Bouwen zonder vergunning bouwwerk 1 (put): verzoeker moet de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) beëindigen en beëindigd houden. Dat kan verzoeker doen door het bouwwerk af te breken, de afkomende materialen van het perceel te verwijderen en het ontstane gat met zwarte grond aan te vullen.
Het college heeft daarbij vermeld dat, indien verzoeker niet aan de lastgeving voldoet, hij € 250,= per week dat de overtreding niet is beëindigd aan het college moet betalen, met een maximum van € 2.500,=.
Bouwen zonder vergunning bouwwerk 4 (berging): verzoeker moet de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo beëindigen en beëindigd houden. Dat kan verzoeker doen door het bouwwerk af te breken en de afkomende materialen van het perceel te verwijderen.
Het college heeft daarbij vermeld dat, indien verzoeker niet aan de lastgeving voldoet, hij € 250,= per week dat de overtreding niet is beëindigd aan het college moet betalen, met een maximum van € 2.500,=.
Bouwen zonder vergunning bouwwerk 5 (blauwe keet): verzoeker moet de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo beëindigen en beëindigd houden. Dat kan verzoeker doen door het bouwwerk af te breken en de afkomende materialen van het perceel te verwijderen danwel de blauwe keet in zijn geheel te verwijderen.
Het college heeft daarbij vermeld dat, indien verzoeker niet aan de lastgeving voldoet, hij € 250,= per week dat de overtreding niet is beëindigd aan het college moet betalen, met een maximum van € 2.500,=.
Bouwen zonder vergunning bouwwerk 6 (parachute met constructie): verzoeker moet de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo beëindigen en beëindigd houden. Dat kan verzoeker doen door het bouwwerk af te breken en de afkomende materialen van het perceel te verwijderen.
Het college heeft daarbij vermeld dat, indien verzoeker niet aan de lastgeving voldoet, hij € 250,= per week dat de overtreding niet is beëindigd aan het college moet betalen, met een maximum van € 2.500,=.
Bouwen zonder vergunning bouwwerk 8 (tent): verzoeker moet de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo beëindigen en beëindigd houden. Dat kan verzoeker doen door het bouwwerk af te breken en de afkomende materialen van het perceel te verwijderen.
Het college heeft daarbij vermeld dat, indien verzoeker niet aan de lastgeving voldoet, hij € 250,= per week dat de overtreding niet is beëindigd aan het college moet betalen, met een maximum van € 2.500,=.
Bouwen zonder vergunning bouwwerk 9 (verblijfsruimte): verzoeker moet de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo beëindigen en beëindigd houden. Dat kan verzoeker doen door het bouwwerk af te breken en de afkomende materialen van het perceel te verwijderen.
Het college heeft daarbij vermeld dat, indien verzoeker niet aan de lastgeving voldoet, hij € 250,= per week dat de overtreding niet is beëindigd aan het college moet betalen, met een maximum van € 2.500,=.
Bouwen zonder vergunning bouwwerk 10 (groene keet): verzoeker moet de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo beëindigen en beëindigd houden. Dat kan verzoeker doen door het bouwwerk af te breken en de afkomende materialen van het perceel te verwijderen danwel de groene keet in zijn geheel te verwijderen.
Het college heeft daarbij vermeld dat, indien verzoeker niet aan de lastgeving voldoet, hij € 250,= per week dat de overtreding niet is beëindigd aan het college moet betalen, met een maximum van € 2.500,=.
Bouwen zonder vergunning bouwwerk 12 (hondenhok): verzoeker moet de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo beëindigen en beëindigd houden. Dat kan verzoeker doen door het bouwwerk af te breken en de afkomende materialen van het perceel te verwijderen.
Het college heeft daarbij vermeld dat, indien verzoeker niet aan de lastgeving voldoet, hij € 250,= per week dat de overtreding niet is beëindigd aan het college moet betalen, met een maximum van € 2.500,=.
14.3.Het voorgaande leidt ertoe dat het college ten onrechte heeft aangenomen dat verzoeker het hekwerk niet zonder omgevingsvergunning had mogen oprichten. Verzoeker heeft het hekwerk dus niet in strijd met artikel 2.1., eerste lid, onder a, van de Wabo opgericht. Het college was dus in zoverre niet bevoegd om tot handhavend optreden over te gaan.
Concreet zicht op legalisering/bijzondere omstandigheden
15. Ten aanzien van de overtredingen waarvan de voorzieningenrechter hiervoor heeft overwogen dat het college bevoegd was om tot handhavend optreden over te gaan overweegt de voorzieningenrechter dat van concreet zicht op legalisering niet is gebleken. Aanvragen voor omgevingsvergunningen ter legalisering van de betreffende bouwwerken zijn niet ingediend. Evenmin heeft verzoeker bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het college van handhavend optreden had moeten afzien.
16. Samengevat is de voorzieningenrechter va oordeel dat het college een last onder dwangsom aan verzoeker heeft mogen opleggen voor wat betreft de overtredingen A, B, C, D, E, G en H.
Voor wat betreft het gebruik van de voormalige werkplaats en berging 3 (overtredingen J en K), de aanwezige verblijfsruimte (overtreding F) en het geplaatste hekwerk (overtreding I) heeft het college ten onrechte een last onder dwangsom aan verzoeker opgelegd.
17. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd voor wat betreft de overtredingen F, I, J en K. De voorzieningenrechter ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat voor wat betreft de overtreding F, I, J en K het primaire besluit wordt herroepen.
Voor de overige overtredingen blijft het bestreden besluit in stand.
18. Verzoeker heeft zijn verzoek pas ingediend toen de begunstigingstermijn al was verlopen. Gelet daarop ziet de voorzieningenrechter geen reden om een (nieuwe) begunstigingstermijn voor de overtredingen A, B, C, D, E, G en H vast te stellen. Het verzoek om een voorlopige voorziening ten aanzien van deze overtredingen wordt dan ook afgewezen. De voorzieningenrechter gaat daarbij ervan uit dat het college aan verzoeker enige tijd zal geven om de overtredingen te beëindigen, alvorens de controles te hervatten.
19. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, bepaalt de voorzieningenrechter dat het college aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht voor het beroep vergoedt, maar omdat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te bepalen dat het college aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht voor het verzoek om voorlopige voorziening vergoedt.
De voorzieningenrechter veroordeelt het college in de door verzoeker voor het beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ten aanzien van overtredingen F, I, J en K gegrond;
- verklaart het beroep voor de overige overtredingen ongegrond;
- herroept het primaire besluit ten aanzien van de overtredingen F, I, J en K;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- draagt het college op het door verzoeker in beroep betaalde griffierecht van € 174 aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker in beroep tot een bedrag van € 1050.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 25 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: