrechter ziet in het hiervoor geschetste procesverloop, tegen de achtergrond van de verder te nemen beslissingen in deze zaak, aanleiding om te oordelen dat de vaststelling door de kinderrechter dat de rechten van de benadeelde partijen zijn geschonden, volstaat als reactie op deze schending.
De officier van justitie is gelet daarop ontvankelijk in de vervolging.
Schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

3.De beoordeling van het bewijs

De kinderrechter is van oordeel dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde en overweegt daartoe het volgende.
Onder feit 2 is aan verdachte primair ten laste gelegd het (mede)plegen van voltooide diefstallen door middel van braak in de periode van 1 juni 2018 tot en met 16 augustus 2018 uit ongeveer 160 auto’s en/of kampeerauto’s. Het dossier bevat in totaal 157 aangiftes. Een aantal van deze aangiftes, in totaal 35, betreffen geen voltooide diefstal door middel van braak uit een (kampeer)auto. Het gaat hierbij om de volgende feiten:
-pogingen tot diefstal, zaaknummers 6, 12, 22, 23, 35, 36, 37, 50, 57, 59, 60, 61, 63, 67, 80, 92, 98, 110, 114, 132, 136, 139, 140, 142, 143 en 146;
- diefstal van kentekenplaten, zaaknummers 21, 25, 42, 52, 68, 75 en 77;
- diefstal van een fiets, zaaknummer 101;
- diefstal rugtas van een gehuurde fiets, zaaknummer 129.
De kinderrechter zal verdachte van deze feiten vrijspreken, nu deze feiten niet aan verdachte zijn ten laste gelegd.
Verdachte is op 16 augustus 2018 in Domburg samen met de medeverdachten aangetroffen en aangehouden in een camper. Ten aanzien van verdachte is geen technisch of ander bewijs beschikbaar waaruit blijkt van directe betrokkenheid bij enige diefstal. De officier van justitie stelt in dat verband - mede op basis van het nagekomen proces-verbaal van politie van 21 mei 2019 - dat de camper afgeladen vol was met veel koffers, tassen, speelgoed, elektrische apparatuur, laptops, telefoons, sieraden, geld etc.
De kinderrechter is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van diefstal door middel van braak zoals onder 2 primair is ten laste gelegd. De enkele stelling van de officier van justitie dat het medeplegen bewijsbaar is nu voor het plegen van deze grote hoeveelheid specifieke diefstallen, met deze modus operandi, een nauwe en bewuste samenwerking is vereist en medeverdachte [medeverdachte 1] dit niet alleen kan hebben gedaan, maakt dit niet anders. In dit verband verdient het volgende opmerking.
De kinderrechter stelt vast dat er een aanvullend proces-verbaal met een lijst en overzichtsfoto’s van aangetroffen en inbeslaggenomen goederen is overgelegd. Ook zijn foto’s van het interieur van de camper gemaakt nadat de aangetroffen en identificeerbare goederen daaruit waren verwijderd. Hierdoor is voor de kinderrechter nog altijd onduidelijk gebleven welke (aantallen) goederen op welke plekken in de camper zijn aangetroffen. Daarmee kan niet worden vastgesteld of verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid en herkomst van die goederen. In dit verband is onder meer van belang dat in de camper afsluitbare opbergruimtes beschikbaar waren en dat niet is gebleken wanneer en in welke ruimte verdachte aanwezig was en/of toegang had. Voorts is mede van belang dat - in ieder geval naar de uiterlijke verschijningsvorm - voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte als minderjarige in een gezinsverband aanwezig was, waarbij anderen dan zijzelf een gezagspositie innamen. Een van hen, de verdachte [medeverdachte 1] , heeft benadrukt dat hij de door hem bekende diefstallen alleen heeft gepleegd. De stelling dat verdachte aan criminele handelingen deelnam of daarvan op de hoogte was, is mede daarom niet bewezen. Gelet hierop alsook op het feit dat verdachte een alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van de haar bekende goederen heeft afgelegd, dient zij van dit primaire feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde (mede)plegen van heling van diverse goederen overweegt de kinderrechter als volgt.
Verdachte heeft ontkend dit feit te hebben gepleegd. Ten aanzien van de aanwezigheid van de uit misdrijf verkregen goederen in de camper voor zover die blijkt uit het proces-verbaal van politie, geldt allereerst de hiervoor gegeven overweging dat enkel uit die aanwezigheid in de camper geen betrokkenheid of wetenschap bij verdachte kan worden afgeleid. Dit geldt alleen al op basis van de omstandigheid dat niet vast staat wanneer en waar zij in de camper aanwezig was, terwijl van het enige moment waarop dat wel onomstotelijk vast staat dat ze daar was (moment van aanhouding) niet blijkt welke goederen er in haar omgeving aanwezig waren. Ook zijn niet alle specifiek in de tenlastelegging genoemde goederen in de camper aangetroffen (te weten zaaknummers 51, 54, 113, 155). Voor zover wel goederen zijn aangetroffen (zaaknummers 125, 126 en 147) is geen rechtstreeks verband voor een mogelijke heling te leggen met verdachte. Dit lijdt alleen uitzondering bij de goederen die bij verdachte zelf zijn aangetroffen, te weten:
- een Samsung telefoon zwart in bruin hoesje, zaaknummer 14;
- ringen, zaaknummer 81;
- Nokia telefoon van [naam 8] (rood), zaaknummer 120;
- deel van kaartje op naam van [naam 4] , zaaknummer 125;
- HTC telefoon blauw van aangever [naam 6] , zaaknummer 126.
Ook is bij haar een zwarte Nokia telefoon aangetroffen, maar deze is niet herleid naar een aangifte.
Ten aanzien van deze goederen volgt uit het proces-verbaal van politie niet dat verdachte heeft geweten of heeft moeten weten dat zij waren gestolen. Zij ontkent die wetenschap terwijl geen ander bewijs van die wetenschap voor handen is. Uit het voorgaande blijkt dat naar het oordeel van de kinderrechter uit het samenstel van bijzondere gegevens omtrent de leef- en reisomstandigheden van dit gezin niet de persoonlijke betrokkenheid van verdachte bij de gestelde heling valt te bewijzen, zodat vrijspraak dient te volgen.
Daarnaast verdient het volgende opmerking ten aanzien van de gestolen bankpas van aangever [naam 1] (zaaknummer 51). Hoewel verdachte met medeverdachte [medeverdachte 3] op beelden te zien is, terwijl hij aan het pinnen is met de pas van aangever [naam 1] , levert dat geen wettig en overtuigend bewijs op voor het (mede)plegen van het verwerven of voorhanden hebben door deze verdachte van die bankpas. Naar het oordeel van de kinderrechter kan dus ook niet worden vastgesteld dat verdachte dit weggenomen goed heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Verdachte zal van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De conclusie is dat verdachte van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de kinderrechter het volgende.
Uit het dossier blijkt dat verdachte dit feit in alle onderdelen ontkent. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft deze feiten bekend en heeft verklaard dat hij de medeverdachte [medeverdachte 3] de pas van aangever heeft verstrekt om er geld mee op te nemen. Uit het dossier noch uit de ontkennende verklaring van verdachte blijkt van enige betrokkenheid bij deze ten laste gelegde sub-feiten. De foto’s van verdachte kunnen in dit verband niet aan het bewijs bijdragen nu daaruit niet meer blijkt dan dat zij bij een enkele pintransactie aanwezig was. Zij is echter niet degene die de pintransactie verrichtte en ook is niet te zien dat zij op enig moment de bankpas in handen heeft gehad. Derhalve dient vrijspraak te volgen voor het onder 3 ten laste gelegde feit.
Uit de vrijspraak van beide voornoemde feiten volgt dat de kinderrechter van oordeel is dat verdachte bij geen van de ten laste gelegde feitelijke gedragingen betrokken is geweest. Alleen al uit die omstandigheid volgt dat de verdenking van deelname aan een criminele organisatie, zoals onder 1 aan verdachte is ten laste gelegd, geen grond vindt in het dossier voor zover het gaat om verondersteld gepleegde strafbare feiten. Daarnaast biedt het dossier onvoldoende steun voor betrokkenheid van verdachte bij een criminele organisatie door het verrichten van veronderstelde ondersteunende gedragingen, eventueel zonder daarbij het oogmerk te hebben gehad op het door de criminele organisatie plegen van strafbare feiten. In dit verband is van belang dat uit het dossier niet naar voren komt dat tussen verdachte en haar medeverdachten sprake was van een ander verband dan dat van een gesteld gezinsverband. De omstandigheid dat met name de medeverdachte [medeverdachte 1] ook naar eigen zeggen diefstallen heeft gepleegd maakt dit niet anders.
De kinderrechter acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal haar dan ook van die feiten vrijspreken.

4.Het beslag

De kinderrechter is van oordeel dat hij geen beslissing kan nemen met betrekking tot de op de lijst vermelde in beslag genomen goederen, nu onduidelijk is van wie deze goederen zijn en niet vast staat dat deze van verdachte zijn.

5.De beslissing

De kinderrechter:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 2 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten;
Beslag
- is niet in staat enige beslissing te nemen met betrekking tot de op de beslaglijst vermelde goederen, nu hij niet heeft kunnen constateren óf en zo ja welke goederen vermeld op de beslaglijst van strafbare feiten afkomstig zijn en welke toebehoren aan verdachte.
Dit proces-verbaal is door de kinderrechter en de griffier vastgesteld en ondertekend.