Op 8 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, de eigenaar van Eetcafé [Naam eetcafe], en de burgemeester van de gemeente Tilburg. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van 25 november 2019, dat hem gelastte het eetcafé te sluiten voor een periode van 12 maanden wegens overtreding van de Opiumwet. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 7 juli 2020 gehouden, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Mesoudi, en de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. D. Klaessen en mr. G. Dellevoet.
Eiser betoogde dat de burgemeester niet bevoegd was tot sluiting, omdat de aangetroffen hoeveelheid cocaïne in het eetcafé niet voor verkoop of verstrekking bestemd was. Tijdens de doorzoeking op 17 april 2019 werd 4,72 gram cocaïne aangetroffen, waarvan 1,92 gram netto. Eiser stelde dat de drugs voor eigen gebruik waren en dat de meldingen over drugshandel onbetrouwbaar waren. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester op basis van de aangetroffen hoeveelheid cocaïne in beginsel bevoegd was tot sluiting, maar dat eiser het tegendeel aannemelijk kon maken.
De rechtbank concludeerde dat de burgemeester onvoldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van een verband tussen de aangetroffen drugs en het eetcafé. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser gegrond was en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank droeg de burgemeester op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak, en veroordeelde de burgemeester tot vergoeding van de proceskosten van eiser.