ECLI:NL:RBZWB:2020:1225

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
02/369129 HA RK 20-36
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • Peters
  • Kok
  • Breeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 10 maart 2020 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen inzake een wrakingsverzoek dat op 18 februari 2020 was ingediend. Het verzoek was gericht tegen mr. [voorletters] Pauwels, de rechter die belast was met de behandeling van de zaak met zaaknummer BRE 19/83 BPM, waarin [verzoeker 2] als gemachtigde optreedt. De wrakingsprocedure werd opgestart nadat verzoeker, die kantoorhoudende was te [plaatsnaam], op 28 januari 2020 door de rechter was geweigerd als gemachtigde in 22 andere zaken. Dit leidde tot de vraag of verzoeker nog een wrakingsverzoek kon indienen namens zijn cliënt, [naam cliënt].

De rechtbank oordeelde dat verzoeker, gezien zijn eerdere weigering als gemachtigde, niet ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking. De griffier had op 20 februari 2020 een brief gestuurd naar [naam cliënt], waarin werd verzocht om binnen zeven dagen aan te geven of hij een wrakingsverzoek wilde indienen. Aangezien er geen reactie was ontvangen, concludeerde de wrakingskamer dat het verzoek niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Rockx.

De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, waarmee de procedure werd afgesloten zonder dat de inhoudelijke gronden van het wrakingsverzoek verder werden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer 02/369129 HA RK 20-36
beslissing van 10 maart 2020 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoeker 1] ,
kantoorhoudende te [plaatsnaam] ,
verder ook te noemen verzoeker.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hierna te noemen zaak;
  • het wrakingsverzoek ontvangen op 18 februari 2020;
  • de brief van de griffier van 20 februari 2020 aan [naam cliënt] .

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletters] Pauwels, hierna te noemen de rechter, die belast is met de behandeling van de zaak met zaaknummer BRE 19/83 BPM waarin [verzoeker 2] als gemachtigde optreedt.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

3.1.
Door verzoeker is op 18 februari 2020 een wrakingsverzoek ingediend. Door de rechter is op 28 januari 2020 een beslissing op grond van artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht genomen ten aanzien van verzoeker en is verzoeker aldus geweigerd als gemachtigde in 22 zaken die op 5 februari 2020 ter zitting behandeld zouden worden, zie ECLI:NL:RBZWB:2020:341. Met het oog op het voorgaande zijn alle belanghebbenden, zoals in de beslissing is vermeld, in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van die uitspraak een andere gemachtigde aan te wijzen voor de verdere procedure.
3.2.
Gelet op het voorgaande, nu verzoeker als gemachtigde is geweigerd in onderhavige zaak, is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker geen wrakingsverzoek meer in kan dienen namens zijn cliënt, [naam cliënt] . Om die reden is op 20 februari 2020 door de griffier een brief aan [naam cliënt] gestuurd waarin het voorgaande als voorlopig oordeel is vermeld. [naam cliënt] is verzocht om binnen zeven dagen na heden aan te geven of hij een wrakingsverzoek gericht tegen de rechter wenst in te dienen en zo ja, welke gronden hij daarvoor wenst aan te voeren. Eveneens is in de brief vermeld dat wanneer binnen zeven dagen na heden geen reactie wordt ontvangen, het wrakingsverzoek dat door verzoeker is ingediend, niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
3.3.
Er is geen reactie ontvangen van [naam cliënt] . Gelet daarop is de wrakingskamer van oordeel dat het door verzoeker gedane wrakingsverzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu hij geen wrakingsverzoek in kan dienen omdat hij door de rechter is geweigerd als gemachtigde.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven op 10 maart 2020 door mr. Peters, mr. Kok en mr. Breeman, in tegenwoordigheid van mr.Rockx, griffier, en in het openbaar uitgesproken.