ECLI:NL:RBZWB:2020:4125

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
AWB 19_2741
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. De eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet, maar deze aanvraag werd door Orionis op 2 januari 2019 buiten behandeling gesteld. Orionis verklaarde het bezwaar van de eiser tegen deze beslissing ongegrond in een besluit van 7 mei 2019. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het onderzoek op 14 juli 2020 gesloten en de uitspraaktermijn verlengd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eiser op 12 november 2018 een aanvraag voor bijstand heeft ingediend, maar dat hij niet de gevraagde gegevens heeft overgelegd die nodig waren voor de beoordeling van zijn recht op bijstand. Orionis stelde dat de aanvraag buiten behandeling kon worden gesteld omdat de bijstandsbehoevendheid van de eiser niet kon worden vastgesteld zonder de gevraagde documenten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Orionis ten onrechte de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat de gevraagde gegevens relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvraag om bijstand van de eiser niet terecht was afgewezen en heeft het bestreden besluit vernietigd. Orionis is veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de eiser. De rechtbank heeft de waarde van de voertuigen van de eiser vastgesteld en geconcludeerd dat zijn vermogen boven het vrij te laten vermogen ligt, waardoor de aanvraag om bijstand alsnog moest worden afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2741 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser

gemachtigde: mr. N. Wouters,
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 2 januari 2019 (primaire besluit) heeft Orionis de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Participatiewet buiten behandeling gesteld.
In het besluit van 7 mei 2019 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Orionis heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben aanvullende stukken ingediend.
Op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek op 14 juli 2020 gesloten.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Feiten

Eiser heeft zich op 12 november 2018 gemeld bij Orionis om een uitkering op grond van de Participatiewet aan te vragen. Op 22 november 2018 dient hij een aanvraag in.
In een brief van 28 november 2018 heeft eiser een eerste hersteltermijn gekregen om een aantal zaken mee te nemen naar de afspraak van het intakegesprek op 12 december 2018. Op 12 december 2018 is met eiser een intake gesprek gevoerd.
In een brief van 12 december 2018 heeft Orionis eiser in gelegenheid gesteld om voor 20 december 2018 de ontbrekende gegevens, een kopie van de verzekeringspolis voor de Volkswagen Polo op naam van zijn vriend, een bewijs van aanschaf van de Volkswagen Polo door zijn vriend (bijvoorbeeld een factuur van de garage waar de auto is gekocht) en een ondertekende verklaring met vermelding van de reden waarom geen motorrijtuigenbelasting door de Belastingdienst wordt geïncasseerd voor de Citroën C4.
In het primaire besluit heeft Orionis de aanvraag buiten behandeling gesteld. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
In het bestreden besluit heeft Orionis onder verwijzing naar de ambtelijke notitie en het advies van de bezwaarschriftencommissie het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

2. Beroepsgronden

Eiser voert aan dat aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld.
Primair stelt eiser dat de gevraagde stukken niet relevant zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand en dat er afdoende informatie is verstrekt. De Volkswagen Polo is eigendom van een vriend en eiser is eigenaar van de Citroën C4.
Subsidiair stelt eiser dat Orionis, uitgaande van de eigendom van eiser van beide auto’s, ten onrechte geen vermogensvaststelling heeft gedaan
Verder voert eiser aan dat in het bestreden ten onrechte geen acht is geslagen op de bezwaargrond dat hem onvoldoende tijd is gegund om de verzochte stukken aan te leveren
en dat hij wel uitleg heeft gegeven met betrekking tot de incasso’s van de Belastingdienst.

3. Wettelijk kader

Op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Op grond van artikel 53a, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt het college welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan en de arbeidsinschakeling door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.

4. Beoordeling

4.1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of Orionis de aanvraag van eiser met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb buiten behandeling heeft kunnen stellen.
4.2
Orionis heeft eisers bijstandsaanvraag buiten behandeling gesteld, stellende dat aan eiser is verzocht om gegevens die van belang zijn voor (de beoordeling van) zijn recht op bijstand en hij die niet heeft verstrekt. Volgens Orionis is de bijstandsbehoevendheid van eiser niet is vast te stellen, omdat hij geen kopie van de verzekeringspolis voor de Volkswagen Polo op naam van zijn vriend en geen bewijs van aanschaf van de Volkswagen Polo door zijn vriend (bijvoorbeeld een factuur van de garage waar de auto is gekocht) heeft ingeleverd.
4.3
Voor de beantwoording van de vraag of een aanvrager verkeert in bijstands-behoevende omstandigheden is inzicht in de financiële situatie van de aanvrager van essentieel belang. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) - zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 juni 2016, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:CRVB:2016:2162 - volgt dat de bewijslast in dat kader op de aanvrager rust. Hij dient aannemelijk te maken dat hij in de beoordelingsperiode in bijstands-behoevende omstandigheden verkeerde en dat hij in dat verband aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan.
4.4
Vast staat dat eiser de onder 4.2 genoemde stukken niet - ook niet in de gegeven hersteltermijn - heeft overlegd. De gevraagde gegevens waren, anders dan eiser stelt, relevant voor de beoordeling van de aanvraag, in zoverre dat deze gegevens van belang zijn om de omvang van het vermogen van eiser vast te stellen. Met de enkele verklaring van eiser dat de Volkswagen Polo - die vanaf 13 september 2018 op zijn naam stond - van een gedetineerde vriend is, is niet voldoende om deze auto niet tot zijn vermogen te rekenen.
4.5
Nog daargelaten of de hersteltermijn te kort was, zoals eiser stelt, brengt het voorgaande niet mee dat Orions de aanvraag buiten behandeling kon stellen. Immers, met de gegeven hersteltermijn heeft Orionis eiser de gelegenheid geboden om aan te tonen dat de Volkswagen Polo
nietzijn eigendom is en deze
niettot zijn vermogen behoort. Hieraan heeft eiser niet voldaan. Dit betekent dat de Volkswagen Polo, die ten tijde van de aanvraag op naam van eiser stond, bestanddeel is van het vermogen van eiser en de waarde daarvan, aan de hand van merk, type, koerslijsten of andere voorhanden zijnde gegevens kan worden bepaald en een inhoudelijke beslissing op de aanvraag kan worden genomen (zie ook de uitspraak van 23 januari 2001, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:CRVB:2001:ZB9233). Van een situatie waarin de gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, is dan geen sprake. Orionis heeft daarom ten onrechte toepassing gegeven aan artikel 4:5, eerste lid, van de Awb.
4.6
Nu Orionis de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld, is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Uit het oogpunt van finale geschilbeslechting zal worden beoordeeld welk gevolg hieraan moet worden verbonden.
4.7
Vast staat dat het kenteken van zowel de Volkswagen Polo als de Citroën C4 ten tijde van de aanvraag op naam van eiser stond. Met enkel de hangende de bezwaarprocedure overgelegde aankoopfactuur van 27 augustus 2018 van de Volkswagen Polo op naam van een ander dan eiser, is niet aangetoond dat eiser ten tijde van de aanvraag niet de eigenaar is van deze vanaf 13 september 2018 op zijn naam staande auto. Beide auto’s behoren daarom ten tijde in geding tot het vermogen van eiser.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Citroën C4 € 2.000,- waard is. Over de waarde van de Volkswagen Polo verschillen partijen van mening. Uit de overgelegde aankoopfactuur blijkt dat de Volkswagen Polo op 27 augustus 2018 is gekocht voor een bedrag van € 7.900,-. Nu de waarde ten tijde van de aanvraag in november 2018 relevant is, en de aankoopfactuur van slechts enkele maanden daarvoor dateert, kan de rechtbank Orionis volgen in de berekening om voor inflatie € 500,- in mindering te brengen op voornoemde aankoopprijs en de waarde te schatten op € 7.400,-. Aangezien partijen in hun berekeningen beide uitgaan van het beleid van Orionis dat, in geval van eigendom van meerdere voertuigen, de waarde daarvan wordt opgeteld en tot het vermogen behoort, is Orionis terecht uitgegaan van een waarde van de beide auto’s van € 9.400,-. Over de in aanmerking te nemen schulden zijn partijen het eens (DUO € 1.137,- en een negatief banksaldo van € 1.025,-), zodat het vermogen ten tijde van de aanvraag € 7.238,- bedraagt. Het vermogen van eiser ligt daarmee boven het vrij te laten vermogen, zodat de aanvraag dient te worden afgewezen.
5. Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep gegrond, zal het bestreden besluit worden vernietigd, zal het besluit van 2 januari 2019 tot buiten behandelingstelling van de aanvraag van 22 november 2018 worden herroepen en zal worden bepaald dat de aanvraag om bijstand wordt afgewezen.
6. Griffierecht en proceskosten
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet Orionis aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. De rechtbank veroordeelt Orionis voorts in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Orionis wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.837,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de bezwaarhoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor de schriftelijke uiteenzetting in beroep, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat de aanvraag om bijstand van 22 november 2018 wordt afgewezen en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt Orionis op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt Orionis in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.837,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 28 augustus 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.