3.1Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning 4': verblijfsrecreatie in een recreatiewoning, met dien verstande dat maximaal vier recreatiewoningen zijn toegestaan;
v. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': dagrecreatie.
Artikel 3.1 “Bestemmingsomschrijving” in het moederplan “ [naam bestemmingsplan 2] ”bepaalt - voor zover thans van belang- dat de voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. grondgebonden agrarische bedrijven, alsmede voor: (…)
f. toeristisch-recreatief medegebruik zoals fietsen, wandelen en paardrijden;
en tevens voor: (…)
Artikel 1.27 “dagrecreatie” van het moederplan “ [naam bestemmingsplan 2] ” luidt als volgt
“vorm van recreatie waarbij het ruimtegebruik een kortstondig karakter heeft en gericht is op de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap en cultuur van het platteland, wandelend, per fiets of te paard dan wel geconcentreerd is ter plaatste van een attractie”
Regeling Omgevingsrecht (Mor)
Artikel 1.5 van de Mor bepaalt dat indien de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd naar haar aard tijdelijk is, de aanvrager dit vermeldt in de aanvraag. Hij vermeldt daarbij tevens zo mogelijk het tijdstip waarop de activiteit of activiteiten uiterlijk zal of zullen worden beëindigd.
Artikel 2.2 van de Mor bepaalt dat in of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden verstrekt ten behoeve van toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012:
5. inzake installaties:
het leidingplan en aansluitpunten van riolering en hemelwaterafvoeren.
Artikel 2.3 van de Mor bepaalt, voor zover thans van belang, dat in of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden verstrekt ten behoeve van de toetsing aan het bestemmingsplan:
b. het beoogde en het huidige gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende gronden waarop de aanvraag betrekking heeft;
d. een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak, alsmede de situering van het bouwwerk ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde, de wijze waarop het terrein ontsloten wordt, de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing en het beoogd gebruik van de gronden behorende bij het voorgenomen bouwwerk;
h. overige gegevens en bescheiden welke samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan een bestemmingsplan.
Artikel 3.2 van de Mor bepaalt, voor zover thans van belang, dat in of bij de aanvraag om een vergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens en bescheiden verstrekt over:
a. het beoogde en het huidige gebruik van de gronden en de bouwwerken waarop de aanvraag betrekking heeft;
b. de gevolgen van het beoogde gebruik voor de ruimtelijke ordening;
d. een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak, alsmede situering van bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde, de wijze waarop het terrein ontsloten wordt, de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing en het beoogd gebruik van het terrein behorende bij het voorgenomen bouwwerk.