In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van eisers door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. Eisers, die sinds 5 november 2004 bijstand ontvingen, kregen op 21 mei 2019 te horen dat hun uitkering per 19 november 2018 was ingetrokken. Dit gebeurde primair omdat zij niet tijdig de gevraagde gegevens hadden verstrekt na een opschorting van de uitkering, en subsidiair vanwege een onduidelijke inkomens- en vermogenspositie. Het college verklaarde het bezwaar van eisers tegen dit besluit ongegrond.
De rechtbank heeft op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 10 januari 2020 werd besproken dat eisers niet alle gevraagde bankafschriften hadden overgelegd, wat leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat eisers in verzuim waren en dat het college terecht de bijstandsuitkering had ingetrokken. De rechtbank benadrukte dat het aan eisers was om de benodigde informatie te verstrekken en dat het college niet verantwoordelijk was voor het opvragen van deze informatie bij derden.
De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond, omdat zij niet voldaan hadden aan hun wettelijke inlichtingenplicht. De rechtbank concludeerde dat er te veel onduidelijkheden waren over de inkomens- en vermogenspositie van eisers, waardoor het college verplicht was om de bijstandsuitkering in te trekken. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.