ECLI:NL:RBZWB:2020:6163

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5785
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering na medische beoordeling en geschiktheid voor arbeid

Op 4 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 20 februari 2020, waarin haar Ziektewet (ZW)-uitkering werd beëindigd per 5 juli 2019. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, na een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van eiseres en de geschiktheid voor arbeid.

Eiseres was werkzaam als orderpicker en was sinds 5 juni 2018 uitgevallen door klachten van het bewegingsapparaat. Het UWV had haar een ZW-uitkering toegekend, maar na een eerstejaarsbeoordeling in mei 2019 werd deze beëindigd omdat eiseres in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling op zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd. De verzekeringsartsen hebben de klachten van eiseres in hun rapportages meegenomen en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is opgesteld op basis van een gedegen onderzoek. De rechtbank concludeert dat eiseres, ondanks haar klachten, in staat is om de geselecteerde functies te vervullen en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is.

De rechtbank heeft de beslissing van het UWV bekrachtigd en het beroep ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5785 ZW

uitspraak van 4 december 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 20 februari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 6 november 2020. Eiseres is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam verweerder] en [naam verweerder2]

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als orderpicker bij [naam onderneming] via Tempo-Team Flexresult B.V. voor gemiddeld 26,72 uur per week. Voor dat werk is zij op 5 juni 2018 uitgevallen vanwege klachten van het bewegingsapparaat
.
Het UWV heeft met ingang van 9 juli 2018 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend.
Bij besluit van 24 mei 2019 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 5 juli 2019, omdat eiseres op 4 juni 2019 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 5 juli 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien bij het spreekuur op 13 mei 2019, heeft informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres en heeft het dossier bestudeerd. Tijdens het spreekuur heeft eiseres medische informatie uit 2011 verstrekt. Uit het rapport van de verzekeringsarts blijkt dat die arts bekend is met problemen van eiseres met haar polsen, rug, heup en rechterknie. Al die problemen ziet de verzekeringsarts als lichte problemen, die betekenen dat eiseres is aangewezen op handsparend, rugsparend en heupontlastend werk. Het knieprobleem leidt niet tot beperkingen. De verzekeringsarts verwacht dat de situatie ten aanzien van een aantal probleemgebieden binnen enkele maanden kan verbeteren.
Eiseres heeft per 13 mei 2019 verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 mei 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd. Verder heeft de verzekeringsarts b&b de (in bezwaar) verstrekte medische informatie betrokken in zijn rapportage. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van een hoorzitting. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat de MRI-scan uit 2011 kan wijzen op een vorm van hernia. Echter is dit een nogal gedateerde bevinding, terwijl noch de verzekeringsarts noch eiseres in haar bezwaarschrift melding maken van belemmerende, op de voorgrond staande uitstraling in een been, en de verzekeringsarts bij lichamelijk onderzoek in het geheel geen afwijkingen vindt, met name geen neurologische uitvals- of prikkelingsverschijnselen. De verzekeringsarts b&b deelt daarom de conclusie van de verzekeringsarts ‘chronische aspecifieke rugklachten’. De verzekeringsarts heeft volgens de verzekeringsarts b&b op basis van een uitgebreid en kwalitatief goed onderzoek een aanvaardbaar belastbaarheidsoordeel geveld. In de bezwaarprocedure zijn geen nieuwe medische feiten naar voren gekomen en in de FML zijn voldoende beperkingen aangenomen.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij door haar rugklachten (en heupklachten) geen werkzaamheden kan verrichten. Op dit punt zijn onvoldoende beperkingen in de FML opgenomen. Eiseres is niet in staat algemene dagelijkse levensverrichtingen op een normale wijze uit te voeren.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder rug- en heupklachten, en dat alle verstrekte medische informatie kenbaar betrokken is in de heroverweging in bezwaar. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Niet gebleken is dat in de FML van 17 mei 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), wikkelaar (Sbc-code 267053) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
6.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 23 mei 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van
4 maart 2020.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 5 juli 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.M. Pasmans, griffier, op 4 december 2020en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.