ECLI:NL:RBZWB:2021:1269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
AWB-20 20_5814
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op basis van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven en de beoordeling van psychisch letsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2021, werd de zaak behandeld tussen eiseres, een slachtoffer van ernstige geweldsmisdrijven, en de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG). Eiseres had een uitkering van € 10.000,- ontvangen op basis van letselcategorie 4, maar stelde dat zij recht had op een hogere uitkering uit letselcategorie 6, gezien de ernst van haar psychische en fysieke klachten als gevolg van de misdrijven die zij had ondergaan. De rechtbank onderzocht de besluiten van de CSG, die het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond had verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend bij de CSG na het indienen van een aanvraag voor schadevergoeding op 12 juni 2019, en de CSG had haar uitkering toegekend op basis van letselcategorie 4, wat eiseres betwistte. Tijdens de zitting op 11 februari 2021 waren beide partijen niet verschenen. De rechtbank concludeerde dat de CSG op goede gronden had gehandeld door de uitkering in letselcategorie 4 toe te kennen, omdat er geen medische informatie was van bevoegde en bekwame hulpverleners die de ernst van het psychisch letsel kon onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de CSG niet in aanmerking hoefde te brengen voor letselcategorie 6, omdat eiseres niet voldeed aan de criteria. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5814 WSG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG), verweerder

(gemachtigde: mr. H.K.M. Timmermans).

Procesverloop

In het besluit van 13 januari 2020 (primair besluit) heeft de CSG aan eiseres een uitkering van € 10.000,- op grond van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven (WSG) toegekend.
In het besluit van 19 maart 2020 (bestreden besluit) heeft de CSG het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De CSG heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2021. Partijen zijn, met voorgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres is slachtoffer van seksuele uitbuiting met seksueel binnendringen, mishandeling, bedreiging met geweld en mensenhandel.
Op 12 juni 2019 heeft eiseres bij de CSG een ‘Aanvraag Uitkering slachtoffer’ ingediend.
Met het primaire besluit heeft de CSG aan eiseres op grond van de WSG een uitkering van
€ 10.000,- toegekend, gebaseerd op letselcategorie 4.
De CSG heeft het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit met het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.
Geschil
Tussen partijen is in geschil of de CSG op goede gronden aan eiseres een uitkering op grond van de WSG op basis van letselcategorie 4 heeft toegekend.
3.
Beroepsgronden
Eiseres stelt dat zij in aanmerking dient te komen voor een uitkering uit letselcategorie 6. De toegekende uitkering uit categorie 4 doet geen recht aan wat zij heeft moeten meemaken. Eiseres is door haar ex-vriend zwaar seksueel misbruikt en moest van hem onder dwang en voor geld allerlei seksuele handelingen met andere mannen verrichten. Zij is uiteindelijk gevlucht, maar haar ex-vriend heeft daarna een aantal keren geprobeerd haar te chanteren door gênante foto’s op internet te plaatsen. Ook bedreigde hij eiseres en haar familie. Eiseres heeft door deze nare en vreselijke gebeurtenissen ernstige lichamelijke en psychische klachten ontwikkeld. Zij heeft onder meer blijvende nachtmerries, suïcideneigingen, veel slaapproblemen, vermoeidheidsklachten en concentratieverlies. Eiseres is verstandelijk beperkt en heeft last van het syndroom van Bel, een aangezichtsverlamming, mogelijk door grote stress. Eiseres woont sinds juli 2019 op een geheime Blijf-van-mijn-lijf-locatie, waar zij intensief en langdurig wordt behandeld door meerdere behandelaars. Direct na aanmelding ontving zij psychomotorische therapie, begeleiding om te leren omgaan met seksueel misbruik en werd ze aangemeld voor EMDR. De EMDR-behandelingen werden gegeven door gedragsdeskundigen, die een EMDR-, BIG- en/of NVO-registratie bezitten. De stelling van de CSG dat er geen sprake is van een diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel volgt eiseres niet. Volgens eiseres is de informatie die de CSG heeft verkregen wel gekwalificeerde informatie. Door [naam] is ook bevestigd dat alle medische adviezen en cliëntplannen in samenspraak met een psycholoog of psychiater worden opgesteld. Zonder uitdrukkelijke toestemming van deze behandelaars wordt geen diagnose gesteld. Ter onderbouwing van haar standpunt overlegt eiseres informatie van ambulant begeleider [naam begeleider] van 2 april 2020. Volgens eiseres heeft zij dan ook recht op een uitkering op basis van letselcategorie 6. Eiseres stelt voorts dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid omdat de informatie van [naam] niet met haar is gedeeld. De CSG heeft informatie opgevraagd bij een bestuurder van [naam]. Er is geen informatie opgevraagd bij de hulpverleners, terwijl zij eiseres het beste kennen. De bestuurder is geen hulpverlener en daarom niet bevoegd een oordeel te geven over de gestelde diagnose.
4.
Standpunt van de CSG
De CSG stelt rekening te hebben gehouden met wat eiseres is overkomen en de omstandigheden waaronder het misdrijf plaatsvond. Gelet daarop heeft de CSG aan eiseres een uitkering uit letselcategorie 4 toegekend. De CSG ontkent niet dat de hulpverleners van eiseres bekwaam zijn, maar zij gebruikt alleen medische gegevens van hulpverleners die bevoegd en bekwaam zijn om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel, blijkend uit een BIG- of VNO-registratie dan wel een NIP-dienstmerk. De CSG heeft bij [naam] volledigheidshalve de kwalificaties van de hulpverleners opgevraagd. Daaruit is gebleken dat de hulpverleners de benodigde kwalificatie niet bezitten, ook niet voor wat betreft de psychomotorische therapie. Zelfs als sprake is van een traumagerichte behandeling door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel dan nog komt eiseres volgens de CSG niet in aanmerking voor een uitkering uit een hogere letselcategorie, omdat zij niet voldoet aan de criteria.
5.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
6.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van het beleid ofwel de Letsellijst verlangt de CSG, ter beoordeling van de ernst van het psychisch letsel, medische informatie van hulpverleners die bevoegd en bekwaam zijn om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel (bevoegde en bekwame hulpverleners). In bepaalde gevallen kan de CSG ernstig psychisch letsel, zoals bedoeld in artikel 3 van de WSG, veronderstellen. In die gevallen wordt door de CSG geen medische gegevens van bevoegde en bekwame hulpverleners beoordeeld. Blijkens paragraaf 2A van de Letsellijst gaat het om de letselcategorieën 1 t/m 5. De door eiseres geclaimde letselcategorie 6 is daarin niet vermeld. De rechtbank leidt daaruit af dat voor die categorie altijd medische informatie van bevoegde en bekwame hulpverleners nodig is.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft geoordeeld dat dit beleid niet onredelijk is [1] .
Eiseres heeft gesteld dat er sprake is van medische informatie van bevoegde en bekwame hulpverleners en daarbij gewezen op het e-mailbericht van hulpverlener [hulpverlener] van 2 april 2020. Daarin is vermeld dat het cliëntplan is geschreven door de ambulant hulpverlener, maar de gedragswetenschapper moet akkoord geven op de inhoud. Ook is vermeld dat het stuk over de EMDR-therapie is geschreven door de psycholoog.
De rechtbank heeft in het dossier echter geen medische informatie afkomstig van een bevoegde en bekwame hulpverlener (gedragswetenschapper of psycholoog) aangetroffen. Mogelijk dat het ‘Cliëntplan 2.0 voor [eiseres]’ van 30 augustus 2019 of de brief van hulpverlener [hulpverlener] van 13 februari 2020 die informatie zou kunnen bevatten. [naam] heeft in het e-mailbericht echter aangegeven dat de daarin genoemde hulpverleners geen BIG- of NVO-registratie noch een NIP-dienstmerk hebben. Zij kunnen dus niet worden aangemerkt als bevoegde en bekwame hulpverleners in de zin van het beleid of de Letsellijst. Ook anderszins kan de rechtbank uit voormelde twee stukken dan wel uit de andere dossierstukken niet afleiden dat die medische informatie van een bevoegde en bekwame hulpverlener bevatten. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar stelling dat er medische informatie is van een bevoegde en bekwame hulpverlener.
Bovendien is niet gebleken dat eiseres voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de door haar geclaimde letselcategorie 6. Daarvan is volgens de Letsellijst pas sprake als:
‘Het psychisch letsel leidt tot zeer grote of volledige en blijvende afhankelijkheid, zich uitend in (herhaalde) klinische behandeltrajecten en/of intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding met een duur van meer dan 2 jaar en/of continue intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding.’Er is geen medische informatie (van een bevoegde en bekwame hulpverlener) waaruit blijkt dat hiervan in het geval van eiseres sprake is. De CSG heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet in aanmerking hoeven brengen voor letselcategorie 6.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat de informatie van [naam] niet met haar is gedeeld en de bestuurder van [naam] geen hulpverlener is en daarom niet bevoegd is een oordeel te geven over de gestelde diagnose, overweegt de rechtbank als volgt. Alhoewel uit het dossier niet kan worden afgeleid dat het e-mailbericht van [naam] van 12 maart 2020 is doorgestuurd aan eiseres, is de rechtbank van oordeel dat - voor zover dat niet is gebeurd - dit niet tot een onzorgvuldige besluitvorming leidt. Bovendien is niet gebleken dat eiseres in haar belangen is geschaad. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de CSG juist zorgvuldig heeft gehandeld door bij [naam] volledigheidshalve te checken of bedoelde personen een registratie hebben, nu zij in de registers niet terug te vinden waren. Het antwoord van [naam] dat deze personen niet zijn geregistreerd, is geen oordeel over een gestelde diagnose, maar een vaststelling van de kwalificatie van haar medewerkers. Deze grond van eiseres treft dan ook geen doel.
7.
Conclusie
De rechtbank komt tot de slotsom dat de CSG op goede gronden letselcategorie 4 aan eiseres toegekend. Zij zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 17 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De rechter is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: Wettelijk kader

WET SCHADEFONDS GEWELDSMISDRIJVEN

Artikel 3

1. Uitkering kan worden gedaan
a. aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen;

Artikel 4

1. De uitkering wordt naar redelijkheid en billijkheid bepaald. Zij beloopt ten hoogste het bedrag van de door het letsel of overlijden veroorzaakte schade, daaronder begrepen immateriële schade van nabestaanden.
2. Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke bedragen ten hoogste kunnen worden uitgekeerd.
REGELING MAXIMUMBEDRAGEN UITKERINGEN SCHADEFONDS GEWELDSMISDRIJVEN

Artikel 1. Maximumbedragen van de uitkeringen

De bedragen, die ten hoogste uit het fonds kunnen worden uitgekeerd aan de personen, bedoeld in artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, worden als volgt vastgesteld:
a. indien de uitkering betrekking heeft op vermogensschade: € 25.000;
b. indien de uitkering betrekking heeft op andere dan vermogensschade: € 10.000;
c. indien de uitkering betrekking heeft op zowel vermogensschade, als andere dan vermogensschade: € 35.000.
CSG heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om uitkering als bedoeld in artikel 3 van de WSG beslissingsruimte en heeft daaraan invulling gegeven in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven en de Letsellijst.
BELEIDSBUNDEL SCHADEFONDS GEWELDSMISDRIJVEN, 1 juli 2019
1.2
Ernstig fysiek of psychisch letsel
Om voor een uitkering in aanmerking te komen, moet het geweldsmisdrijf ernstig fysiek of psychisch letsel hebben veroorzaakt (artikel 3 van de Wet). De ernst van het letsel wordt bepaald aan de hand van de aard en de gevolgen van het letsel. Het Schadefonds vindt letsel ernstig als het langdurige of blijvende ernstige medische gevolgen heeft. Net zoals in het civiele recht neemt het Schadefonds het slachtoffer zoals hij ten tijde van het misdrijf was. Hierdoor kan het voorkomen dat er bij iemand die op het moment van het misdrijf fysiek of psychisch zwakker was, eerder sprake is van ernstig letsel dan wanneer hij op dat moment kerngezond was geweest.
1.2.1
Medische informatie
Het Schadefonds heeft medische informatie nodig om het letsel te kunnen beoordelen. Hiervoor gebruikt het alleen medische informatie van hulpverleners die een diagnose hebben gesteld. Het Schadefonds vindt het bovendien belangrijk dat deze diagnoses zijn gesteld door bevoegde en bekwame hulpverleners. Aan deze hulpverleners stelt het
Schadefonds daarom de eis dat ze een BIG-registratie, een NIP-dienstmerk met Basisaantekening Psychodiagnostiek (BAPD) of een NVO-registratie met Basisaantekening Diagnostiek (BAD) hebben (dit zijn bijvoorbeeld GZ-psychologen of psychotherapeuten voor psychisch letsel, of (huis)artsen voor fysiek letsel). Door het stellen van deze eis vindt het Schadefonds dat de kwaliteit en betrouwbaarheid van de gestelde diagnoses het beste wordt gewaarborgd. Via www.bigregister.nl, www.psynip.nl en www.nvo.nl/registraties is te achterhalen of een hulpverlener aan deze eis voldoet. Als een diagnose is gesteld door een hulpverlener, die voor het stellen van deze diagnose geen BIG-registratie, NIP-dienstmerk
met BAPD of NVO-registratie met BAD heeft, dan beoordeelt het Schadefonds het letsel in principe niet. Dit kan betekenen dat een aanvraag (gedeeltelijk) wordt afgewezen of dat bepaalde schade niet voor een uitkering in aanmerking komt.
1.2.2
Letsellijst
Het Schadefonds heeft een letsellijst ontwikkeld om het opgelopen letsel in een letselcategorie in te kunnen delen. Deze letsellijst is te raadplegen op www.schadefonds.nl. De lijst richtlijnen welk fysiek en psychisch letsel volgens het Schadefonds als voldoende ernstig kan worden aangemerkt in de zin van de Wet om een uitkering te rechtvaardigen.
De letsellijst maakt onderscheid tussen zes letselcategorieën, waaraan vaste uitkeringsbedragen zijn gekoppeld. Op basis van de ernst van het opgelopen letsel en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf is gepleegd, bepaalt het Schadefonds welke letselcategorie van toepassing is en welk uitkeringsbedrag hierbij hoort (zie hoofdstuk E).
1.2.3
Vooronderstellen van ernstig letsel
Bij verschillende geweldsmisdrijven kan het Schadefonds zonder beoordeling van medische informatie ernstig psychisch letsel vooronderstellen. Dit doet het dan op basis van de toedracht van het geweldsmisdrijf. Het gaat om geweldsmisdrijven, die op zichzelf zo ernstig zijn, dat ze vrijwel altijd een grote impact zullen hebben op het slachtoffer.
Bij de volgende geweldsmisdrijven kan het Schadefonds ernstig letsel vooronderstellen: woningovervallen, zedenmisdrijven, bedreigingen met messen of vuurwapens, stelselmatig huiselijk geweld, mensenhandel, belaging en brandstichting. Hieronder is per geweldsmisdrijf beschreven wanneer ernstig letsel wordt voorondersteld. In deel 2A van de letsellijst is aangegeven welke letselcategorie hierbij past. De hoogte van de letselcategorie is afhankelijk van de ernst en de gevolgen van het geweldsmisdrijf. Is het daadwerkelijk opgelopen letsel ernstiger, dan wordt de daarbij passende letselcategorie aangehouden.
Zedenmisdrijven
Als een zedenmisdrijf ook een geweldsmisdrijf is (zie hoofdstuk 1.1), dan wordt ernstig psychisch letsel altijd voorondersteld.
Rechtstreekse bedreiging met mes of vuurwapen
Het Schadefonds vooronderstelt ernstig letsel als een slachtoffer rechtstreeks is bedreigd met een mes of vuurwapen. Een bedreiging met een mes of vuurwapen is rechtstreeks als de bedreiging op de persoon van het slachtoffer is gericht (het slachtoffer is zich op dat moment bewust van het wapen) op een voor het wapen redelijkerwijs bruikbare afstand.
Daarbij moet het slachtoffer op het moment van de bedreiging in de veronderstelling verkeren dat het om een echt wapen gaat. Als een bedreiging niet rechtstreeks is, of als is gedreigd met een ander soort wapen, wordt ernstig psychisch letsel niet voorondersteld. Toch kan dan dit wel een geweldsmisdrijf opleveren. In dat geval onderzoekt het Schadefonds of door de bedreiging ernstig letsel is opgelopen.
Mensenhandel
Als het slachtoffer in Nederland is uitgebuit (dus bij elke vorm van uitbuiting), vooronderstelt het Schadefonds ernstig letsel.

E.1 De uitkering aan het slachtoffer met letsel

Aard van de uitkering
De uitkering die het Schadefonds verstrekt aan slachtoffers met ernstig fysiek en/of psychisch letsel is een tegemoetkoming voor het overkomen onrecht en leed (immateriële schade) en eventuele financiële schade die hierdoor is geleden, zoals kosten voor medische hulp en vermindering van inkomsten. Het Schadefonds keert ongedifferentieerd uit, dat wil zeggen niet apart voor immateriële schade en financiële schade.
Hoe wordt de uitkering bij letsel bepaald?
Het Schadefonds kan een uitkering verstrekken aan slachtoffers van geweldsmisdrijven, die daardoor ernstig fysiek of psychisch letsel hebben opgelopen. Bij het bepalen van de hoogte van de uitkering gebruikt het Schadefonds zes letselcategorieën, waaraan zes oplopende vaste bedragen zijn gekoppeld. Dit is hieronder schematisch weergegeven.
Letselcategorie Uitkering
1 € 1.000
2 € 2.500
3 € 5.000
4 € 10.000
5 € 20.000
6 € 35.000
LETSELLIJST SCHADEFONDS GEWELDSMISDRIJVEN 1 JULI 2019
In de letsellijst is bepaald dat bij letselcategorie 4 een uitkering van € 10.000,- behoort en bij letselcategorie 6 een uitkering van € 35.000,-. En voorts is daarin onder meer bepaald:

2. Psychisch letsel

2A. Vooronderstellen van ernstig psychisch letsel op basis van het geweldsmisdrijf
De lijst hieronder geeft een indicatie bij welke geweldsmisdrijven het Schadefonds zonder beoordeling van medische informatie ernstig psychisch letsel kan vooronderstellen en welke letselcategorie daarbij past. Of ernstig psychisch letsel wordt voorondersteld en welke letselcategorie hierbij past, bepaalt het Schadefonds op basis van de omstandigheden van het geval.
(…)
Letselcategorie 4
- Het verlies van twee of meer naasten door een geweldsmisdrijf of dood door schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 of artikel 307 Wetboek van Strafrecht (voor Caribisch Nederland artikel 320 Wetboek van Strafrecht BES).
- Ingeval twee of meer naasten door één opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig en blijvend letsel hebben opgelopen.
- Zedenmisdrijf met seksueel binnendringen, naar de aard en gevolgen ernstiger dan categorie 3.
Bijvoorbeeld met ernstig geweld of gedurende een langere periode stelselmatig gebeurd.
- Mensenhandel, waarbij over een langere periode sprake is van frequent fysiek geweld of bedreigingen met geweld, naar de aard en gevolgen ernstiger dan categorie 3.
Bijvoorbeeld met ernstig geweld of zeer lange duur.
- Mensenhandel, waarbij sprake is van seksuele uitbuiting met seksueel binnendringen, gedurende een langere periode, stelselmatig gebeurd.

Letselcategorie 5

- Zedenmisdrijf met seksueel binnendringen onder verzwarende omstandigheden.
Bijvoorbeeld gedurende een zeer lange periode stelselmatig gebeurd.
- Mensenhandel, waarbij sprake is van seksuele uitbuiting met seksueel binnendringen, naar de aard en gevolgen ernstiger dan categorie 4.
Bijvoorbeeld met frequent ernstig geweld of een zeer lange periode.
- Mensenhandel, waarbij sprake is van verwijdering van een (of meer) organen.

2.B. Beoordeling van psychisch letsel op basis van medische informatie

Voor de beoordeling van psychisch letsel in alle overige gevallen heeft het Schadefonds medische informatie nodig. Het is dan belangrijk dat er een diagnose is gesteld door een hulpverlener. Deze hulpverlener kan met toestemming van het slachtoffer medische informatie over het psychisch letsel aan het Schadefonds geven. Aan de hand van deze informatie bepaalt het Schadefonds of het opgelopen psychisch letsel voldoende ernstig is om voor een uitkering in aanmerking te komen en welke letselcategorie hierbij past.
BIG-registratie, NIP-dienstmerk met BAPD of NVO-registratie met BAD
Het Schadefonds gebruikt alleen medische gegevens van hulpverleners die bevoegd en bekwaam zijn om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel. Aan deze hulpverleners stelt het Schadefonds daarom de eis dat ze voor het stellen van de diagnose een BIG-registratie, een NIP-dienstmerk met Basisaantekening Psychodiagnostiek (BAPD) of een NVO-registratie met Basisaantekening Diagnostiek (BAD) moeten hebben.
Dit zijn in ieder geval de volgende hulpverleners:
- Psychiater
- GZ-Psycholoog
- Klinisch psycholoog
- Kinder- & Jeugdpsycholoog NIP
- Kinder- & Jeugdpsycholoog NIP Specialist
- Orthopedagoog-Generalist NVO met Basisaantekening Diagnostiek
- Basis-orthopedagoog NVO met Basisaantekening Diagnostiek
Via www.bigregister.nl, www.psynip.nl en www.nvo.nl/registraties kunt u vinden of een hulpverlener een BIG-registratie, NIP-dienstmerk met BAPD of NVO-registratie met BAD heeft. Als een diagnose is gesteld door een hulpverlener, die niet voldoet aan deze eisen, dan kan het Schadefonds het psychisch letsel in beginsel dus niet beoordelen. Dit kan betekenen
dat een aanvraag wordt afgewezen of dat een lagere uitkering wordt verstrekt. Om te bepalen of psychisch letsel als voldoende ernstig kan worden aangemerkt om voor een uitkering in aanmerking te komen hanteert het Schadefonds de volgende uitgangspunten. De uitgangspunten geven een indicatie of psychisch letsel ernstig is en in welke letselcategorie het past. Het Schadefonds bepaalt dit op basis van de omstandigheden van het geval.
(…)
Letselcategorie 4
Diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel en behandeling waarbij de doelen niet binnen een jaar zijn behaald, of bij herhaalde behandelingen over jaren (inclusief crisisopnames en/of klinische behandeltrajecten en/of intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding) die ieder korter dan een half jaar duurden. Het psychisch letsel leidt tot langdurige afhankelijkheid.
Letselcategorie 5
Diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel en behandeling gedurende vele jaren met periodes van klinische behandeltrajecten en/of intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding die (ieder) langer dan een half jaar, maar korter dan 2 jaar duurden. Het psychisch letsel waarvoor deze behandeling wordt gevolgd, leidt tot blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid.
Letselcategorie 6
Diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel. Het psychisch letsel leidt tot zeer grote of volledige en blijvende afhankelijkheid, zich uitend in (herhaalde) klinische behandeltrajecten en/of intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding met een duur van meer dan 2 jaar en/of continue intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding.

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraken van 27 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:146) en 27 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4253)