ECLI:NL:RBZWB:2020:1907

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
AWB- 19_1890
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en onderzoeksplicht

In deze zaak heeft eiseres, een B.V. gevestigd te [plaats], beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 14 maart 2019, dat betrekking heeft op de aanspraken van een ex-werkneemster op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 30 januari 2020 de zaak behandeld. In een tussenuitspraak van 27 februari 2020 heeft de rechtbank het UWV de gelegenheid gegeven om geconstateerde gebreken in het besluit te herstellen. Het UWV heeft echter op 5 maart 2020 laten weten deze gebreken niet te willen herstellen, waarna de rechtbank heeft besloten geen nadere zitting te houden.

De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak vastgesteld dat het bestreden besluit lijdt aan een onderzoeks- en motiveringsgebrek. Het UWV had onvoldoende informatie opgevraagd bij de behandelaar over de voortgezette behandeling na 30 maart 2016, waardoor het niet in staat was een adequate inschatting te maken van de verbetermogelijkheden. De rechtbank benadrukt dat zij niet kan terugkomen op zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak, tenzij in zeer uitzonderlijke gevallen. Het UWV heeft in zijn brief van 5 maart 2020 argumenten aangedragen, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende zijn om van haar eerdere oordeel terug te komen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met de onderzoeksplicht en motiveringsplicht. Het UWV is opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, en het griffierecht van € 345,-- dient aan eiseres te worden vergoed. Tevens is het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.050,--. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en openbaar gemaakt op 20 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/1890 WIA

uitspraak van 20 april 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] B.V. , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. L.G.C.M. de Wit,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 maart 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de aanspraken van [namam ex-werkneemster] (ex-werkneemster) op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het beroep is op 30 januari 2020 op zitting behandeld.
Bij tussenuitspraak van 27 februari 2020 heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om de geconstateerde gebreken te herstellen.
Het UWV heeft bij brief van 5 maart 2020 aan de rechtbank meegedeeld de geconstateerde gebreken niet te willen herstellen.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit lijdt aan een onderzoeks- en motiveringsgebrek, omdat, kort gezegd, het UWV zonder nadere informatie van de behandelaar over de na 30 maart 2016 voortgezette behandeling geen adequate inschatting heeft kunnen maken van de verbetermogelijkheden
3. Vooropgesteld wordt dat het de rechtbank niet vrij staat om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 2 november 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY2116) en 11 januari 2013 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY8743). De rechtbank stelt vast dat het UWV in zijn brief van 5 maart 2020 en het bijgevoegde rapport van de verzekeringsarts b&b van 2 maart 2020 argumenten naar voren heeft gebracht waarmee het UWV feitelijk aangeeft het niet eens te zijn met het in de tussenuitspraak geconstateerde onderzoeksgebrek (het niet opvragen van informatie bij de behandelaar), waarbij opnieuw wordt gemotiveerd waarom de al voorhanden zijnde gegevens voldoende zijn voor het oordeel van het UWV over de verbetermogelijkheden. Hieruit volgt niet dat zich hier een zeer uitzonderlijk geval voordoet dat rechtvaardigt dat de rechtbank terugkomt van haar oordeel in de tussenuitspraak.
4. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de onderzoeksplicht en motiveringsplicht.
Omdat het UWV de gebreken niet heeft hersteld, ziet de rechtbank geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Het UWV zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. Daarbij merkt de rechtbank op dat deze termijn pas begint nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, nadat op dat hoger beroep is beslist.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt het UWV op binnen acht weken na de dag nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 345,-- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier op 20 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.