Op 15 oktober 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. M.F. Vermaat, beroep had ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Dit besluit betrof de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor beschermd wonen volgens profiel GGZ 3C voor de periode van 1 maart 2018 tot en met 28 februari 2019. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 februari 2018, waarin het college een maatwerkvoorziening had toegekend zonder begeleiding in de vorm van een pgb. Eiser stelde dat het college de stappen van het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) niet volledig had gevolgd en dat de indicatie voor beschermd wonen niet voldeed aan de vereisten van de Wmo 2015.
Tijdens de zitting op 26 juli 2019, waar ook andere zaken werden behandeld, werd duidelijk dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de specifieke ondersteuningsbehoefte van eiser. De rechtbank oordeelde dat het college niet had vastgesteld hoeveel uren ondersteuning eiser daadwerkelijk nodig had, en dat de gehanteerde profielen niet voldoende concreet waren. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, omdat het college nader onderzoek moest verrichten om de begeleidingsbehoefte van eiser in uren vast te stellen. De rechtbank droeg het college op om zo spoedig mogelijk een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht aan eiser moest worden vergoed en het college in de proceskosten van eiser werd veroordeeld tot een bedrag van € 1.024,-.
De uitspraak benadrukt het belang van maatwerk in de toekenning van maatschappelijke ondersteuning en de noodzaak voor het college om de specifieke behoeften van cliënten adequaat in kaart te brengen, in overeenstemming met de Wmo 2015 en de jurisprudentie van de CRvB.