Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 november 2018 te Tilburg althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of een of meer rechtsperso(o)n(en), althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- een hoeveelheid van (ongeveer) 6.363 gram (van een materiaal bevattende) hennep en/of hasjiesj;
- een hoeveelheid van (ongeveer) 2.389 gram (van een materiaal bevattende) hennep en/of hasjiesj;
- een hoeveelheid van (ongeveer) 23.396 gram (van een materiaal bevattende) hennep en/of hasjiesj;
- ongeveer 863 stuks koekjes bevattende een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj;
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
ongeveer3.509,4 bewezen worden verklaard. Datzelfde geldt voor de overige aangetroffen hoeveelheden verdovende middelen. Omdat er is geëxtrapoleerd aan de hand van metingen aan kleine hoeveelheden, zal de politierechter
ongeveer6.363 gram hennep en
ongeveer2.389 gram hasjiesj bewezen verklaren.
- een hoeveelheid van ongeveer 6.363 gram hennep;
- een hoeveelheid van ongeveer 2.389 gram hasjiesj;
- 863 stuks koekjes bevattende een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj.
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )