ECLI:NL:RBZWB:2020:3518
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Indicatie banenafspraak door UWV en geschil over arbeidsvermogen
Op 27 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Joosen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 21 februari 2019 van het UWV, waarin zijn aanvraag voor een Indicatie banenafspraak werd afgewezen. Eiser stelt dat hij door ziekte of gebrek niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen en dat zijn beperkingen minimaal zes maanden zullen aanhouden. Tijdens de zitting op 12 augustus 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl het UWV vertegenwoordigd was door mr. H.M. van Gent. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanvraag van eiser heeft afgewezen op basis van rapportages van verzekeringsartsen. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in staat is de drempelfunctie te verrichten en dat zijn beperkingen onvoldoende zijn meegenomen in de besluitvorming. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwing bieden voor de conclusie dat eiser in staat is het minimumloon te verdienen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het UWV op goede gronden heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor de Indicatie banenafspraak. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.