ECLI:NL:RBZWB:2019:912

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
02-820627-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Froger
  • J. Diepenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van overval op supermarkt met geweld

Op 6 maart 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een gewapende overval op een supermarkt in Breda op 10 april 2015. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden. Tijdens de zitting op 20 februari 2019 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met anderen de overval had gepleegd, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen zijn gebruikt. De verdediging betwistte de nauwe samenwerking en stelde dat de verdachte niet actief had deelgenomen aan de overval.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, gebaseerd op getuigenverklaringen en de verklaringen van de verdachte zelf. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de impact van de overval op de slachtoffers, maar legde desondanks een gevangenisstraf op van 20 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820627-15
vonnis van de meervoudige kamer van 6 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsvrouw mr. drs. C.G. Matze, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 februari 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Benadeelde partij de heer [naam 1] is aanwezig en heeft het woord gevoerd.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 10 april 2015 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 3000 euro, althans enig geldbedrag en/of een sleutelbos/sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [naam 2] en/of [naam 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 3] en/of [naam 1]
en/of [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- op die [naam 3] is/zijn afgelopen en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan/op die [naam 3] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of (daarbij) meermalen tegen die [naam 3] heeft/hebben gezegd "liggen, liggen" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) met tie-rips de armen/handen van die [naam 3] heeft/hebben vastgebonden en/of vervolgens die [naam 3] het magazijn van die supermarkt in heeft/hebben geduwd/meegenomen en/of
- op die [naam 1] is/zijn afgelopen en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan/op die [naam 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of (daarbij) die [naam 1] bij zijn kraag heeft/hebben vastgepakt en/of tegen die [naam 1] heeft/hebben gezegd "meekomen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) die [naam 1] heeft/hebben meegenomen naar het magazijn van die supermarkt en/of tegen die [naam 1] heeft/hebben gezegd "liggen, liggen, ga liggen op je buik"
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) met tie-rips de armen/handen van die [naam 1] heeft/hebben vastgebonden en/of
- tegen die [naam 3] en/of [naam 1] en/of [naam 4] heeft/hebben gezegd "wie heeft de kluis?" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- aan/op die [naam 4] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of die [naam 4] - onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp - de/een kluis heeft/hebben laten openen en/of tegen die [naam 4] heeft/hebben gezegd op de grond te gaan liggen en/of (vervolgens) de armen/handen van die [naam 4] met tie-rips heeft/hebben vastgebonden en/of de telefoon van die [naam 4] kapot heeft/hebben gegooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of (een) ander(en) op of omstreeks 10 april 2015 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 3000 euro, althans enig geldbedrag en/of sleutels/een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [naam 2] en/of [naam 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [naam 3] en/of [naam 1] en/of [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte] en/of (een) ander(en),
- op die [naam 3] is/zijn afgelopen en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan/op die [naam 3] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of (daarbij) meermalen tegen die [naam 3] heeft/hebben gezegd "liggen, liggen" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) met tie-rips de armen/handen van die [naam 3] heeft/hebben vastgebonden en/of vervolgens die [naam 3] het magazijn van die supermarkt in heeft/hebben geduwd/meegenomen en/of
- op die [naam 1] is/zijn afgelopen en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan/op die [naam 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of (daarbij) die [naam 1] bij zijn kraag heeft/hebben vastgepakt en/of tegen die [naam 1] heeft/hebben gezegd "meekomen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) die [naam 1] heeft/hebben meegenomen naar het magazijn van die supermarkt en/of tegen die [naam 1] heeft/hebben gezegd "liggen, liggen, ga liggen op je buik"
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) met tie-rips de armen/handen van die [naam 1] heeft/hebben vastgebonden en/of
- tegen die [naam 3] en/of [naam 1] en/of [naam 4] heeft/hebben gezegd "wie heeft de kluis?" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- aan/op die [naam 4] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of die [naam 4] - onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp - de/een kluis heeft/hebben laten openen en/of tegen die [naam 4] heeft/hebben gezegd op de grond te gaan liggen en/of (vervolgens) de armen/handen van die [naam 4] met tie-rips heeft/hebben vastgebonden en/of de telefoon van die [naam 4] kapot heeft/hebben gegooid
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 10 april 2015 te Breda en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- tie-rips en/of een of meer walkie-talkie(s) en/of plakband aan te schaffen/te verwerven/beschikbaar te stellen en/of
- die [medeverdachte] en/of een andere persoon vanuit Belgie met een (personen)auto - voorzien van een of meer gestolen kentekenpla(a)t(en) – te vervoeren naar de betreffende supermarkt en/of (vervolgens) aldaar in een (personen)auto op die [medeverdachte] en/of een andere persoon te wachten totdat die [medeverdachte] en/of een andere persoon teruggekeerd waren en/of (vervolgens) met die [medeverdachte] en/of een andere persoon en de buitgemaakte goederen in een (personen)auto is weggereden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de overval op supermarkt [naam 2] in Breda en baseert zich daarbij op de aangiften van [naam 3] , [naam 1] en [naam 4] , de verklaringen van de getuigen, het proces-verbaal van bevindingen van de Belgische politie en de bekennende verklaringen van verdachte ter zitting en bij de politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het medeplegen van de overval kan komen, omdat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De handelingen van verdachte stonden ten tijde van het delict los van de medeverdachten en er zijn geen bewijsmiddelen die een nauwe en bewuste samenwerking aantonen ten tijde van het plegen van het delict. Ter adstructie van het verweer verwijst de verdediging naar een arrest van de Hoge Raad dat onder nummer ECLI:NL:HR:2014:3474 is gepubliceerd. Wel kan de medeplichtigheid bewezen verklaard worden, omdat verdachte dit heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Tijdens verhoren bij de politie en ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij samen met een groep medeplegers (in wisselende samenstelling) in april 2015 een reeks overvallen op winkels in België heeft gepleegd. De overvallen werden veelal met drie man gepleegd, waarbij de daders met de auto naar de te overvallen vestiging reden en bij de overval gebruik maakten van vuurwapens en/of op vuurwapens lijkende voorwerpen, een masker, een bivakmuts en tie-rips. Ook werd er bij de overvallen gebruik gemaakt van walkie-talkies en een “werkbroek”; deze werd door verschillende personen – onder andere door verdachte – gedragen bij verschillende feiten en werd de buit na afloop gelijkelijk verdeeld. [1] Verdachte heeft daar ter zitting nog aan toegevoegd dat er tijdens de overval geen vaste taakverdeling was maar dat hij één keer bij een overval mee naar binnen was gegaan, hij niet tegen de stress bleek te kunnen en hij zichzelf daarom sindsdien opwierp als chauffeur. [2]
Over het tenlastegelegde feit heeft verdachte ter zitting verklaard [3] dat hij op 10 april 2015 met een ander eerst naar Gent (België) is gereden om een derde op te halen, om daarna met z’n drieën naar supermarkt [naam 2] aan de [straatnaam] in Breda te rijden om een overval te plegen. Verdachte en een van zijn mededaders hadden “strips” [de rechtbank begrijpt dat verdachte hiermee bedoelt: “tie-rips”], plakband, een mes, een alarmpistool, een bivakmuts, een werkbroek en een masker bij zich [4] . Verdachte had de tie-rips, plakband en de walkie talkies voor de overval bij de [naam 5] gekocht [5] . De te overvallen [naam 2] in Nederland was van tevoren bewust door verdachte uitgekozen, om de kans te verkleinen dat hij gepakt zou worden. Hij heeft daartoe van tevoren enkele adressen van de [naam 2] in Nederland opgezocht en op een briefje geschreven [6] . Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de vluchtauto bleef zitten en dat hij wist dat zijn twee mededaders daadwerkelijk de overval gingen plegen. Ook wist hij dat zijn mededaders het alarmpistool tijdens de overval zouden gebruiken om de slachtoffers te bedreigen; verdachte heeft verklaard dat er altijd expliciet is afgesproken dat er nooit slachtoffers mochten vallen. Verder heeft verdachte verklaard dat tie-rips werden meegenomen om slachtoffers mee vast te kunnen binden en dat walkie talkies waren meegenomen om onderling contact te kunnen hebben [7] . Tijdens de overval waren aangevers [naam 3] , [naam 1] en [naam 4] in de [naam 2] aanwezig. Aangever [naam 3] heeft over de overval onder meer verklaard dat hij een voorwerp zag dat leek op een handvuurwapen; dat hij dit op zich gericht heeft gekregen; dat er meerdere malen tegen hem werd gezegd “liggen, liggen”; dat zijn armen/handen met tie-rips werden vastgemaakt; dat hij het magazijn van de supermarkt in werd geduwd en dat hem werd gevraagd waar de kluis was. [8] Aangever [naam 1] heeft onder andere verklaard dat er een man op hem af kwam lopen; een pistool op hem richtte; hem bij zijn kraag pakte, tegen hem zei “meekomen”; hem meenam naar het magazijn van de supermarkt en zei “liggen, liggen, ga liggen op je buik”; zijn armen/handen met tie-rips vastbond en vroeg: “wie heeft de kluis?”. [9] Aangever [naam 4] heeft onder meer verklaard dat zij een pistool op zich gericht kreeg; de kluis moest openen; op de grond moest gaan liggen; haar armen/handen met tie-rips werden vastgebonden en dat haar telefoon kapot werd gegooid. De daders hebben ongeveer € 3000,-- meegenomen. [10] , [naam 1] en [naam 4] . Na de overval is de buit onderling verdeeld. [11]
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van de delictsomschrijving ‘in vereniging’ is vereist dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Niet vereist is dat een verdachte de gehele delictsomschrijving vervult; ook zonder dat verdachte uitvoeringshandelingen verricht, kan hij onder specifieke voorwaarden strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit. Dit moet worden beoordeeld aan de concrete omstandigheden van het geval, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht moet zijn. Omstandigheden die hierbij een rol kunnen spelen zijn onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten. Bovendien moet blijken dat het opzet van de plegers zowel op de feitelijke gedraging als – in dit geval – op de overval was gericht.
Uit de verklaringen van de aangevers, maar vooral van verdachte ter zitting komt duidelijk naar voren dat verdachte en zijn mededaders de overval van het begin tot het eind samen hebben uitgevoerd. Verdachte heeft binnen een periode van een paar weken met anderen (in wisselende samenstellingen) meerdere overvallen gepleegd met dezelfde modus operandi: bij de overval op winkels werd gebruik gemaakt van vuurwapens en/of op vuurwapens lijkende voorwerpen, een masker, een bivakmuts en tie-rips. Ook werd er gebruik gemaakt van walkie-talkies en een “werkbroek”; deze werd door verschillende personen – onder andere door verdachte – gedragen bij verschillende feiten. Verdachte en zijn mededaders hadden hierbij een intensieve samenwerking, die onder meer blijkt uit de aanschaf van benodigde attributen, de vooraf gemaakte, en ook op 10 april 2015 geldende afspraak dat er geen slachtoffers mochten vallen en de afspraak dat de buit na afloop gelijkelijk zou worden verdeeld. Verdachte wilde voor de overval op 10 april 2015 een locatie in Nederland kiezen om zodoende de pakkans te verkleinen en heeft daarom het adres van de [naam 2] in Breda opgezocht en opgeschreven. Verdachte heeft zijn mededaders met de auto opgehaald en is met hen vanuit België naar Breda gereden. Enkele van de voor de overval benodigde attributen (tie-rips, plakband en walkie-talkies) had hij al eerder bij de [naam 5] gekocht. Voor de overval gold geen vaste taakverdeling, maar door omstandigheden (verdachte was onvoldoende stressbestendig) had verdachte zich opgeworpen als chauffeur. Hij zou in de auto blijven en de mededaders zouden naar binnen gaan waarbij hij wist dat er van een vuurwapen en tie-rips gebruik gemaakt zou worden. Verdachte is in de auto blijven wachten totdat de mededaders terugkwamen en is vervolgens met hen naar België teruggereden, waarna de buit onderling is verdeeld.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij de overval van dien aard was, en zijn bijdrage zo substantieel was, dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte dan ook als medeplegen en verwerpt het verweer van de verdediging, dat berust op een onjuiste uitleg van het door haar aangehaalde arrest van de Hoge Raad uit 2014.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de (primair) tenlastegelegde diefstal met geweld op 10 april 2015 op supermarkt [naam 2] te Breda, waarbij een geldbedrag van ongeveer 3000 euro is weggenomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
hijop
of omstreeks10 april 2015 te Breda
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 3000 euro
, althans enig geldbedrag en/of een sleutelbos/sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan supermarkt [naam 2]
en/of [naam 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en/of gevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [naam 3] en
/of[naam 1]
en
/of[naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofbij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat hij, verdachte en/of zijn mededader
(s
)
- op die [naam 3] is
/zijnafgelopen en
/of een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan
/opdie [naam 3] heeft
/hebbengetoond
en/of voorgehoudenen
/ofgericht en
/of (daarbij
)meermalen tegen die [naam 3] heeft
/hebbengezegd "liggen, liggen"
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of (vervolgens
)met tie-rips de armen/handen van die [naam 3] heeft
/hebbenvastgebonden en
/ofvervolgens die [naam 3] het magazijn van die supermarkt in heeft
/hebbengeduwd
/meegenomenen
/of
- op die [naam 1] is
/zijnafgelopen en
/of een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan
/opdie [naam 1] heeft
/hebbengetoond
en/of voorgehoudenen
/ofgericht en
/of (daarbij
)die [naam 1] bij zijn kraag heeft
/hebbenvastgepakt en
/oftegen die [naam 1] heeft
/hebbengezegd "meekomen"
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of (vervolgens
)die [naam 1] heeft
/hebbenmeegenomen naar het magazijn van die supermarkt en
/oftegen die [naam 1] heeft
/hebbengezegd "liggen, liggen, ga liggen op je buik"
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of (vervolgens
)met tie-rips de armen/handen van die [naam 1] heeft
/hebbenvastgebonden en
/of
- tegen die [naam 3] en
/of[naam 1] en
/of[naam 4] heeft
/hebbengezegd "wie heeft de kluis?"
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of
- aan
/opdie [naam 4]
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft
/hebbengetoond
en/of voorgehoudenen
/ofgericht en
/ofdie [naam 4] - onder bedreiging van
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp - de
/eenkluis heeft
/hebbenlaten openen en
/oftegen die [naam 4] heeft
/hebbengezegd op de grond te gaan liggen en
/of (vervolgens
)de armen/handen van die [naam 4] met tie-rips heeft
/hebbenvastgebonden en
/ofde telefoon van die [naam 4] kapot heeft
/hebbengegooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden. Bij de bepaling van de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, de ernst van het feit, de impact van de overval op de slachtoffers en de richtlijnen die het Openbaar Ministerie voor dergelijke feiten hanteert.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met het feit dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde 18 jaren oud was. Nu bekend is dat op die leeftijd de hersenen nog niet zijn uitgerijpt, is het adolescentenstrafrecht van toepassing. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) omdat verdachte in België reeds is veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf wegens gepleegde overvallen, waardoor de in deze zaak op te leggen straf gematigd dient te worden. Ten slotte dient rekening gehouden te worden met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf (toepassing van artikel 9a Sr).
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met twee mededaders een overval op de [naam 2] in Breda gepleegd. De manier waarop de overval is gepleegd moet voor betrokkenen een traumatische ervaring zijn geweest. De heer [naam 1] , één van de slachtoffers heeft dit ter terechtzitting bevestigd door aan te geven dat het feit dat er een pistool op hem werd gericht en hij vastgebonden werd veel impact op hem heeft gehad. De overval heeft voor een moeilijke periode gezorgd, ook omdat hij op dat moment op het punt stond om vader te worden. Verdachte heeft kennelijk in het geheel niet stilgestaan bij de ingrijpende gevolgen die het handelen van hem en zijn mededaders kon hebben op de slachtoffers. In ieder geval hebben die gevolgen hem er niet van weerhouden om de overval te plegen. Hij heeft uitsluitend zijn eigen gewin vooropgesteld. De rechtbank rekent hem dit alles zwaar aan.
Verdachte was ten tijde van het delict 18 jaar. Het uitgangspunt is dat jongeren van 18 tot 23 jaar worden berecht volgens het volwassenenstrafrecht. De rechtbank kan hiervan afwijken, maar ziet daar geen aanleiding toe, gelet op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is gepleegd, de indruk die de rechtbank tijdens de zitting van de persoon van verdachte heeft gekregen en het feit dat verdachte thans in België vast zit voor soortgelijke feiten.
De rechtbank houdt bij de op te leggen straf rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter zitting is gebleken. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd en met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in België voor soortgelijke feiten tot een langdurige gevangenisstraf is veroordeeld. In het voordeel van verdachte is rekening gehouden met zijn jonge leeftijd ten tijde van het medeplegen van de overval.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het beroep op artikel 63 Sr dat als bij een buitenlandse rechterlijke beslissing aan verdachte straf is opgelegd, deze strafoplegging niet een veroordeling oplevert als bedoeld in artikel 63 Sr (vgl. HR 31 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG9198, NJ 2009/176).
De rechtbank heeft ten slotte bij de strafbepaling rekening gehouden met het volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit: diefstal van kentekenplaten op 9 april 2015 in Amsterdam.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden in beginsel passend en geboden.
De rechtbank overweegt dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Dit recht strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn, die door de Hoge Raad wordt gesteld op twee jaar, vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit de verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het voornemen had tegen de verdachte een strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval is die termijn gestart op 19 januari 2016, de dag waarop verdachte voor de eerste keer door de Nederlandse politie is verhoord. Dit betekent dat de redelijke termijn met ingang van 19 januari 2018 is overschreden. Vanwege deze overschrijding van de redelijke termijn met ruim 13 maanden zal de rechtbank een strafkorting van 15% toepassen en derhalve een lagere gevangenisstraf opleggen. De rechtbank legt daarom een gevangenisstraf van 20 maanden op.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en/of gevolgd van geweld en
bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 20 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Froger en mr. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 maart 2019.
Mr. Froger is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2015090799 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, team opsporing De Baronie opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 201.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 20 februari 2019;
3.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 20 februari 2019;
4.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 182;
5.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 186;
6.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 184;
7.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 20 februari 2019;
8.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , pagina 15-29;
9.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , pagina’s 30-34;
10.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , pagina’s 41-46;
11.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 183.