Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 november 2020 met producties 1 tot en met 16;
- de door mr. Gobbens voornoemd bij brief van 13 november 2020 toegezonden producties 17 tot en met 22;
- de door mr. Breedveld voornoemd bij brief van 13 november 2020 toegezonden producties 1 tot en met 8;
- de pleitnota’s van partijen;
- de mondelinge behandeling.
2.Het geschil
steeds op straffe van een dwangsom van € 250,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, dit met een maximum van € 100.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag;
althans, een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
3.De beoordeling
- [eiseres] is eigenaresse van de woning aan de [adres 1] en [gedaagde] is eigenaar van de woning aan de [adres 2] .
- Ten laste van het perceel van [gedaagde] en ten behoeve van het perceel van [eiseres] is bij akte van 15 april 2005 een recht van erfdienstbaarheid gevestigd waardoor zij zich vanaf haar perceel kan bewegen naar de brandgang. In de akte is het volgende vermeld:
“VESTIGING ERFDIENSTBAARHEDEN(…)b. Ten laste van het verkochte en ten behoeve van het perceel [adres 1] , kadastraal bekendgemeente [gemeente naam] , sectie L nummer 11014, wordt bij deze gevestigd en aangenomen de erfdienstbaarheid van voetpad om te komen van en te gaan naar de brandgang op de bestaande voet en wijze.”- In de akte van 15 april 2005 wordt verwezen naar de akte van 19 oktober 1992 waarin een erfdienstbaarheid van voetpad door de brandgang (ten laste van de gemeente [gemeente naam] ) is gevestigd ten behoeve van (onder meer) de percelen van partijen.
- In artikel 10 onder b van voornoemde akte van 19 oktober 1992 staat dat de erfdienstbaarheid van voetpad door de brandgang tevens omvat:
“het recht om een rijwiel, een bromfiets, een motorvoertuig op niet meer dan twee wielen, een kinderwagen aan de hand mee te voeren en huisdieren aan de lijn te leiden.”-Bij akte van 13 februari 2017 is de woning aan de [adres 1] aan [eiseres] geleverd met de voornoemde twee erfdienstbaarheden zoals vermeld in de aktes van 15 april 2005 en 19 oktober 1992.
- Voor 2005 bevond zich op de erfgrens van de percelen van partijen vanaf de woningen een mandelige muur, met in het verlengde daarvan een houten schuttingdeel en een doorgang.
- In 2017 heeft [gedaagde] voor de doorgang (tussen de percelen van partijen) een houten kast geplaatst voor opslag en plaatsing van containers, ten aanzien waarvan [eiseres] heeft aangegeven de feitelijke situatie “for the time being” goed te vinden en zich alle rechten voor te behouden. Zij heeft niet meegewerkt aan een voorstel van [gedaagde] om de erfdienstbaarheid te doen vervallen.
- In april/mei 2020 heeft [eiseres] aansluitend aan de schutting tussen de percelen van partijen een beweegbaar schuttingdeel geplaatst.
- [gedaagde] heeft de doorgang tussen de percelen van partijen, via het beweegbare schuttingdeel, geblokkeerd. De poort die vanaf het perceel van [gedaagde] toegang geeft tot de brandgang is afgesloten met een slot, waarvan [eiseres] geen sleutel in haar bezit heeft.
- [gedaagde] heeft afgifte van een sleutel geweigerd en in correspondentie aangegeven dat er geen redelijk belang is bij de erfdienstbaarheid omdat er nooit gebruik is gemaakt van de erfdienstbaarheid, dat de erfdienstbaarheid slechts ziet op gebruik te voet en dat zijn privacy wordt geschonden.
- [eiseres] heeft de woning verkocht en de levering staat gepland op 18 december 2020.
- griffierecht € 937,00
€ 980,00
4.De beslissing
vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW
met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling
er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als
bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis
tot de dag van betaling;