ECLI:NL:RBZWB:2019:3699

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
02-094701-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Collombon
  • J. de Weert
  • A. Gillesse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld bij tankstation, vrijspraak voor een van de diefstallen

Op 16 augustus 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met geweld. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 17 en 18 april 2019 in Bergen op Zoom. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van diefstal van sigaretten en een flesje drinken, waarbij hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp toonde aan de aangeefster, en van het onverhoeds uit de handen trekken van bankbiljetten van twee andere slachtoffers. Tijdens de zitting op 2 augustus 2019 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal met geweld op 17 april, maar sprak de verdachte vrij van de derde diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden gedeeltelijk in het gelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/094701-19
vonnis van de meervoudige kamer van 16 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] )
wonende te [adres]
thans gedetineerd te Huis van Bewaring Grave, 5361 ME Grave, Muntlaan 1
raadsman: mr. M. Mesoudi, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 augustus 2019, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1
hij op of omstreeks 17 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 7, althans één of meer, slof(fen) sigaretten en/of een flesje drinken, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een (gas)brander/aansteker te tonen en/of dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkende voorwerp, althans die (gas)brander/aansteker
op die [naam 2] te richten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk 7, althans één of meer, slof(fen) sigaretten en/of een flesje drinken, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] (gevestigd aan de [naam 1] ), in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende hadden genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk
geval ter betaling aan te bieden, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders aldus anders dan door misdrijf onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
hij op of omstreeks 17 april 2019 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of verdachte's mededader(s) opzettelijk voornoemde [naam 2] een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een (gas)brander/aansteker getoond en/of dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkende voorwerp, althans die (gas)brander/aansteker op die [naam 2] gericht;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2019 te Bergen op Zoom, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 2] heeft bewogen tot de afgifte van 7, althans één of meer, slof(fen) sigaretten en/of een flesje drinken, althans enig(e) goed(eren), door zich voor te doen als bonafide koper van bovengenoemd(e) goed(eren);
en/of
hij op of omstreeks 17 april 2019 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of verdachte's mededader(s) opzettelijk voornoemde [naam 2] een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een (gas)brander/aansteker getoond en/of dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkende voorwerp, althans die (gas)brander/aansteker op die [naam 2] gericht;
2
hij op of omstreeks 18 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bankbiljet (van 10 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 4] , hebben/heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door bovengenoemd bankbiljet (onverhoeds) uit de hand te trekken/snokken van die [naam 4] ;
3
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bankbiljet (van 50 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 5] , hebben/heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door bovengenoemd bankbiljet (onverhoeds) uit de hand te
trekken/snokken van die [naam 5] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde en het tenlastegelegde feit 2.
Ten aanzien van feit 1 baseert zij zich hiervoor op de aangifte, de camerabeelden en de verklaringen van verdachte en medeverdachte [naam 6] . De verklaring van aangeefster is betrouwbaar, aangezien deze consistent en gedetailleerd is en deels wordt ondersteund door de camerabeelden. Daar staat tegenover dat verdachte en medeverdachte [naam 6] geen volledige openheid van zaken geven en hun rol proberen af te zwakken. Hoewel er geen vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp onder verdachte of medeverdachte [naam 6] is aangetroffen, is er geen reden te bedenken waarom aangeefster hierover een leugenachtige verklaring zou afleggen. Ook voor de strafverzwarende omstandigheid, te weten het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, is daarom voldoende bewijs voorhanden.
Voor wat betreft feit 2 verwijst de officier van justitie naar de aangifte, de getuigenverklaring en de verklaringen van verdachte en medeverdachte [naam 6] . Verdachte moet hebben geweten wat de bedoeling was toen medeverdachte [naam 6] aangeefster aansprak met de vraag om geld te wisselen, aangezien hij enkele dagen ervoor had gezien dat zij op dezelfde manier een diefstal pleegde. Hij heeft haar daarbij geholpen door in het verhaal mee te gaan. Er is daarom sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit het vonnis van rechtbank Noord-Holland van 4 december 2018 (ECLI:NL:RBNHO:2018:11066) volgt dat het onverhoeds uit de handen trekken van een bankbiljet kan worden aangemerkt als een geweldshandeling.
Voor feit 3 vordert de officier van justitie vrijspraak. Nu het aandeel van verdachte bij deze diefstal niet duidelijk is, ontbreekt voldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Zij bepleit echter partiële vrijspraak ten aanzien van de strafverzwarende omstandigheid, te weten het ten laste gelegde gebruik van (bedreiging met) geweld. Verdachte en medeverdachte [naam 6] ontkennen dit geweldselement en hun verklaringen worden op dit punt ondersteund door de verklaring van de onafhankelijke getuige. Deze heeft verklaard dat de portieren van de auto zijn gesloten, waarna de auto direct wegreed. Het is daarom onmogelijk dat aangeefster met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is bedreigd, omdat zij nimmer de passagiersdeur heeft geopend. Het is enkel aangeefster die hierover heeft verklaard en haar verklaring is twijfelachtig te noemen, aangezien zij in eerste instantie bij de politie heeft verklaard dat het om een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ging en bij de rechter-commissaris spreekt zij daarentegen over een vuurwapen. Daarbij komt dat zij mogelijk een reden heeft om een leugenachtige verklaring af te leggen, nu zij op voorhand wist dat er geen camera’s op de parkeerplaats hangen en zij de familie van verdachte kent.
Voor wat betreft de tenlastegelegde feiten 2 en 3 bepleit de verdediging primair vrijspraak wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en medeverdachte [naam 6] . Verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht, geen enkele intellectuele of materiële bijdrage aan de diefstallen geleverd en geen opzet gehad op de diefstallen en de samenwerking met medeverdachte [naam 6] . Verdachte wist simpelweg niet dat de diefstallen door haar gepleegd zouden gaan worden en heeft hierbij geen enkele rol gehad. De enige belastende verklaring op dit punt is de verklaring van medeverdachte [naam 6] , hetgeen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert. Onder verwijzing naar jurisprudentie wordt bepleit dat aan het zich enkel niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Subsidiair voert de verdediging aan dat uit het vonnis van rechtbank Amsterdam van 9 mei 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:5581) volgt dat het uit de handen trekken van een bankbiljet geen geweldshandeling betreft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
[naam 2] (aangeefster) heeft aangifte [1] gedaan van diefstal met geweld en bedreiging. Zij verklaart dat zij op 17 april 2019 werkzaam was bij tankstation [naam 1] in Bergen op Zoom. Een man en een vrouw kwamen binnen. De vrouw legde een flesje drinken op de toonbank en vroeg om zeven sloffen sigaretten. Nadat de goederen door aangeefster op de toonbank waren gelegd, heeft de vrouw die samen met het flesje drinken meegenomen onder de mededeling dat de man, die op dat moment naast haar stond, zou betalen. De man heeft vervolgens met een betaalpas met onvoldoende saldo pinhandelingen uitgevoerd, terwijl de vrouw met de nog niet betaalde goederen naar de auto liep. Nadat de pintransactie was mislukt, is de man naar de auto gelopen om een andere pinpas te halen. Aangeefster is achter de man aangelopen en zag dat hij naar een wit busje liep. Toen zij bij het busje aan kwam zag zij de vrouw in de auto zitten en zij hoorde dat de vrouw vanuit de auto riep: “Snel, snel.” Zij zag toen zij de deur van de auto open heeft getrokken, dat de sigaretten voor verdachte op de grond stonden en dat zij geïrriteerd vroeg of ze even met de man mocht praten waarna ze de deur dicht trok. Aangeefster hoorde dat de vrouw toen weer riep: "snel, snel". Zij zag vervolgens dat ze weg wilden rijden en zij trok weer de deur open aan de passagierskant. Zij zag toen dat de man een pistool pakte uit zijn jas of zijn broek. Zij zag toen dat hij het pistool op haar richtte. Ze reden daarna vol gas weg. Het pistool was een donker en klein pistool. Het was een kleintje vergeleken bij het pistool wat agenten bij zich hebben.
Aangeefster heeft deze verklaring bevestigd toen zij op 31 juli 2019 is gehoord bij de rechter-commissaris. [2]
Verbalisant [naam 7] heeft de camerabeelden van het tankstation bekeken [3] . Hij heeft waargenomen dat de vrouw de zeven sloffen sigaretten van de toonbank heeft gepakt en weg gelopen is. Verder heeft hij waargenomen dat de man een poging doet om te pinnen, met twee pasjes. De man loopt daarna richting de uitgang van de winkel. De kassamedewerkster volgt hem.
Verbalisant [naam 8] [4] heeft ter plaatse de beelden bekeken en herkende de man en de vrouw als zijnde verdachte en medeverdachte [naam 6] .
Verdachte [5] heeft bij de politie verklaard dat medeverdachte [naam 6] met de sigaretten naar buiten is gelopen en dat zij de sigaretten hebben meegenomen zonder te betalen.
Medeverdachte [naam 6] heeft verklaard dat zij met verdachte bij het tankstation was. Wanneer haar wordt voorgehouden dat dit een vooropgezet plan was, heeft zij verklaard dat ze wel dacht dat dat klopt. [6]
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verdachte samen en in vereniging met [naam 6] de in de tenlastelegging genoemde goederen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. De rechtbank staat vervolgens voor de beantwoording van de vraag of deze diefstal heeft plaatsgevonden onder dreiging van geweld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank overweegt dat aangeefster de verklaring die zij heeft afgelegd bij de politie, bij de rechter-commissaris heeft herhaald. Zij blijft hierbij consistent in haar verklaring en zij ontkent stellig dat het aan haar door verdachte getoonde voorwerp een gasaansteker kan zijn geweest, ook als haar een foto wordt getoond van de bij medeverdachte [naam 6] aangetroffen gasaansteker. Daarnaast geldt dat medeverdachte [naam 6] heeft verklaard dat aangeefster misschien de gasaansteker heeft gezien. Deze verklaring van medeverdachte [naam 6] vormt in zoverre een bevestiging van de aangifte dat er in ieder geval iets aan aangeefster is getoond nadat zij de deur van de auto heeft opengedaan en medeverdachte [naam 6] heeft aangesproken.
Dat de deur van de auto door aangeefster is opengedaan, zoals zij heeft verklaard, wordt bovendien bevestigd door het feit dat ook medeverdachte [naam 6] zegt dat de sigaretten bij haar voeten stonden. Aangeefster zag de sigaretten bij de voeten van medeverdachte [naam 6] staan, en dit kan zij alleen maar gezien hebben als de deur van de auto open is geweest.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de verklaring van aangeefster precies en gedetailleerd is en voor zover die door andere bewijsmiddelen kan worden gecontroleerd, wordt bevestigd. Dat blijkt onder andere uit de het proces-verbaal van beschrijving van de camerabeelden.
De rechtbank ziet gelet op het vorenstaande dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de in de aangifte beschreven bedreiging met geweld. Zij is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan aangeefster.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2
Aangeefster [naam 4] verklaart dat zij op 18 april 2019 [7] werd aangesproken door een vrouw, die zij later herkende als medeverdachte [naam 6] [8] met de vraag of zij geld kon wisselen. Nadat zij een tien-eurobiljet uit haar portemonnee had gepakt, werd dat door [naam 6] met kracht uit haar handen gerukt. [naam 6] heeft vervolgens naar een man die aangeefster later herkende als verdachte [9] gewezen die aan de overkant van de straat stond en tegen [naam 4] gezegd dat zij het geld van die man terug zou krijgen omdat het in zijn auto lag. Verdachte heeft zich toen bij [naam 6] en aangeefster gevoegd. Nadat ze een aantal auto’s voorbij waren gelopen, deelde verdachte mee dat hij niet meer wist waar zijn auto stond. [naam 4] heeft verklaard dat ze constant vroeg om het geld terug te geven maar dat zij door verdachte en [naam 6] aan het lijntje werd gehouden.
Die gang van zaken wordt bevestigd door [naam 9] [10] , een vriendin die bij [naam 4] was en die verklaart dat verdachte hen als het ware meenam door te blijven praten, terwijl de vrouw terugliep. [naam 9] verklaart dat verdachte op een gegeven moment zei dat hij dacht dat de auto in de buurt van de kerk stond om vervolgens naar een andere richting dan die van de kerk te lopen.
Medeverdachte [naam 6] heeft bekend de diefstal te hebben gepleegd [11] . Zij heeft verklaard dat ze aangeefster heeft aangesproken om te vragen of ze kon wisselen en dat verdachte erbij stond. Zij heeft verder verklaard dat zij het geld uit de hand van aangeefster pakte.
Verdachte zou hebben gezegd dat het geld in de auto lag, maar hij kon zijn auto niet vinden, aldus medeverdachte [naam 6] . Zij verklaarde verder dat verdachte heeft gezegd dat mensen haar sneller zouden geloven omdat zij een meisje is, dat hij zou meelopen, maar dat zij de mensen moest aanspreken.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 18 april 2019 tussen 15.45 uur en 16.00 uur in Bergen op Zoom was en dat medeverdachte [naam 6] mensen aansprak. [12]
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte betrokken is geweest bij de in vereniging gepleegde diefstal met geweld. Deze vraag moet bevestigend worden beantwoord. Uit de verklaringen leidt de rechtbank af dat er bij verdachte en medeverdachte [naam 6] sprake was van een gezamenlijke uitvoering van de diefstal. Verdachte stond erbij toen medeverdachte [naam 6] aangeefster aansprak. Verdachte heeft vervolgens het slachtoffer en haar vriendin bezig gehouden en op een dwaalspoor heeft gezet, terwijl medeverdachte [naam 6] met het geld is weggelopen. Verder heeft medeverdachte [naam 6] verklaard dat verdachte tegen haar had gezegd dat mensen haar sneller zouden geloven omdat zij een meisje is. Hij had verder gezegd dat hij zou meelopen, maar dat zij het moest vragen. Uit deze werkwijze blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [naam 6] gericht op de uitvoering van de diefstal met geweld, waarbij het geweld bestond uit het uit de handen trekken van het geld.
Dat er bij verdachte tevens (voorwaardelijk) opzet was op het door [naam 6] gebruikte geweld blijkt uit de aanwezigheid bij de diefstal met geweld op 13 april 2019 (feit 3) [13] . Verdachte stond toen bij [naam 6] toen zij op vergelijkbare wijze na het vragen om geld te wisselen een bankbiljet uit de handen van aangeefster [naam 5] trok en heeft gezien dat [naam 5] boos was. Hij kon derhalve verwachten dat dit weer zou gebeuren.
De rechtbank is daarom van mening dat het tenlastegelegde feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 3
Verdachte ontkent zijn betrokkenheid en de officier van justitie heeft tot vrijspraak gerekwireerd omdat er onvoldoende duidelijkheid is over de rol van verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat behalve de aanwezigheid van verdachte in de buurt van [naam 6] , het dossier geen andere bewijsmiddelen bevat die wijzen op zijn betrokkenheid bij het plegen van dit feit. Verdachte zal daarom van het tenlastegelegde feit 3 worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 17 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een ander, 7 sloffen sigaretten en een flesje drinken, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen;
2
op 18 april 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een ander, een bankbiljet (van 10 euro), dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [naam 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door bovengenoemd bankbiljet (onverhoeds) uit de hand te trekken van die [naam 4] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, gelet op hetgeen zij bewezen acht, aan verdachte op te leggen, een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest. Zij heeft bij de formulering van haar eis de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) als uitgangspunt genomen en rekening gehouden met de ernst van de feiten, de strafverzwarende omstandigheden en de persoon van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, gelet op hetgeen zij bewezen acht, de eis van de officier van justitie te matigen en bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Deze betreffen de duur van het voorarrest, het nagenoeg blanco strafblad, het feit dat hij een eigen onderneming heeft en een dochter van vier jaar. Aangezien de omstandigheid uit artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is, verzoekt de verdediging de voorlopige hechtenis op te heffen dan wel te schorsen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal met bedreiging met geweld bij tankstation [naam 1] . Verdachte heeft, nadat hij zonder te betalen met de gestolen goederen weg wilde rijden en daarop werd aangesproken door een 20-jarige verkoopmedewerkster, een op een vuurwapen lijkend voorwerp aan haar getoond. Verdachte en zijn mededader zijn puur uitgegaan van eigen financieel gewin en hebben kennelijk niet stilgestaan bij de gevolgen die een dergelijke daad voor anderen heeft.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een tweede diefstal waarbij gebruik gemaakt is van geweld. Hij heeft bewerkstelligd dat daarbij misbruik gemaakt werd van de goedheid van anderen door medeverdachte [naam 6] te bewegen een gunst te vragen aan het slachtoffer waardoor het makkelijk werd om vervolgens het door het slachtoffer tevoorschijn gehaalde geld met kracht uit de hand te trekken. Het slachtoffer betreft een meisje van 15 jaar oud. Dat laatste rekent de rechtbank verdachte zwaar aan en acht dit strafverhogend. In strafverminderende zin staat hier tegenover dat het gebruikte (dreiging met) geweld bij deze feiten zich aan de onderkant van het geweldspectrum bevindt.
Slachtoffers van geweldsmisdrijven kunnen nog lange tijd last hebben van angstgevoelens. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte ter zitting nauwelijks verantwoordelijkheid genomen heeft voor het bewezenverklaarde.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 juli 2019. Hieruit blijkt dat verdachte geen recente relevante documentatie heeft.
Verdachte heeft met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden ter zitting slechts mondjesmaat openheid van zaken gegeven. Bij de reclassering is verdachte, nadat hem een aantal kritische vragen gesteld werden over het nakomen van normen, kwaad weggelopen en heeft daarbij een eerder getekend toestemmingsformulier verscheurd. Ook gelet hierop heeft de rechtbank onvoldoende normbesef bij verdachte kunnen vaststellen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en de persoon van de verdachte niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden.
Gelet op de duur van deze gevangenisstraf, is artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering nog niet van toepassing en zal de rechtbank het verzoek van de verdediging tot het opheffen dan wel schorsen van de voorlopige hechtenis afwijzen.

7.De benadeelde partij

[naam 4]
De benadeelde partij [naam 4] vordert voor feit 2 een schadevergoeding van € 285,00, bestaande uit € 10,00 ter zake van materiële schade en € 275,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte en zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald, verdachte niet is gehouden dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de wettelijke rente vanaf 18 april 2019 toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[naam 5]
De benadeelde partij [naam 5] vordert voor feit 3 een schadevergoeding van € 50,00 ter zake van materiële schade.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit 3;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen
[naam 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van € 285,00, waarvan € 10,00 ter zake van materiële schade en € 275,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door zijn mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 4] (feit 2), € 285,00, waarvan € 10,00 ter zake van materiële schade en € 275,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, te betalen, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door zijn mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[naam 5]
- verklaart de benadeelde partij [naam 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam 5] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Collombon, voorzitter, mr. De Weert en mr. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 augustus 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het eindproces-verbaal met documentcode DOS.RLS.EIND.SADKK97.YALDC88 van Politie Zeeland - West Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 138.
2.Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van [naam 2] , van 31 juli 2019.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 7] , pagina 21-23.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 8] , pagina 31.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 103-107.
6.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam 6] , pagina 75.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , pagina 110-112.
8.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [naam 4] , pagina 114.
9.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [naam 4] , pagina 114.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 9] , pagina 118.
11.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam 6] , pagina 76.
12.Het proces verbaal van verhoor van verdachte, pagina 107-108.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] pagina124-125.