ECLI:NL:RBZWB:2020:1440

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4578
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand voor inrichting van een woning na scheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom over de toekenning van bijzondere bijstand. Eiser, die na zijn scheiding in 2018 een flatwoning toegewezen kreeg, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de inrichting van zijn woning. In eerste instantie werd hem een bedrag van € 2.215,08 toegekend in de vorm van een geldlening, maar na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 4.009,80. Eiser was van mening dat dit bedrag onvoldoende was en dat hij in totaal € 10.240,- nodig had voor de inrichting van zijn flat.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 februari 2020, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de inrichtings- en stofferingskosten als noodzakelijke kosten moesten worden aangemerkt, maar dat het college terecht had besloten om de hoogte van de bijzondere bijstand te baseren op de Nibud-normen. Eiser had niet aangetoond dat het toegekende bedrag niet toereikend was voor de noodzakelijke kosten. De rechtbank concludeerde dat het college voldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van eiser en dat de beslissing om geen bijzondere bijstand toe te kennen voor bepaalde items, zoals een PlayStation 4 en een magnetron, niet onredelijk was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, met de mogelijkheid voor eiser om in de toekomst opnieuw een aanvraag in te dienen indien zijn situatie zou veranderen. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4578 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 mei 2019 (primaire besluit) heeft het college aan eiser bijzondere bijstand toegekend voor een bedrag van € 2.215,08 in de vorm van een geldlening.
Bij besluit van 11 juni 2019 (herzien primair besluit) is het bedrag aan bijzondere leenbijstand verhoogd naar € 4.009,80.
In het besluit van 23 juli 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het herziene primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 26 februari 2020. Eiser was hierbij aanwezig, bijgestaan door mr. F. Ergec (kantoorgenoot zijn van gemachtigde). Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1. Na zijn scheiding in 2018 is aan eiser een flatwoning toegewezen. Omdat zijn vrouw
en twee kinderen in de echtelijke woning zijn gebleven, heeft eiser bijzondere bijstand aangevraagd voor de inrichting van zijn flat. Bij zijn eerste aanvraag van 26 april 2019 heeft hij om een bedrag van € 6.000,- gevraagd. Bij zijn tweede aanvraag van 29 april 2019 heeft hij dit bedrag verhoogd naar € 10.000,-.
Bij het primaire besluit van 20 mei 2019 heeft het college eisers aanvraag toegewezen tot een bedrag van € 2.215,08,- in de vorm van een geldlening.
In bezwaar tegen dit besluit heeft eiser aangevoerd dat het toegekende bedrag te laag is en dat hij in totaal € 10.240,- nodig heeft voor de inrichting van zijn flat. Hij heeft zijn bezwaar onderbouwd met een overzicht van alle spullen (inclusief prijsinschatting) die hij meent nodig te hebben.
Vervolgens heeft het college eiser bij besluit van 11 juni 2019 uitgenodigd voor een hoorzitting en medegedeeld dat het toegekende bedrag aan bijzondere (leen)bijstand conform de Beleidsregels verhoogd zal worden naar € 4.009,80. Bij een aanvraag die betrekking heeft op een volledige inrichting van een woning, zoals hier het geval is, betreft de hoogte van de noodzakelijke kosten maximaal 60% van het bedrag dat in de Nibud-prijzengids staat vermeld. Het Nibud heeft de prijs van een inventarispakket voor één persoon vastgesteld op € 6.683,- en 60% daarvan is € 4.009,80. Bovendien blijkt uit het door eiser verstrekte overzicht dat er zaken opstaan die door het college als niet noodzakelijk worden beschouwd, zoals de PlayStation 4, of een tweepersoons boxspring en een grote hoekbank.
In reactie heeft eiser laten weten niet akkoord te zijn met het verhoogde toegekende bedrag.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het toegekende bedrag aan bijzondere bijstand niet toereikend is voor de te maken noodzakelijke kosten en dat het college zou moeten afwijken van de Beleidsregels. Het college heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 februari 2019 met vindplaats ECLI:NL:CRVB:2019:611.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de inrichtings- en stofferingskosten als
noodzakelijke en uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet moeten worden aangemerkt. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag tot welk bedrag bijzondere bijstand moet worden toegekend.
3.1
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft de alleenstaande
of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
3.2
Het college hanteert beleid inzake bijzondere bijstand zoals neergelegd in de Beleidsregels bijzondere bijstand 2017 gemeente Bergen op Zoom (Beleidsregels). Artikel 19, vijfde lid, van de Beleidsregels luidt: “Indien de bijstandsaanvraag betrekking heeft op de volledige inrichting van een woning, bedraagt de hoogte van de noodzakelijke kosten maximaal 60 % van het bedrag dat in de Nibud-prijzengids staat vermeld per inventarispakket naar huishoudtype.”
Beroepsgronden
4. Eiser voert aan dat hem ten onrechte geen bijzondere (leen)bijstand is toegekend voor de PlayStation 4, de magnetron en de wasdroger. Anders dan het college stelt, is de PlayStation wel noodzakelijk in het kader van een zinvolle dagbesteding die gerelateerd is aan de behoefte van het huishouden. Voorts is het, gelet op de behuizing, niet mogelijk om de was elders te drogen. Daarnaast is een magnetron een dermate elementair keukengerei, dat niet valt in te zien waarom dit niet vergoeding in aanmerking komt. De redenering dat er ook gekookt kan worden op een kooktoestel is onvoldoende om dit te passeren. Dit betekent dat de beslissing onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
Uit vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:611), volgt dat verweerder bevoegd is voor de verstrekking van bijzondere bijstand forfaitaire bedragen of richtprijzen vast te stellen waarmee eiser in staat moet worden geacht de goedkoopste adequate voorziening te treffen. Dit laat onverlet dat het de betrokkene vrijstaat aannemelijk te maken dat de vergoeding in zijn geval niet toereikend is voor de te maken noodzakelijke (extra) kosten. Het college hanteert voor de totale inrichting van de woning van een éénpersoons huishouden een richtprijs die gelijk is aan 60% van de Nibud-norm en dat het karakter heeft van een maximale vergoeding. Verweerder beschikt op dit punt over ruime beleidsvrijheid en het door verweerder gehanteerde beleid wordt door de rechtbank niet als onredelijk aangemerkt. De koppeling van de richtprijzen aan de Nibud-normen komt de rechtbank niet onaanvaardbaar of onredelijk voor.
5.2
Ter zitting heeft eiser aanvullend aangevoerd dat de toegekende vergoeding
niet toereikend is voor de te maken noodzakelijke kosten van de (volledige) inrichting van zijn flat. Eiser meent dat hij met het door hem verstrekte overzicht inzichtelijk heeft gemaakt dat hij voor de inrichting van zijn flat een bedrag van € 10.240,- nodig heeft. De PlayStation, de magnetron en de wasdroger zijn slechts voorbeelden van spullen waarvoor het college ten onrechte geen bijzondere (leen)bijstand wil toekennen. Het college heeft bij de toekenning onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheden waarin hij verkeert. Zo heeft hij een scheiding achter de rug en is er sprake van geestelijke problematiek. Verder hoopt eiser dat er op termijn een omgangsregeling met zijn twee kinderen zal worden vastgesteld, zodat de inrichting van de woning dan geschikt moet zijn voor meer dan één persoon.
5.3
De rechtbank overweegt dat het college bij de huidige aanvraag om bijzondere bijstand terecht is uitgegaan van de Nibud-prijzen voor een éénpersoonshuishouden. Indien eiser op een later moment een omgangsregeling weet te treffen, kan hij indien nodig eventueel opnieuw een aanvraag doen voor bijzondere bijstand. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat eiser met de verstrekte bedragen in staat moet worden geacht de woning naar geldende maatstaven fatsoenlijk in te richten. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij met de toegekende bijzondere bijstand de noodzakelijke inrichting niet op de meeste voordelige wijze heeft kunnen aanschaffen. Ter zitting is door gemachtigde van eiser erkend dat sommige prijzen op het door eiser verstrekte overzicht waarschijnlijk nieuwprijzen betreffen en zo komt dat de rechtbank ook voor.
6. Op grond van het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 26 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is buiten staat om
deze uitspraak mee te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.