In deze zaak hebben eisers, wonende aan de [adres 2] te [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge. Het college had eerder een verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel [adres 1] te [plaatsnaam] als agrarisch bedrijf afgewezen. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het college verplicht is om handhavend op te treden, maar het college stelde dat er concreet zicht op legalisering was door een verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuwe stal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestaande stal op minder dan 50 meter van de woning van eisers staat, wat in strijd is met de Wet geurhinder en veehouderij. De rechtbank oordeelt dat het college in beginsel bevoegd is om handhavend op te treden, maar dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er concreet zicht op legalisering is. De rechtbank heeft het bestreden besluit II vernietigd en het college opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers met betrekking tot de dieraantallen en diercategorieën.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het college niet adequaat is ingegaan op de door eisers gestelde overlast en dat er een motiveringsgebrek is. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard voor zover het ziet op de dieraantallen en diercategorieën, en het college moet nu onderzoeken welke dieraantallen en diercategorieën feitelijk aanwezig waren op 14 december 2017 en op het moment dat door eisers om handhaving werd verzocht. De rechtbank heeft een dwangsom opgelegd voor het geval het college de termijn overschrijdt.