Op 3 augustus 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven inzake een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de rechtbank zelf. Het verzoek tot wraking was ingediend op 28 juli 2020 en betrof een rol-/kantonrechter die betrokken was bij de hoofdzaak met zaaknummer K/4902/8576407 CV EXPL 20-2050. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat het niet voldoet aan de vereisten van het wrakingsprotocol. Er is geen specifieke rechter genoemd die gewraakt wordt, noch zijn er gronden opgegeven voor de wraking. Dit is in strijd met de regels die stellen dat een wrakingsverzoek gemotiveerd moet zijn ten aanzien van iedere betrokken rechter. De wrakingskamer heeft verder overwogen dat een wrakingsgrond moet voortkomen uit feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Aangezien het verzoek niet aan deze voorwaarden voldoet, is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft bovendien bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker tegen een niet nader genoemde rol-/kantonrechter niet meer in behandeling zal worden genomen. De beschikking is openbaar uitgesproken door de leden van de wrakingskamer, mr. Van Kralingen, mr. De Graaf en mr. Hopmans.