ECLI:NL:RBZWB:2020:4099

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
AWB 19_6745
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.H.G. in de Braekt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een Ziektewet-uitkering die per 11 juli 2019 door het UWV was beëindigd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 augustus 2020. Eiseres heeft aangevoerd dat zij nog steeds hevige pijn en beperkingen ervaart, die haar ongeschikt maken voor de functie van administratief medewerker, die door het UWV als passend werd aangemerkt. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld, waarin werd geconcludeerd dat eiseres op de datum van beëindiging van de uitkering in staat was om de werkzaamheden te verrichten.

De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende zijn onderbouwd. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat haar beperkingen op de datum van de beëindiging van de uitkering ernstiger waren dan door het UWV was vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV om de ZW-uitkering te beëindigen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6745 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres

gemachtigde: mr. M.H.G. in de Braekt,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2019 (primair besluit) heeft het UWV de eiseres toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd per 11 juli 2019.
Bij besluit van 20 november 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 20 augustus 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en mr. J.F.C.A.M. Weterings namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als verkoopmedewerkster in een modezaak. Haar toenmalige werkgever heeft haar op 29 september 2016 per 22 augustus 2016 ziek gemeld.
Bij besluit van 10 oktober 2016 heeft het UWV eiseres met ingang van 26 september 2016 een ZW-uitkering toegekend.
Bij besluit van 26 oktober 2016 heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling deze ZW-uitkering beëindigd met ingang van 27 november 2016.
Bij besluit van 10 november 2016 heeft het UWV eiseres met ingang van 28 november 2016 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 oktober 2016 tot beëindiging van haar ZW-uitkering en die bezwaren zijn ongegrond verklaard door het UWV. Het beroep daartegen is door deze rechtbank bij uitspraak van 5 maart 2018 (17/3550 ZW) ongegrond verklaard.
Na stopzetting van de WW-uitkering in verband met ziekmelding heeft het UWV bij besluit van 17 juli 2017 deze uitkering voortgezet met ingang van 3 juli 2017.
Eiseres heeft zich vanuit die situatie op 19 oktober 2018 ziekgemeld bij het UWV in verband met toegenomen psychische klachten en behandeling op de afdeling pijnbestrijding.
Bij besluit van 18 januari 2019 heeft het UWV de WW-uitkering van eiseres beëindigd en haar een ZW-uitkering toegekend.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres hersteld verklaard en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 11 juli 2019.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft
beëindigd per 11 juli 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), dan wel de ZW en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat het werk in minimaal één van de eerder aan eiseres voorgehouden functies administratief medewerker, document scannen (Sbc-code 315133); assistent consultatiebureau (Sbc-code 372091) en productiemedewerker industrie, samenstellen van producten (Sbc-code 111180) als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Verzekeringsarts C. Adamse heeft eiseres gezien op het spreekuur van 4 juli 2019 en haar dossier bestudeerd. Zij heeft vervolgens gerapporteerd dat gezien de anamnestisch ontvangen informatie, de behandeling op de afdeling Pijnbestrijding en het feit
dat eiseres na de ziekmelding op 19 oktober 2018 voor het eerst op 4 juli 2019 op het verzekeringsgeneeskundig spreekuur komt, maakt dat zij haar in de periode van 19 oktober 2018 tot 4 juli 2019 accepteert in het kader van de ZW.
Omdat nu op het spreekuur blijkt dat de sociale situatie wat is gestabiliseerd en daarmee de reactieve psychische klachten zijn afgenomen zodanig dat eiseres hiervoor geen medische behandeling heeft, acht de verzekeringsarts eiseres weer in dezelfde mate belastbaar als
vóór de ziekmelding. Zij acht eiseres daardoor ook geschikt voor minimaal één van de geduide functies, te weten de functie van administratief medewerker documenten scannen met SBC-code 315133. Om eiseres enige tijd te geven om eventueel de WW te laten herleven, houdt zij als datum van arbeidsgeschiktheid 11 juli 2019 aan.
5.2
Verzekeringsarts b&b C. Lemmers heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd en eiseres gezien op de hoorzitting van 7 november 2019. De verzekeringsarts b&b heeft daarop gerapporteerd dat bij de primaire verzekeringsarts voldoende informatie voorhanden was om tot een beslissing te kunnen komen en dat die daarbij adequaat heeft geoordeeld. Uit het bezwaarschrift en de hoorzitting komen volgens Lemmers geen evident nieuwe medische feiten naar voren die aanleiding geven tot wijziging van het medisch verzekeringsgeneeskundig oordeel. Eiseres is volgens hem behoorlijk actief op micro-, meso- en macro niveau, doet boodschappen, helpt in de huishouding en heeft betekenisvolle contacten. Opvallend is dat afwezigheid uit het arbeidsproces zeker niet tot klachtenreductie heeft
geleid. Ook de observaties tijdens de hoorzitting en het zelf verrichtte lichamelijke onderzoek sluiten aan bij de onderzoeksbevindingen van de primaire verzekeringsarts. Daarom neemt de verzekeringsarts b&b de visie van de primaire verzekeringsarts over.
Eiseres overlegde geen medische gegevens waaruit blijkt van ernstigere beperkingen dan waarvan bij de totstandkoming van de beslissing is uitgegaan.
De stellingname van verzekeringsarts Offermans in zijn bij het bezwaar meegestuurde brief van 11 december 2018 dat eiseres niet met toetsenbord of muis kan werken kan Lemmers niet volgen. Duidelijk is zijns inziens dat eiseres een elevatiebeperking kent van de rechterarm, minder van de linkerarm, dat dit komt door adhaesie en littekenvorming na een electieve mamma amputatie. Van zenuwuitval in het verloop van de plexus brachialis is geen sprake en er is een volstrekt normale sensibiliteit in de armen en handen. Onder schouderniveau is er een heel behoorlijke functionaliteit van de armen en handen.
Eiseres kan af en toe stofzuigen, zich zelfstandig aan en uitkleden, koken, fietsen en wandelen. Daarom acht de verzekeringsarts b&b haar geschikt voor de eerder geduide functie van medewerker scannen.
5.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij nog altijd hevige zenuwpijn heeft naast forse pijn in het borstbeen en forse oedeemklachten. Zoals door verzekeringsarts H.M.T. Offermans bevestigd in onder meer zijn brief van 11 december 2018 worden de klachten uitgelokt door aanraking en druk op huid, hier vooral door het aanspannen van de grote borstspier die verantwoordelijk is voor veel bewegingen in de schouder.
Offermans acht eiseres dan ook aanzienlijk beperkt voor schouderbelasting, ook als dat ogenschijnlijk slechts gering is. Dat leidt tot beperkingen voor tillen/dragen, duwen/trekken, reiken en frequent hanteren van voorwerpen en hanteren van toetsenboord en muis. Boven de schouder actief zijn is onmogelijk volgens Offermans.
Van de pijn worden met de gebruikte Tramadol slechts de scherpste randjes weggenomen, maar die medicatie moet leiden tot een beperking op aspect 1.9.9 op de FML, zoals volgens eiseres blijkt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2222).
Niet alleen dat heeft de verzekeringsarts b&b genegeerd, ook de nekhernia (C6 en C7) is ten onrechte niet in de afwegingen betrokken.
Verder acht eiseres zich psychisch beperkt als gevolg van complicaties na de borst- en eierstokken-amputatie, de impact die het daarvoor verantwoordelijke gen op haar en haar dierbaren heeft en de wetenschap dat ook haar dochter dat gen heeft.
De life-events en de voortdurende dreiging van nog meer life-events hadden, met de opeenstapeling van de voortdurende fysieke problematiek moeten leiden tot beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren. Een en ander leidt ook tot fors energieverlies en iedere handeling kost eiseres dan ook veel inspanning. Dat leidt tot uitputting zodat zij weinig activiteit kan ontplooien en veel rust en recuperatiemomenten nodig heeft.
Eiseres stelt dan ook geen hele dagen te kunnen werken en ook beperkingen voor statische houdingen en dynamische handelingen in de FML te moeten terugzien. De verzekeringsarts b&b constateert dan ook ten onrechte dat eiseres behoorlijk actief is.
Verder heeft eiseres een TIA gehad met cognitieve klachten en vermoeidheid als gevolg. Eiseres beschrijft vervolgens gedetailleerd dat zij vanwege het voorgaande niet in staat is het werk van de administratief medewerker te verrichten. Daarbij wijst zij op de NHG-Standaard Schouderklachten. Voorts stelt zij onder hernieuwde verwijzing naar eerdergenoemde brief van Offermans dat de verzekeringsarts b&b ten onrechte heeft nagelaten de huid in en rond het operatiegebied te onderzoeken.
In een nader beroepschrift heeft eiseres gesteld dat onvoldoende aandacht is besteed aan de door haar ervaren pijn en de gevolgen daarvan. Zij heeft daarbij ter ondersteuning van die stelling een rapportage van anesthesioloog A. Hartog van11 juni 2020 meegestuurd.
5.4
Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft de verzekeringsarts b&b op 20 april 2020 een rapportage opgesteld waarin hij heeft aangegeven waarom het gebruik van Tramadol het voor eiseres niet onmogelijk maakt de voorgehouden functie te vervullen. Met betrekking tot de gestelde nekhernia geeft de verzekeringsarts b&b aan dat dit als feit uit 2002 bekend was, maar dat die aandoening niet operatief is behandeld en dat het niet tot parese of sensibiliteitsuitval heeft geleid. Het boven schouderhoogte werken in de geduide functie hoeft bij het gebruik van een ‘olifantspoot’ geen probleem voor eiseres te zijn. Voorts acht de verzekeringsarts b&b de als reëel imponerende schouderklachten voldoende zorgvuldig onderzocht.
Met betrekking tot het geneeskundige onderzoek van de zijde van het UWV concludeert hij dat het voldoet aan de vereisten en volledig is geweest, zowel anamnestisch als fysisch diagnostisch en in zijn ogen heeft dit ook niet tot een relevante bijstelling van beperkingen geleid.
Naar aanleiding van het onderzoek van anesthesioloog Hartog heeft Lemmers gereageerd met een rapportage van 9 augustus 2020 waarin hij stelt:
“De onderzoekgegevens van de pijnspecialist komen wat betreft fysische diagnostiek grotendeels overeen. In mijn rapport van 14-11-2019 schrijf ik letterlijk dat cliënte last heeft van zenuwpijn. Wat ontbreekt in het onderzoek van de pijn specialist is een functionele anamnese, wat cliënte met haar klachten in het dagelijks leven nog wel doet, wat eveneens ontbreekt is het onderzoek van de handen. Dat cliënte neuropathische klachten heeft op en rondom het operatiegebied door mogelijk een laedering van een zenuw tak is duidelijk, dat wordt ook in mijn rapport en alle voorgaande rapportages door UWV verzekeringsartsen (vd Heemst Adams ect) vastgelegd. Evenwel is de gnostische sensibiliteit (voelen van warmte en koude) wel intakt, en er is geen motorische uitval van een zenuw. Wel is de schouder functie beperkt, en dat is door ons dan ook duidelijk vastgelegd.
In mijn optiek zijn er geen redenen om de FML zoals deze geldig was op de litigieuze datum bij te stellen. De aanname van de pijn specialist dat cliënte hier geen normale werkweek in passende arbeid kan werken wordt niet gedeeld door rapporteur, de overige UWV artsen / maar ook niet door de verzekeringsarts Offermans, die door cliënte zelf is ingeschakeld.”.
5.5
Oordeel over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij op de hoogte was van alle door eiseres gestelde klachten, waaronder ook de door anesthesioloog Hartog in de rapportage van 11 juni 2020 genoemde klachten en beperkingen. De verzekeringsarts b&b heeft ook die informatie nog afgewogen en daarop een gemotiveerde reactie gegeven in zijn rapportage van 9 augustus 2020. Daarin concludeert hij dat ook Hartog onvoldoende aanknopingspunten geeft voor het oordeel dat de beperkingen in de FML onvoldoende zouden zijn. In de optiek van verzekeringsarts b&b Lemmers zijn er geen redenen om de FML geldig op de datum (11 juli 2019) hier in geding bij te stellen. Deze anesthesioloog heeft gesteld dat er sprake is van post masectomie pijn en sensitisatie bij een chronisch pijnsyndroom met allodynie en hyperalgesie en dat dit in de beoordeling door het UWV buiten behandeling is gelaten.
Hartog geeft echter niet aan op grond van welke medische informatie blijkt dat de voor eiseres aangenomen beperkingen in de FML onvoldoende zijn. Hoewel invoelbaar dat eiseres als gevolg van haar aandoeningen zowel psychisch als lichamelijk problemen ervaart, kunnen in de FML alleen de direct uit ziekte/gebrek voortkomende beperkingen worden opgenomen. Hoe pijnlijk de aandoeningen van eiseres ook zijn, dat betekent niet dat zij niets kan doen. Juist daarom is de vertaling naar, en de opsomming van haar beperkingen in de FML een hulpmiddel om te zien of arbeid mogelijk is en zo ja, welke nog mogelijk is voor haar. Daar ligt ook de expertise van verzekeringsartsen. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank, ook op basis van het rapport van Hartog naar aanleiding van een onderzoek 11 maanden na de datum in geding, onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat de FML die ziet op 11 juli 2019 meer of forsere beperkingen zou moeten bevatten.
Het oordeel van de verzekeringsarts b&b wordt dan ook terecht door het UWV gevolgd en in het verlengde daarvan ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding in de hier en nu in dit dossier voorliggende gedingstukken een onafhankelijk medisch deskundige in te schakelen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres op 11 juli 2019 in staat moest worden geacht het werk te kunnen verrichten van administratief medewerker dat voor haar als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW geldt. Gelet daarop heeft het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres beëindigd per 11 juli 2019.
6.
Conclusie
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier op 26 augustus 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.