9.De beslissing
- spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde poging tot moord;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders ten laste is gelegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 180 (honderdtachtig) dagen, waarvan 138 (honderdachtendertig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- verstaat dat verdachte het onvoorwaardelijk deel van deze straf reeds heeft ondergaan, nu de opgelegde onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk is aan de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
- zal meewerken aan de dagbesteding bij KICK;
- zal meewerken aan de psychologische behandeling bij Impegno
- zal meewerken aan het hebben en houden van een positieve dagbesteding
- geeft opdracht aan de stichting Jeugdbescherming Brabant, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
100 dagen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 20.201,--, waarvan € 2.701,-- ter zake van materiële schade en € 17.500,-- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 12 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 20.201,-- te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 12 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Gessel, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Bogaert en mr. Phillips, rechters, in tegenwoordigheid van Rozendaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 februari 2020.