ECLI:NL:RBZWB:2020:7109

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 19_4871
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake handhavingsverzoek door gemeente Veere

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere als verweerder en eisers, die een handhavingsverzoek hadden ingediend. De zaak betreft een handhavingsverzoek van eisers tegen de exploitatie van een kleinschalig kampeerterrein en de bewoning van een bedrijfswoning. In de primaire besluiten van 22 januari 2019 heeft het college van de gemeente Veere een last onder dwangsom opgelegd aan de derde-partij, die op het adres van de bedrijfswoning woont. Het college heeft in het bestreden besluit van 13 augustus 2019 de bezwaren van eisers gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond verklaard. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij het college een verweerschrift heeft ingediend. Tijdens de zitting op 14 september 2020 hebben eisers hun beroep grotendeels ingetrokken, met uitzondering van het beroep van [naam eiser2] tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaarschrift.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of [naam eiser2] als belanghebbende kan worden aangemerkt. Volgens de rechtbank is de afstand tussen de woningen van eisers en het perceel van de derde-partij zodanig dat het persoonlijk belang van [naam eiser2] zich niet onderscheidt van dat van anderen. De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaarschrift van [naam eiser2] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4871 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] en [naam eiser2], te [plaatsnaam] ,
[naam V.O.F.], te [plaatsnaam2] ,
eisers,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij], te [plaatsnaam2] .

Procesverloop

In de besluiten van 22 januari 2019 (primaire besluiten) heeft het college beslist op een handhavingsverzoek van eisers. Daarbij is aan [naam derde-partij] (hierna: derde-partij) een last onder dwangsom opgelegd.
In het besluit van 13 augustus 2019 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 14 september 2020.
Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eisers, en [naam vertegenwoordiger] namens het college. Derdepartij is ook verschenen, vergezeld van haar zus [naam zus] .
Eisers hebben op zitting hun beroep grotendeels ingetrokken. Alleen het beroep voor zover ingediend door [naam eiser2] gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaarschrift is gehandhaafd.

Overwegingen

1.1.
Derde-partij woont op het adres [adres] te [plaatsnaam2] . Op het naastgelegen perceel [adres2] te [plaatsnaam2] is [naam V.O.F.] (hierna: de V.O.F.) gevestigd. [naam eiser] (hierna: [naam eiser] ) en [naam eiser2] (hierna: [naam eiser2] ) zijn de vennoten van de V.O.F.
[naam eiser] en [naam eiser2] wonen niet op het bedrijf, maar wonen in [plaatsnaam] .
1.2.
Bij brief van 17 september 2018 hebben eisers het college verzocht om handhavend op te treden tegen de exploitatie van een kleinschalig kampeerterrein en tegen de bewoning van de bedrijfswoning op het adres [adres] te [plaatsnaam2] . Dat handhavingsverzoek is gedeeltelijk toegewezen in de primaire besluiten. Het college heeft derde-partij daarbij gelast om de bewoning van de bedrijfswoning aan de [adres] te [plaatsnaam2] , zonder dat er sprake is van een agrarisch bedrijf dat ter plaatse is gevestigd, te beëindigen en beëindigd te houden, binnen een jaar gerekend vanaf de verzenddatum van het besluit.
1.3.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten.
Dat bezwaar is door het college bij het bestreden besluit gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover het bezwaar wel ontvankelijk is geacht, heeft dat geleid tot herroeping van primair besluit 1. Het college heeft het handhavingsverzoek van 17 september 2018 daarbij alsnog afgewezen.
Ten aanzien van de bezwaren van [naam eiser2] heeft het college in het bestreden besluit overwogen dat zij als privépersoon niet kan worden gekwalificeerd als belanghebbende en dat haar handhavingsverzoek daarom niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. De rechtbank dient uitsluitend nog te beoordelen of het college het bezwaar voor zover ingediend door [naam eiser2] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Alvorens beroep in te stellen dient degene, aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Awb – voor zover van belang – bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder ‘besluit’ verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 1:3, derde lid, van de Awb wordt onder ‘aanvraag’ verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder ‘belanghebbende’ verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
4. Om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie – bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4202) – een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en actueel belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
5. [naam eiser2] woont te [plaatsnaam] , op een afstand van enkele kilometers van het perceel [adres] te [plaatsnaam] . In het bestreden besluit is vermeld dat de afstand tussen beide percelen hemelsbreed ruim 4,5 kilometer bedraagt. Die afstand is zodanig dat moet worden geoordeeld dat, als het gaat om de overlast die zij mogelijk ondervindt vanwege het gebruik van het perceel [adres] te [plaatsnaam] , haar persoonlijk belang zich niet onderscheidt van anderen.
[naam eiser2] is geen eigenaar van het naastgelegen perceel [adres2] . Ter zitting heeft het college aangegeven (door eisers onbetwist) dat [naam eiser] eigenaar is van dat perceel.
Eisers hebben ter zitting toegelicht dat [naam eiser2] in de hoedanigheid van vennoot van de V.O.F. als belanghebbende had moeten worden aangemerkt. De rechtbank volgt eisers daarin niet. Het college heeft in het bestreden besluit terecht overwogen dat de V.O.F. als rechtspersoon als belanghebbende is aangemerkt en dat de belangen van [naam eiser2] als vennoot van de V.O.F. daarin zijn beschermd.
6. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het college het bezwaarschrift, voor zover ingediend door [naam eiser2] , terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het beroep is ongegrond.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 26 oktober 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.