4.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in 2012 positief is getest op het HIV-virus en dat hij in 2012 door de huisarts en de arts in het ziekenhuis in Maastricht door een consult en door een aantal folders die hij had meegekregen is geïnformeerd over de gevaren voor anderen van zijn besmetting en over mogelijke behandelingen.. Hij heeft in de in de tenlastelegging genoemde periode meermalen seks gehad met [slachtoffer] , soms een paar keer per dag en soms een paar dagen niet. Zowel [slachtoffer] en hij wisten in november 2016 al van elkaars herpesbesmetting en zij hadden allebei een wondje in de schaamstreek. Verdachte heeft verklaard dat hij zaadlozingen heeft gehad. Hij heeft [slachtoffer] niet verteld dat hij besmet was met het HIV-virus. Hij heeft vanaf 2012 tot begin 2017 geen medicatie tegen het HIV-virus geslikt.
[slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft op 31 januari 2017 aangifte gedaan en heeft verklaard dat zij met verdachte een relatie heeft gehad vanaf begin november 2016 tot 16 januari 2017. Zij had hem gevraagd of hij was getest op soa’s en verdachte heeft verklaard dat hij negatief was getest. In november 2016 hebben zij voor het eerst seks gehad. Dat was onbeschermd. Half/eind november 2016 werd aangeefster erg ziek. Uit een bloedtest bij de huisarts volgde dat ze een virus had, maar toen werd nog niet duidelijk welk virus dat was. Toen aangeefster beter was, heeft ze nog meerdere malen onveilige seks gehad. Aangeefster beëindigde de relatie op 16 januari 2017, omdat zij documenten had gevonden waaruit bleek dat verdachte tegen haar had gelogen over de aanvang van zijn verblijf in Nederland. Aangeefster heeft zich laten testen en hoorde op 23 januari 2017 dat zij HIV-besmet was. Zij heeft contact gezocht met verdachte. Verdachte verklaarde dat hij in 2012 positief getest was op HIV.
Aangeefster is op 28 maart 2017 nader gehoord over haar aangifte. Zij heeft verklaard dat zij de eerste keer dat ze seks had met verdachte aan hem had gevraagd of hij soa’s had en dat zij niets mankeerde en dat verdachte toen zei: “I’m good too”. Met een condoom deed de seks erg pijn bij aangeefster en zij hebben daarom zonder condoom gevrijd. Nadat ze in november ziek was geweest, hebben zij in december 2016 en januari 2017 ongeveer 1 keer per dag gevrijd. Aangeefster had een wondje bij haar vagina. Op 22 november 2016 werd door de huisarts herpes bij aangeefster geconstateerd. In februari 2017 ging verdachte naar
het ziekenhuis. Daar bleek dat zijn CD4waarde zo laag was dat hij direct met medicatie moest beginnen.
Aangeefster heeft een WhatsAppgesprek van 17 maart 2017 overgelegd waarin verdachte naar haar appte dat zijn viral load van 129000 naar 96 was gegaan.
Uit de verklaring van de huisarts blijkt dat aangeefster op 27 januari 2017 positief is getest op HIV.
Onbeschermde seks?
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er sprake is geweest van onbeschermde seks (seks zonder condoom) nu aangeefster en verdachte daarover verschillend hebben verklaard. Verdachte heeft ontkend zonder condoom met aangeefster te hebben gevrijd, terwijl aangeefster juist heeft verklaard meermalen onbeschermde seks zonder condoom met verdachte te hebben gehad. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de versie van aangeefster en acht haar verklaring geloofwaardig. Zij heeft vanaf de aangifte reeds verklaard dat zij onbeschermde seks heeft gehad met verdachte. De rechtbank ziet wel reden om te twijfelen aan het verhaal van verdachte. Enerzijds omdat verdachte zich bij de politie heeft beroepen op zijn zwijgrecht en pas ter zitting met zijn versie van het verhaal komt en anderzijds omdat hij eerder tegen aangeefster heeft gelogen en wel over de aanvang (en dus de duur) van zijn verblijf in Nederland. De rechtbank gaat er bij de beoordeling van het bewijs dan ook vanuit dat verdachte en aangeefster meermalen zonder condoom geslachtsgemeenschap hebben gehad.
Opzet op zwaar lichamelijk letsel?
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is hoe het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd. Om te komen tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, is allereerst van belang dat volgens vaste jurisprudentie het besmetten van iemand met HIV als zwaar lichamelijk letsel wordt aangemerkt. Om tot een bewezenverklaring van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel te kunnen komen, dient de rechtbank vast te stellen of er sprake is geweest van vol opzet of voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voor de stelling dat sprake zou zijn geweest van vol opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door besmetting met het HIV-virus, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten. Beoordeeld dient dan te worden of het voorwaardelijk opzet op zware mishandeling aanwezig moet worden geacht. De vraag die dan dient te worden beantwoord, is of de verdachte met zijn handelen een zodanige kans op besmetting met HIV-virus in het leven heeft geroepen, dat deze naar algemene ervaringsregels als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Deze aanmerkelijke kans zou de verdachte vervolgens bewust moeten hebben aanvaard.
Aanmerkelijke kans op besmetting?
Dat het aangaan van onbeschermde seksuele contacten door iemand die met het HIV-virus is besmet gevaarzettend is, brengt op zichzelf nog niet mee dat door de desbetreffende seksuele gedragingen een zodanige kans op besmetting met het HIV-virus - en dus op het oplopen van zwaar lichamelijk letsel - in het leven wordt geroepen dat deze bij beantwoording van de vraag of van voorwaardelijk opzet sprake is, naar algemene ervaringsregels als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Onder bijzondere, risicoverhogende, omstandigheden kan dat anders zijn (ECLI:NL:HR:2005:AR1860). Volgens de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2005:AT9538) kunnen die bijzondere risicoverhogende omstandigheden onder meer worden gezien in de hoeveelheid virus in het bloed van verdachte - de zogeheten virusbelasting of virusload - , de aard van het seksueel contact, de rol die de HIV-positieve heeft in dat seksueel contact, de aanwezigheid van andere seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s), de aanwezigheid van verwondingen bij één van de partners en het aantal seksuele contacten van de HIV-positieve met dezelfde partner. Ten aanzien van de aanmerkelijke kans in onderhavige zaak overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte had een hoge viral load in zijn bloed, volgens het appgesprek op pagina 41 een viral load van 129.000, en moest in februari 2017 onmiddellijk met medicatie beginnen toen hij bij de arts kwam. Zowel verdachte als aangeefster hebben verklaard dat zij vrijwel dagelijks (soms meermalen per dag, soms een paar dagen niet) seks hebben gehad. Aangeefster had een wondje bij haar vagina en verdachte heeft verklaard dat hij daarvan wist en dat hij ook zelf een wondje had in de schaamstreek. Aangeefster en verdachte wisten van elkaar dat zij Herpes hadden. Gelet op het geheel van deze omstandigheden, is er naar het oordeel van de rechtbank in onderhavige geval sprake van een aanmerkelijke kans.
Aanvaarding aanmerkelijke kans?
De vraag of verdachte deze aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard, dient naar het oordeel van de rechtbank eveneens bevestigend te worden beantwoord. Verdachte heeft verklaard dat hij in 2012 door zijn huisarts en door een arts in het ziekenhuis op de hoogte is gesteld van de aanwezigheid van HIV in zijn bloed en dat hij destijds voorlichting heeft gehad over HIV en de gevaren ervan, ook over de overdracht ervan en dat hij daarover folders heeft meegekregen. Hij moet aldus hebben geweten welke gevaren er waren bij het hebben van onbeschermde seks. Verdachte heeft destijds ervoor gekozen geen medicatie te gaan slikken en zich niet te laten behandelen. Hij heeft er vervolgens ook voor gekozen toch veelvuldig onbeschermde seks met aangeefster te hebben, terwijl er risicoverhogende factoren waren, te weten dat hij geen medicatie slikte, zodat het virus zich ongeremd kon vermenigvuldigen in zijn lichaam, dat zowel aangeefster en hijzelf herpes hadden en beiden een wondje hadden in de schaamstreek. Door zijn handelen heeft verdachte daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat aan aangeefster zwaar lichamelijk letsel in de vorm van een HIV-besmetting zou worden toegebracht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet met aangeefster gesproken heeft over zijn besmetting terwijl hij dat wel had moeten doen, omdat hij zich in een ontkennende fase bevond. De rechtbank stelt echter vast dat die ontkenning dan tegen objectief beter weten in werd gedaan, zoals volgt uit de verklaring van verdachte over de informatie die hem in 2012 al was gegeven.
Dit alles maakt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de zware mishandeling, zoals primair is ten laste gelegd.