In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2020, werd het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester van Breda om een gebiedsverbod op te leggen, ongegrond verklaard. Eiser had eerder een gebiedsverbod opgelegd gekregen voor het Valkenberg en stationsgebied in Breda, dat op 25 juli 2018 inging en op 16 oktober 2018 afliep. Eiser had geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Echter, op 6 en 8 augustus 2018 werd eiser aangetroffen in het gebied waarvoor het verbod gold, wat leidde tot de hernieuwde oplegging van een gebiedsverbod op 22 oktober 2018. Eiser stelde dat deze dubbele bestraffing in strijd was met het ne bis in idem-beginsel, maar de rechtbank oordeelde dat het gebiedsverbod niet punitief was, maar bedoeld om verdere verstoring van de openbare orde te voorkomen.
De rechtbank overwoog dat eiser voldoende procesbelang had bij de beoordeling van het beroep, ondanks dat de periode van het gebiedsverbod inmiddels was verstreken. De rechtbank bevestigde dat de burgemeester bevoegd was om het gebiedsverbod op te leggen, gezien de verstoring van de openbare orde door eiser. Eiser had niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de beleidsregel rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit goed gemotiveerd was en dat er geen schending was van het zorgvuldigheids- of motiveringsbeginsel. Het beroep werd ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling.