ECLI:NL:RBZWB:2020:5217

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
C/02/373648 / HA RK 20-129
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. [voorletters] Hermans
  • mr. [voorletters] van Alphen
  • mr. [voorletters] Schild
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van curator tegen beslissing rechter-commissaris inzake AOW- en pensioenuitkering in faillissement

In deze zaak verzoekt de curator, mr. Maria Cornelia Johanna Oonk-Pallandt, in appel om de vernietiging van een beschikking van de rechter-commissaris van 15 juni 2020. De rechter-commissaris had de curator opgedragen om de rechtstreeks ontvangen AOW- en pensioenuitkering tot het bedrag van de beslagvrije voet aan de belanghebbenden uit te betalen. De curator stelt dat de belanghebbenden, die failliet zijn verklaard, onvoldoende informatie hebben verstrekt over hun inkomsten en dat er aanwijzingen zijn dat zij meer inkomsten hebben dan de beslagvrije voet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van de curator tijdig is ingesteld en dat de beschikking van de rechter-commissaris niet valt onder de uitzonderingen van artikel 67 lid 1 van de Faillissementswet. De rechtbank oordeelt dat de curator voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de belanghebbenden hun informatieplicht niet zijn nagekomen. De rechtbank vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris voor het bestreden deel en verklaart de belanghebbenden niet-ontvankelijk in hun tegenverzoek.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rekestnummer: C/02/373648 / HA RK 20-129
Beschikking van 26 oktober 2020
in de zaak van
MR. MARIA CORNELIA JOHANNA OONK-PALLANDT
in haar hoedanigheid van curator in de faillissementen van
[ naam belanghebbende 1] en [naam belanghebbende 2],
kantoorhoudende te Breda,
appellant,
advocaat mr. F.C.H.M. van der Stap te Breda,
tegen

1.[ naam belanghebbende 1] ,

wonende te Antwerpen, België,
2.
[naam belanghebbende 2],
wonende te [plaatsnaam] , [land] ,
belanghebbenden,
advocaat mr. T.D. Schreiner-van der Laan te Rotterdam.
Appellant zal hierna de curator worden genoemd. Belanghebbenden zullen hierna [namen belanghebbenden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het beroepschrift ex artikel 67 Fw, ter griffie ingekomen op 22 juni 2020, met producties 1 tot en met 8,
– de brief van mr. Oonk-Pallandt, ter griffie ingekomen op 4 september 2020, met producties 9 en 10,
– het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, ter griffie ingekomen op 7 september 2020, met producties 1 tot en met 8,
– brief van mr. Oonk-Pallandt, ter griffie ingekomen op 11 september 2020, met producties 11 tot en met 13,
– de mondelinge behandeling gehouden op 14 september 2020,
– de pleitaantekeningen van mr. Oonk-Pallandt.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is de curator in persoon verschenen. Namens [namen belanghebbenden] is mr. M.A. van Beek-Lacasa verschenen.
2. Het appel tegen de beschikking van 15 juni 2020 in zaaknummers F.02/17/192 en F.02/17/193
2.1.
In appel verzoekt de curator de rechtbank om de beslissing van de rechter-commissaris van 15 juni 2020 te vernietigen voor dat deel dat de rechter-commissaris de curator opdraagt de rechtstreeks door haar ontvangen AOW- en pensioenuitkering tot het bedrag van de beslagvrije voet aan [namen belanghebbenden] uit te betalen.
2.2.
[namen belanghebbenden] concluderen tot verwerping van het beroep van de curator, met veroordeling van de curator in de kosten van het geding.
[namen belanghebbenden] verzoeken de rechtbank, voor het geval dat de beschikking van 15 juni 2020 wordt vernietigd, dat de rechtbank de curator beveelt de door haar ontvangen AOW-uitkering tot het bedrag van de beslagvrije voet vanaf maart 2020 aan [namen belanghebbenden] door te betalen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
– Bij beschikking van 16 mei 2017 zijn [namen belanghebbenden] failliet verklaard, met benoeming van mr. Oonk-Pallandt tot curator.
– De curator was in juni 2019 voornemens de faillissementen op te heffen bij gebrek aan baten. Daar is door een aantal belanghebbenden bezwaar tegen gemaakt. Vanwege een discussie over de waarde van de aandelen die in het vermogen van [namen belanghebbenden] vallen, heeft de curator de faillissement nog niet opgeheven. [namen belanghebbenden] houden onder meer aandelen in de Belgische vennootschap Vandomij N.V.
– Bij e-mail van 13 september 2019 heeft de curator verzocht om een kopie van de bankafschriften over 2019, zodat er een nieuwe berekening van het vrij te laten bedrag kan worden gemaakt. Reden hiervoor was dat uit onderzoek bij de belastingdienst naar voren was gekomen dat Hoeben, die in juni 2019 de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, een AOW-uitkering zou moeten ontvangen. Hoeben had de curator daarover niet geïnformeerd. Evenmin heeft zij de curator geïnformeerd over het door haar op 25 juni 2019 ontvangen bedrag van
€ 6.273,00. [namen belanghebbenden] hebben de curator daarop informatie verstrekt over de hoogte van de ontvangen AOW- en pensioenuitkering.
– De AOW- en pensioengelden worden gestort op een rekening bij de ASN-Bank in Nederland. [ naam belanghebbende 1] heeft de curator laten weten dat de betalingen op die rekening worden overgeboekt naar de bankrekening van Vandomij N.V. in België en dat deze rekening door hen wordt gebruikt voor hun levensonderhoud. Daarop heeft de curator verzocht om een kopie van de bankafschriften van de bankrekening van Vandomij N.V. Aan dat verzoek is niet voldaan.
– Na datum faillissement zijn door de besloten vennootschap ComplianceWise B.V. in 2017 en 2018 aan Vandomij N.V. betalingen verricht van in totaal € 70.255,00. [namen belanghebbenden] , beiden bestuurders van Vandomij N.V., hebben de curator daarover niet geïnformeerd.
– De curator heeft [namen belanghebbenden] meerder malen verzocht om informatie over hun inkomsten en over Vandomij N.V. Vanwege het feit dat aan dat verzoek niet werd voldaan, heeft de curator de AOW- en pensioenuitkering naar de boedelrekening laten overboeken.
– Op 19 maart 2020 hebben [namen belanghebbenden] een verzoek ex artikel 69 Fw bij de rechter-commissaris ingediend, waarin zij de rechter-commissaris verzoeken de curator op te dragen hun AOW-uitkering en pensioenuitkering vrij te geven en deze op hun bankrekening te laten storten.
– Bij beschikking van 15 juni 2020 heeft de rechter-commissaris het verzoek van [namen belanghebbenden] om de AOW-uitkering en pensioenuitkering volledig aan hen vrij te geven afgewezen, op grond van de overweging dat de curator genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat zij onvoldoende inzicht heeft gekregen in de inkomsten en uitgaven van [namen belanghebbenden] , zodat het voor haar onmogelijk is een berekening van het vrij te laten bedrag op te stellen en dit door de rechter-commissaris te laten vaststellen. Voorts heeft de rechter-commissaris overwogen dat dit niet wegneemt dat een schuldenaar, ook in faillissement, aanspraak kan maken op inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet, en de curator opgedragen om van de rechtstreeks door haar ontvangen AOW-uitkering en pensioenuitkering het bedrag tot de beslagvrije voet aan [namen belanghebbenden] door te betalen. De rechter-commissaris heeft daartoe overwogen dat “
Hoewel er aanwijzingen zijn dat [namen belanghebbenden] naast hun AOW- en pensioenuitkering inkomsten hebben (gehad), onvoldoende vast [staat] dat zij de beslagvrije voet op dit moment (nog) uit andere inkomsten genereren.
– De curator heeft de Belgische jaarstukken van Vandomij N.V. ontvangen, waaruit blijkt dat de vennootschap in 2017 een vordering had op debiteuren van
€ 34.059,00. Eind 2018 was dit nog maar een vordering van € 8.990,00. De curator leidt daaruit af dat er vorderingen zijn geïncasseerd. Ook is er sprake van een mutatie in liquide middelen, hetgeen volgens de curator duidt op contante opnames.
– Op 29 juni 2020 heeft de curator van ING Bank België de bankafschriften ontvangen van de bankrekening van Vandomij N.V. Uit deze afschriften is de curator gebleken dat er tijdens de faillissementen van [namen belanghebbenden] een bedrag van in totaal € 156.418,58 is ontvangen op deze bankrekening en dat er diverse contante bedragen van deze rekening zijn opgenomen. Tevens is haar gebleken dat Hoeben een bankrekening aanhoudt bij de KBC Bank. Van deze bankrekening zijn diverse bedragen overgeboekt naar de bankrekening van Vandomij N.V. Daarnaast zijn er ook betalingen gedaan van de bankrekening van Vandomij N.V. naar de bankrekening van Hoeben. Ook [ naam belanghebbende 1] blijkt een bankrekening te hebben bij de KBC Bank. Uit de door deze bank aan de curator verschafte bankafschriften blijkt dat [ naam belanghebbende 1] stelselmatig contanten stort op zijn bankrekening. [namen belanghebbenden] hebben de curator niet over deze bankrekeningen geïnformeerd.
Ontvankelijkheid beroep ex artikel 67 Fw
3.2.
Voordat de rechtbank toekomt aan de inhoudelijke beoordeling, dient allereerst te worden beoordeeld of de curator ontvankelijk is in haar beroep. De rechtbank stelt vast dat het beroep tijdig is ingesteld en dat de door de rechter-commissaris gegeven beschikking niet is aan te merken als een beschikking waarvan op grond van artikel 67 lid 1 Fw hoger beroep is uitgesloten. De rechtbank verstaat het beroepschrift van de curator aldus dat daarmee wordt opgekomen tegen een bevel van de rechter-commissaris om bepaalde handelingen te verrichten die het beheer van de boedel betreffen (het doorbetalen van AOW- en pensioenuitkeringen), hetgeen geen beslissing van de rechter-commissaris is zoals genoemd in artikel 21 sub 2 Fw. In zoverre kan de curator dan ook worden ontvangen in haar beroep.
Het beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 15 juni 2020
3.3.
De curator heeft aangevoerd dat er aanwijzingen zijn die erop duiden dat [namen belanghebbenden] maandelijks bedragen tot hun beschikking hebben boven het vrij te laten bedrag. De curator verzet zich daarom tegen het bevel om een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet aan [namen belanghebbenden] af te dragen. Vanaf de aanvang van het faillissement hebben [namen belanghebbenden] de curator informatie onthouden over hun inkomsten c.q. over de vennootschappen waarin zij aandelen bezitten, dan wel de curator onjuiste informatie verstrekt. Volgens de curator zijn [namen belanghebbenden] aandeelhouders van verschillende vennootschappen. Zij weigeren echter inzage te verschaffen in de financiële gegevens van deze vennootschappen. [namen belanghebbenden] hebben na de uitspraak van de faillissementen de beschikking gekregen over een rekening bij de ASN Bank. Op deze rekening worden gelden ontvangen van de Belgische vennootschap Vandomij N.V. Uit het handelsrapport van de Belgische Kamer van Koophandel is gebleken dat [namen belanghebbenden] de enige bestuurders van deze vennootschap zijn. Voorts is uit de rekeningafschriften van de ASN Bank gebleken dat er geen vaste lasten en kosten voor levensonderhoud worden afgeschreven van deze rekening. Volgens de curator zijn dit aanwijzingen dat er andere inkomstenstromen zijn. Voorts heeft [ naam belanghebbende 1] volgens de curator eerder verklaard dat de huur voor hun appartement in Antwerpen, België, werd voldaan door Vandomij N.V. Datzelfde geldt voor de twee latere adressen in Antwerpen. Daarnaast is gebleken dat er op instructie van [ naam belanghebbende 1] na datum faillissement door ComplianceWise B.V. betalingen aan Vandomij N.V. zijn verricht tot een betaalbedrag van € 70.255,00. Hiervan hebben [namen belanghebbenden] de curator niet op de hoogte gesteld. [ naam belanghebbende 1] blijft volgens de curator volhouden dat er niets gebeurt in de vennootschap Vandomij N.V. en weigert inzicht te geven in de rekening van Vandomij N.V.
[namen belanghebbenden] geven stelselmatig geen antwoord op de vragen van de curator. Doordat [namen belanghebbenden] weigeren inzage te verstrekken in hun inkomsten en niet voldoen aan de op hen rustende inlichtingenplicht, heeft de rechter-commissaris naar mening van de curator ten onrechte geoordeeld dat ondanks de aanwijzingen daarvoor, onvoldoende vast staat dat [namen belanghebbenden] naast hun AOW- en pensioenuitkering inkomsten hebben (gehad). Volgens de curator is het duidelijk dat er nog altijd inkomstenstromen lopen via Vandomij N.V. De curator stelt zich op het standpunt dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat [namen belanghebbenden] maandelijks bedragen tot hun beschikking hebben (ver) boven het vrij te laten bedrag, en dat het op de weg van [namen belanghebbenden] ligt om inzicht te geven in alle relevante bescheiden om het tegendeel te bewijzen.
3.4.
[namen belanghebbenden] voeren verweer en stellen zich op het standpunt dat het verzoek van de curator dient te worden afgewezen. [namen belanghebbenden] stellen daartoe dat zolang niet is aangetoond dat zij naast het vrij te laten bedrag ter hoogte van de beslagvrije voet andere inkomsten genereren, zij recht hebben op een bedrag ter hoogte van de beslagvrije voet. Dit bedrag dient op grond van artikel 21 onder 2 Fw buiten de faillissementen te vallen. Als de beschikking van de rechter-commissaris zou worden vernietigd dan zou dit neer komen op een inkomen lager dan de beslagvrije voet. Dat is onmenselijk en in strijd met de fundamentele rechten van de mens. Voorts betwisten [namen belanghebbenden] dat zij informatie over hun inkomsten en vennootschappen hebben onthouden, danwel onjuiste informatie hebben verstrekt. [namen belanghebbenden] hebben aangegeven dat zij bereid zijn om tijdens het faillissementsverhoor op 14 augustus 2020 inzage te geven in de bankgegevens van Vandomij N.V. vanaf 2016. [namen belanghebbenden] geven voorts aan dat zij de AOW- en pensioenuitkering op de ASN rekening laten storten en vervolgens doorstorten naar de rekening van Vandomij N.V., omdat zij in België geen rekening kunnen openen. Van de Belgische Vandomij N.V. rekening worden kosten voor levensonderhoud voldaan, zoals onder andere de huurbetalingen. Volgens [namen belanghebbenden] worden er geen inkomstenstromen onttrokken aan het faillissement. Over de betalingen van ComplianceWise B.V. aan Vandomij N.V. verklaren [namen belanghebbenden] dat ComplianceWise B.V. op 1 september 2016 een contract heeft gesloten met Jaccoo LLC. De facturen voor dat contract werden tot het einde van het contract betaald op de rekening van Vandomij N.V. omdat Jaccoo LLC niet beschikte over een bankrekening in Amerika. De betalingen van ComplianceWise B.V. aan Vandomij N.V. betroffen derhalve geen privéinkomsten van [namen belanghebbenden] , maar zijn gebruikt om onkosten en werknemers van te voldoen.
3.5.
Ten aanzien van het onderhavige verzoek in hoger beroep en de stellingen van partijen, overweegt de rechtbank als volgt.
3.6.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een schuldenaar met zijn gehele vermogen instaat voor zijn schulden. In overeenstemming met dit uitgangpunt bepaalt artikel 20 Fw dat het faillissement het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring omvat, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft. De uitzonderingen op deze regel, die grotendeels in de artikelen 21 en 22a Fw zijn neergelegd, dienen voor een belangrijk deel ertoe te waarborgen dat de gefailleerde over het hoogstnoodzakelijke voor zijn levensonderhoud kan beschikken (zie ook Hoge Raad 22 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8474). Tot die uitzonderingen behoren de inkomsten van de gefailleerde, voor zover dit door de rechter-commissaris wordt bepaald. De rechter-commissaris kan daarbij aansluiting zoeken bij de beslagvrije voet, artikel 475d Rv. Terzijde merkt de rechtbank op dat op grond van het bepaalde in artikel 475e Rv de in het buitenland woonachtige schuldenaar – in beginsel – geen aanspraak kan maken op een beslagvrije voet.
3.7.
Het beroep van de curator richt zich tegen de overweging van de rechter-commissaris dat onvoldoende vaststaat dat [namen belanghebbenden] de beslagvrije voet op dit moment (nog) uit andere inkomsten genereren. De vraag die de curator opwerpt is of zij dient aan te tonen dat [namen belanghebbenden] nog een andere bron van inkomsten hebben naast hun AOW- en pensioenuitkering, of dat zij kan volstaan met het aannemelijk maken van haar stelling.
3.8.
Bij de beoordeling van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat [namen belanghebbenden] op grond van artikel 105 Fw gehouden zijn om de curator te informeren over hun inkomsten en dat van hen mag worden verwacht dat zij de aan hen gestelde vragen beantwoorden. De rechtbank is van oordeel dat de curator voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [namen belanghebbenden] niet hebben voldaan aan hun plicht tot het verschaffen van inlichtingen. Ook de rechtbank is gestuit op onduidelijkheden, die ook ter zitting niet konden worden opgehelderd, mede door het feit dat [namen belanghebbenden] niet zelf ter zitting zijn verschenen maar zich hebben laten vertegenwoordigen door hun advocaat. De rechtbank acht van belang dat de bankrekening van Vandomij N.V., die [namen belanghebbenden] voor hun levensonderhoud gebruiken, buiten de boedel valt. Op deze bankrekening worden nog andere bedragen gestort, naast de AOW- en pensioengelden die van de bankrekening bij de ASN-Bank op de bankrekening van Vandomij N.V. worden doorgestort, terwijl [namen belanghebbenden] stellen dat er niets meer met deze vennootschap gebeurt. Ook worden er gelden van de bankrekening van Vandomij N.V. op de bankrekening bij de ASN-Bank gestort en worden er bedragen in contanten van de bankrekening van Vandomij N.V. opgenomen. Daarnaast worden er op hun bankrekeningen bij de KBC Bank stelselmatig contante betalingen gestort. Onduidelijk is uit welke financiële middelen die stortingen worden gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de curator voldoende aannemelijk gemaakt dat [namen belanghebbenden] nog andere inkomsten hebben waar de curator onvoldoende zicht op heeft en ligt het op de weg van [namen belanghebbenden] om in het kader van hun informatieplicht opheldering te geven over de herkomst van die gelden en het gebruik dat zij daarvan maken. Nu zij dat hebben nagelaten, is de curator gerechtigd het verzoek tot (door)betaling van de AOW en pensioengelden te weigeren.
3.9.
De rechtbank zal het beroep van de curator gegrond verklaren en de beschikking van 15 juni 2020 voor het bestreden deel vernietigen.
Het tegenverzoek ex artikel 69 Fw
3.10.
[namen belanghebbenden] verzoeken de rechtbank de curator te bevelen de door haar ontvangen AOW-uitkering tot het bedrag van de beslagvrije voet vanaf maart 2020 aan [namen belanghebbenden] door te betalen. Bij verzoek van 30 juni 2020 en 28 juli 2020 hebben [namen belanghebbenden] de rechter-commissaris verzocht om een dergelijk bevel op grond van artikel 69 Fw. Hierop heeft de rechter-commissaris bij beschikking van 26 augustus 2020 beslist en overwogen dat de curator door de AOW-uitkering tot het bedrag van de beslagvrije voet vanaf 15 juni 2020 uit te keren handelt in de geest van de beschikking van 15 juni 2020. Volgens [namen belanghebbenden] is deze beslissing niet te rijmen met het gegeven dat zij in maart en april 2020 al hebben verzocht om hun AOW- en pensioenuitkering vrij te geven.
3.11.
De curator voert aan dat [namen belanghebbenden] de juistheid van de beschikking van 26 augustus 2020 ter discussie stellen. Die beslissing valt echter buiten het bereik van het onderhavige beroep. Het beroep ziet immers enkel op de beschikking van 15 juni 2020.
3.12.
De rechtbank overweegt dat op het verzoek van [namen belanghebbenden] , om de curator te bevelen de door haar ontvangen AOW-uitkering tot het bedrag van de beslagvrije voet vanaf maart 2020 aan [namen belanghebbenden] door te betalen, reeds is beslist. De rechter-commissaris heeft immers op 26 augustus 2020 een afwijzende beschikking gegeven. Tegen deze beschikking staat geen appel meer open. Met het tegenverzoek wordt feitelijk alsnog opgekomen tegen deze beslissing, terwijl dit rechtens niet meer mogelijkheid is nu reeds onherroepelijk is beslist op het verzochte in het tegenverzoek. [namen belanghebbenden] zullen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in hun tegenverzoek.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart het beroep tegen de beschikking van 15 juni 2020 gegrond,
4.2.
vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris van 15 juni 2020 voor dat deel dat de rechter-commissaris de curator opdraagt de rechtstreeks door haar ontvangen AOW- en pensioenuitkering tot het bedrag van de beslagvrije voet aan [namen belanghebbenden] uit te betalen,
4.3.
verklaart [namen belanghebbenden] niet-ontvankelijk in hun tegenverzoek,
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. [voorletters] Hermans, mr. [voorletters] van Alphen en mr. [voorletters] Schild en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2020. [1]

Voetnoten

1.type: RJ