Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- het proces-verbaal van de zitting van 17 september 2020 van de enkelvoudige kamer van het team familie- en jeugdrecht van deze rechtbank, belast met de behandeling van de hierna te noemen zaken (hierna: de hoofdzaken), tijdens welke zitting het verzoek tot wraking is gedaan;
- de toelichting op het verzoek, zoals opgenomen in een e-mail van 17 september 2020;
- de reactie van de gewraakte rechter op het wrakingsverzoek, van 29 september 2020;
- de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaken;
- de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting van
2.Het verzoek
3.Feiten
4.Het standpunt van verzoekster
- de rechter de zaken wilde behandelen zonder dat de advocaat van verzoekster, [naam] en [naam] (lijfelijk) in de zittingzaal aanwezig waren en niet (duidelijk) was aangegeven dat de advocaat via de telefoon aanwezig was;
- Briedis al in de zaal zat voordat verzoekster werd toegelaten;
- de hoofdzaken spoedeisend zijn, maar de zitting desondanks was uitgesteld omdat de GI op de eerder geplande datum niet kon;
- kinderrechters, met name die in Middelburg, de mening van Briedis en de GI volgen zonder aan waarheidsvinding te doen.
5.Het standpunt van de rechter
- verzoekster de reden van wraking niet ter zitting heeft toegelicht, waardoor het lastig is om een inhoudelijke reactie te geven;
- zij op 16 september 2020 heeft beslist dat de heer [naam] niet ter zitting zou worden toegelaten omdat de advocaat zich namens de ouders had gesteld en hen ter zitting zou bijstaan en het niet gebruikelijk is dat een partij zich door twee gemachtigden laat vertegenwoordigen;
- de advocaat van de ouders had verzocht om hem ter zitting telefonisch in te bellen, hetgeen de secretaresse van de advocaat, volgens de bode, met de ouders had besproken;
- zij aan verzoekster wilde toelichten dat de advocaat telefonisch aanwezig was, maar zij hiervoor de kans niet kreeg.
6.De beoordeling
– bijvoorbeeld door de gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vgl. Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
7.Beslissing
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de behandeling van de zaken met zaaknummers: 02/375305 JE RK 20/1547 en 02/375505 JE RK 20/1591 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van dit verzoek.