Op 4 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 20 februari 2020, waarin haar Ziektewet (ZW)-uitkering werd beëindigd per 5 juli 2019. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, na een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van eiseres en de geschiktheid voor arbeid.
Eiseres was werkzaam als orderpicker en was sinds 5 juni 2018 uitgevallen door klachten van het bewegingsapparaat. Het UWV had haar een ZW-uitkering toegekend, maar na een eerstejaarsbeoordeling in mei 2019 werd deze beëindigd omdat eiseres in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling op zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd. De verzekeringsartsen hebben de klachten van eiseres in hun rapportages meegenomen en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is opgesteld op basis van een gedegen onderzoek. De rechtbank concludeert dat eiseres, ondanks haar klachten, in staat is om de geselecteerde functies te vervullen en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is.
De rechtbank heeft de beslissing van het UWV bekrachtigd en het beroep ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.