ECLI:NL:RBZWB:2020:964

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
AWB- 19_1890 tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen

Op 27 februari 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen [naam eiseres] B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 14 maart 2019, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van ex-werkneemster werd vastgesteld op 100%. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om gebreken in het bestreden besluit te herstellen. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de ex-werkneemster, die sinds 2014 niet meer in staat is om te werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is over de duurzaamheid van de beperkingen van de ex-werkneemster en dat het UWV niet adequaat heeft gemotiveerd waarom de ex-werkneemster volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft het UWV de mogelijkheid gegeven om binnen acht weken de benodigde informatie te verzamelen en het besluit te herzien. Indien het UWV geen gebruik maakt van deze gelegenheid, moet dit binnen twee weken aan de rechtbank worden meegedeeld. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/1890 WIA
tussenuitspraak van 27 februari 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] B.V., te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. L.G.C.M. de Wit,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 maart 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de aanspraken van [naam ex-werkneemster] (ex-werkneemster) op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Met de beslissingen van 6 augustus 2019 en 23 oktober 2019 heeft de rechtbank besloten dat kennisneming van een aantal met name genoemde (medische) stukken is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 30 januari 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Ex-werkneemster was in dienst bij eiseres in de functie van vertegenwoordiger. Voor dat werk is zij op 13 augustus 2014 uitgevallen.
Nadat een loonsanctie is opgelegd, heeft het UWV per 9 augustus 2017 een WIA-uitkering toegekend aan ex-werkneemster.
Met het besluit van 18 juni 2018 (primair besluit) heeft het UWV aan ex-werkneemster meegedeeld dat haar loongerelateerde uitkering afloopt per 24 augustus 2018. Aansluitend krijgt zij een vervolguitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij heeft het UWV beslist dat de mate van arbeidsongeschiktheid op 100% wordt gesteld.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 24 augustus heeft vastgesteld op 100%, waarbij is opgemerkt dat er geen sprake is van duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of ex-werkneemster medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Partijen zijn niet verdeeld over de beperkingen die zijn aangenomen. Bij de beoordeling of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid juist heeft vastgesteld zal de rechtbank daarom uitgaan van de belastbaarheid zoals deze is neergelegd in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 11 oktober 2018.
5.
Arbeidskundige beoordeling
5.1
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft beoordeeld of, rekening houdend met de vastgestelde FML, er functies te duiden zijn aan ex-werkneemster.
De arbeidsdeskundige b&b heeft gerapporteerd dat de primaire arbeidsdeskundige van een verkeerde beoordelingsdatum is uitgegaan. Als uitgegaan wordt van de juiste beoordelingsdatum zijn er te weinig functies die geschikt zijn voor ex-werkneemster. Dit betekent dat ex-werkneemster op arbeidskundige gronden volledig arbeidsongeschikt is.
5.2
Eiseres heeft ten aanzien van een aantal niet geschikt bevonden functies gesteld dat deze wel geschikt zijn. Het gaat om de functies bestelautochauffeur, verkoper en teamondersteuner. De rechtbank zal deze functies hierna afzonderlijk bespreken.
Bestelautochauffeur SBC-code 282102
In deze functie komt werken boven schouderhoogte voor. De arbeidsdeskundige b&b heeft gesteld dat het hier gaat om het pakken van maaltijdboxen die niet met één hand kunnen worden gehanteerd. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de functie anders ingevuld kan worden, waardoor er niet standaard 110 graden gereikt hoeft te worden.
Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige b&b over de invulling van de functie nog overleg gehad met de arbeidskundig analist.
De rechtbank is van oordeel dat uit het overleg met de arbeidskundig analist voldoende blijkt dat het in de functie niet mogelijk is om met een opstapje te werken. Het gaat hier immers een bestelauto waarbij het plafond te laag is om een opstapje te gebruiken. Bij de beschrijving van de functie gaat de arbeidskundig analist uit van de bestelauto’s die door het betreffende bedrijf worden gebruikt. Omdat het bij deze bestelauto’s niet mogelijk is een opstapje te gebruiken, heeft de arbeidsdeskundige b&b voldoende toegelicht dat deze functie niet passend is voor ex-werkneemster. Dat er mogelijk ook hogere bestelauto’s zijn waarbij het gebruik van een opstapje wel mogelijk zou zijn, maakt niet dat de functie alsnog als geschikt moet worden beoordeeld. Het gaat immers om de daadwerkelijk invulling van de functie bij de betreffende werkgever.
Verkoper SBC-code 111210
In deze functie komt ook het werken boven schouderhoogte voor. De arbeidsdeskundige b&b heeft gesteld dat het gaat om het weghangen/pakken van kleding in hoge rekken en dat deze handeling met twee handen moet worden verricht. Eiseres heeft aangevoerd dat niet kan worden ingezien waarom kleding niet met één hand kan worden opgehangen. Ook over deze functie heeft de arbeidsdeskundige b&b overleg met de arbeidskundig analist gehad. Uit dit overleg blijkt dat het in deze functie niet mogelijk is om met één arm boven schouderhoogte te werken. Bij het ophangen van de kleding moet met de andere hand andere kledingstukken verschoven worden om ruimte te maken. De arbeidskundig analist heeft weliswaar aangegeven dat een opstapje gebruikt kan worden maar dat lange kledingstukken toch hoog moeten worden gehouden om te voorkomen dat deze op de grond komen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende is aangetoond dat er binnen de functie met beide armen boven schouderhoogte moet worden gewerkt. Daarmee is ook voldoende inzichtelijk gemaakt dat deze functie niet geschikt is voor ex-werkneemster.
Teamondersteuner Sbc code 315100 (functienummer 9071.0042.059)
In deze functie komt het hanteren van emotionele problemen van anderen voor en storingen/onderbrekingen. De arbeidsdeskundige b&b heeft gesteld dat deze beide punten niet ondervangen kunnen worden door de inzet van een eenvoudige voorziening. Eiseres heeft gesteld dat het niet gaat om veelvuldige storingen en ze heeft zich afgevraagd of er in deze functie wel sprake is van het hanteren van emoties. In reactie op de stelling van eiseres heeft de arbeidsdeskundige b&b zijn standpunt gewijzigd. Hij heeft opgemerkt dat uit de functiebeschrijving niet blijkt dat er sprake is van veelvuldige storingen. De arbeidsdeskundige b&b blijft echter bij zijn oordeel dat de functie niet geschikt is voor ex-werkneemster vanwege haar beperking voor het hanteren van emoties.
De rechtbank stelt vast dat in de functiebeschrijving is opgenomen dat er in het werk telefonische vragen van klanten moeten worden beantwoord. Verder blijkt uit de beschrijving dat het hier gaat om werk bij een uitvoeringsinstituut sociale zekerheid. Bij zo’n soort werkgever is het aannemelijk dat er regelmatig telefoontjes van emotionele klanten binnen komen. Dat hiervan mogelijk niet dagelijks sprake is, doet daaraan niet af. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de arbeidsdeskundige b&b voldoende heeft toegelicht dat ex-werkneemster niet geschikt is voor deze functie.
5.3
Ten aanzien van de andere functies die vervallen zijn vanwege een overschrijding van de belastbaarheid van ex-werkneemster heeft eiseres geen gronden naar voren gebracht. De rechtbank zal er daarom van uitgaan dat deze functies terecht niet aan de schatting ten grondslag zijn gelegd.
5.4
Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft het UWV op goede gronden gesteld dat ex-werkneemster op arbeidskundige gronden volledig arbeidsongeschikt is.
6.
Duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid
6.1
Eiseres heeft aangevoerd dat geen uitspraak is gedaan over de duurzaamheid van de beperkingen. Aanvullend heeft eiseres aangevoerd dat het beoordelingskader voor de beoordeling van de duurzaamheid niet is toegepast. In de rapportage van 29 januari 2019 wordt geen vooruitgang gerapporteerd en er wordt niet gesproken over een adequaat herstelgedrag. Als verbetering niet te verwachten is, dan is een IVA-uitkering aan de orde.
6.2
De verzekeringsarts b&b heeft in beroep een onderscheid gemaakt tussen de beperkingen die duurzaam zijn en beperkingen die niet duurzaam zijn. De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat de beperkingen van de nek en schouder duurzaam zijn. Hierover bestaat tussen partijen ook geen verschil van mening. Partijen verschillen echter van mening of er ten aanzien van de psychische beperkingen nog verbetering te verwachten is. Als geoordeeld zou moeten worden dat verbetering van de niet duurzame beperkingen te verwachten is en enkel uitgegaan wordt van de duurzame beperkingen, is verder niet betwist dat ex-werkneemster dan minder dan 80% arbeidsongeschikt zou zijn.
Naar vaste rechtspraak moet de verzekeringsarts zich een oordeel vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid waarbij hij een inschatting moet maken van de herstelkansen, in de zin van verbetering van de functionele mogelijkheden. Dit brengt mee dat de inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel dient te berusten op een concrete deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden van de individuele verzekerde. In het geval dat de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2018:1662). Het gaat daarbij om de inschatting van de verzekeringsarts ten tijde van de in geding zijnde datum (ECLI:NL:CRVB:2016:4932).
6.3
Het stappenplan van het beoordelingskader ‘beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen’ kent 3 stappen. Niet in geschil is dat stap 1 (is verbetering van belastbaarheid uitgesloten?) niet van toepassing is. Er bestaan immers nog behandelmogelijkheden die van invloed kunnen zijn op de beperkingen en die ten tijde in geding nog niet benut waren.
Stap 2 van het beoordelingskader gaat over de vraag of verbetering in het eerstkomende jaar verwacht kan worden. De verzekeringsarts b&b heeft gesteld dat de behandeling enige tijd in beslag zal nemen De forse afname van de psychische beperkingen wordt daarom nog niet het komende jaar verwacht.
Bij stap 3 van het beoordelingskader moet de vraag beantwoord worden of na het eerstkomende jaar nog verbetering verwacht kan worden. Bij de toelichting bij deze stap staat vermeld dat hiervan alleen sprake is als van een behandeling vaststaat dat die eerst op de langere termijn gericht kan zijn op de verbetering van de belastbaarheid. De verzekeringsarts b&b heeft gesteld dat de verwachting is dat na het eerstkomende jaar de belastbaarheid van ex-werkneemster zal verbeteren. Daarbij heeft de verzekeringsarts b&b betrokken dat er ten tijde in geding nog forse psychische beperkingen waren en dat de behandeling enige tijd in beslag zal nemen. De klachten die ex-werkneemster heeft zijn goed te behandelen. Ter zitting heeft het UWV toegelicht dat de aanleiding voor de psychische klachten mede gelegen is in het arbeidsconflict en dat het een feit van algemene bekendheid is dat als dat conflict zich niet meer voordoet en na behandeling een verbetering te verwachten is.
De rechtbank kan uit de dossierstukken niet opmaken dat het arbeidsconflict mede aanleiding is voor de psychische beperkingen. Dat het conflict een rol speelt bij het in stand houden van de klachten is echter wel aannemelijk. Uit de rapportage van de verzekeringsarts van 7 juli 2017 is verder op te maken dat het conflict met de werkgever een adequate behandeling in de weg staat en dat ex-werkneemster (mede) daarom tijdelijk is gestopt met de behandeling. Na afronding van het ontslag zal ex-werkneemster de behandeling weer starten.
Omdat ex-werkneemster ten tijde in geding niet onder behandeling was, heeft het UWV ook geen actuele medische informatie kunnen inwinnen. In het dossier bevindt zich echter wel een brief van de behandelaar gedateerd 30 maart 2016, die verslag doet van de lopende behandeling. Dit is enige tijd voordat ex-werkneemster is gestopt met de behandeling. De rechtbank is van oordeel dat uit deze brief niet zondermeer geconcludeerd kan worden dat er bij het opnieuw opstarten van de behandeling verbetering te verwachten is. Om die beoordeling te kunnen maken, is het noodzakelijk om te weten wat het beloop van de behandeling is geweest, wat de overwegingen zijn geweest om (tijdelijk) te stoppen met de behandeling en hoe de behandelaar de effecten van de behandeling inschat als ex-werkneemster weer met de behandeling gaat starten. De rechtbank is daarom van oordeel dat het UWV zonder nadere informatie van de behandelaar geen adequate inschatting heeft kunnen maken van de verbetermogelijkheden. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit lijdt aan een onderzoeks- en motiveringsgebrek. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
7. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om alsnog informatie bij de behandelaar op te vragen en daarna nader te motiveren of er verbetermogelijkheden zijn. De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
8. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op acht weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.